ECLI:NL:RBMNE:2024:3442

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10873221 \ LC EXPL 24-137
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op basis van overeenkomst van zakelijke borgtocht en de gevolgen van een vervallen betalingsregeling

In deze zaak vordert Qredits, vertegenwoordigd door de stichting Qredits Microfinanciering Nederland, dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van een openstaand krediet van € 6.567,76, inclusief contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De procedure is gestart naar aanleiding van een overeenkomst van borgtocht die gedaagde is aangegaan voor een failliete besloten vennootschap. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de tijdelijke betalingsregeling van € 250,- per maand is vervallen en dat er geen nieuwe betalingsregeling is getroffen. Gedaagde heeft aangevoerd dat hij altijd aan de betalingsregeling heeft voldaan en dat hij niet meer kan betalen dan € 250,- per maand. De kantonrechter oordeelt echter dat Qredits het openstaande bedrag in één keer mag opeisen, omdat de betalingsregeling niet meer van toepassing is. De kantonrechter wijst de vordering van Qredits toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het openstaande bedrag, de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 1 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 1 mei 2024
in de zaak met zaaknummer: 10873221 \ LC EXPL 24-137 D/51246 van
de stichting
STICHTING QREDITS MICROFINANCIERING NEDERLAND,
handelend onder de naam Qredits,
gevestigd te Almelo,
eiseres, hierna te noemen: Qredits,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 december 2023 met 7 producties;
- de mondelinge conclusie van antwoord tijdens de rolzitting van 24 januari 2024;
- het aanvullend antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties 8 en 9.
1.2.
[gedaagde] is in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek in te dienen. Van die gelegenheid heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde] is op basis van een overeenkomst van borgtocht verplicht om het restant van een verstrekt krediet aan Qredits te betalen. De vraag is of Qredits het restantbedrag in één keer volledig mag opeisen. Daarnaast moet beoordeeld worden of Qredits deze procedure terecht is gestart.

3.Wat vordert Qredits?

3.1.
Qredits vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan haar € 9.840,82 (bestaande uit € 6.567,76 aan hoofdsom, € 2.183,24 aan contractuele rente tot en met 6 december 2023 en € 1.089,82 aan buitengerechtelijke incassokosten) te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente over de hoofdsom vanaf 7 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Verder vordert Qredits dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.

4.Wat vindt [gedaagde] ?

4.1.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van Qredits. Volgens [gedaagde] heeft hij een betalingsregeling van € 250,- per maand getroffen met de gemachtigde van Qredits, is hij die regeling altijd nagekomen en kan hij ook niet meer dan € 250,- per maand betalen. Verder maakt [gedaagde] bezwaar tegen de proceskosten.

5.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
5.1.
Qredits krijgt van de kantonrechter gelijk. [gedaagde] moet € 6.567,76 met de contractuele rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten aan Qredits betalen.
Zorgplicht Qredits
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] moet worden aangemerkt als zakelijke borg. [gedaagde] heeft zich borg gesteld ten behoeve van de normale uitoefening van de inmiddels failliete besloten vennootschap [bedrijf] B.V., waarvan [gedaagde] (naar de kantonrechter begrijpt) bestuurder was toen hij de overeenkomst van borgtocht ondertekende. De bescherming die geldt bij een particuliere borgtocht – in de zin van een vergaande zorgplicht voor de kredietverstrekker – is in dit geval niet aan de orde.
De betalingsregeling van € 250,- per maand is vervallen
5.3.
[gedaagde] heeft op enig moment met (de gemachtigde van) Qredits een betalingsregeling van € 250,- per maand afgesproken. Die regeling is door de gemachtigde van Qredits bevestigd in een brief van 30 juni 2022. Uit het verweer van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat de betalingsregeling volgens [gedaagde] nog steeds geldt. Dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. In de brief van 30 juni 2022 staat namelijk – voor zover van belang – het volgende:

Wij hebben met u afgesproken dat u uw schuld in delen mag betalen. Het gaat om een tijdelijke afspraak.
(…)
Termijn Vervaldatum Bedrag(…)
1 25-07-2022 € 250,00 (…)
(…)
12 25-06-2023 € 250,00
Hoe lang duurt de voorlopige regeling?
De regeling geldt voor de duur van12termijnen, waarna deze vervalt en zal worden bepaald of voortzetten van een regeling wenselijk is.
Wat gebeurt er als de termijnen zoals vermeld in het schema zijn voldaan?
U dient dan zelf contact op te nemen met ons kantoor om een nieuwe regeling te treffen voor het restant. U dient hier zelf aan te denken. Wanneer u geen contact opneemt om een nieuwe regeling te treffen dan moet u het bedrag dat op dat moment nog niet is afgelost in één keer betalen.”.
Uit deze brief blijkt dat de tijdelijke betalingsregeling van € 250,- per maand vanaf de maand juli 2023 is komen te vervallen. De betalingsregeling geldt dus niet meer.
Er is geen nieuwe betalingsregeling getroffen
5.4.
Voor zover [gedaagde] met zijn verweer bedoelt dat er een nieuwe betalingsregeling van € 250,- per maand is afgesproken, geldt het volgende. De gemachtigde van Qredits heeft [gedaagde] op 27 juni 2023 een brief gestuurd. In deze brief wijst zij [gedaagde] op de mogelijkheid om een nieuw betalingsvoorstel te doen door het bijgevoegde formulier ‘OVERZICHT VAN INKOMSTEN EN UITGAVEN EN BETALINGSVOORSTEL’ in te vullen en binnen vijf dagen met bewijsstukken terug te sturen. Niet gebleken is dat [gedaagde] dat (op tijd) heeft gedaan. De gemachtigde van Qredits en [gedaagde] hebben in de periode vanaf 25 oktober 2023 tot en met 1 november 2023 nog wel via e-mail met elkaar gesproken over een betalingsregeling, maar daar is geen definitieve afspraak uit voortgekomen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat er geen nieuwe betalingsregeling is getroffen.
[gedaagde] moet het openstaande krediet van € 6.567,76 aan Qredits betalen
5.5.
Omdat de betalingsregeling van € 250,- per maand is vervallen en er geen nieuwe betalingsregeling is afgesproken, mag Qredits het openstaande kredietsaldo volledig opeisen. Dat [gedaagde] het openstaande bedrag niet in één keer kan betalen, is geen reden om de vordering van Qredits af te wijzen. Uit de dagvaarding begrijpt de kantonrechter dat het openstaande kredietsaldo volgens Qredits – na betalingen door [gedaagde] – nog € 6.567,76 bedraagt. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Contractuele rente
5.6.
Qredits vordert een contractuele rente van 5,75% per jaar. Uit de kredietovereenkomst tussen Qredits en [bedrijf] B.V. blijkt dat een rente van 5,75% per jaar is afgesproken (“
De rente vanaf maand 13 is5,75%per jaar”). [gedaagde] is op grond van de overeenkomst van borgtocht ook aansprakelijk voor de rente. Volgens Qredits bedraagt de rente € 2.183,24 tot en met 6 december 2023. Dit is door [gedaagde] niet weersproken en zal dan ook worden toegewezen. [gedaagde] moet ook de contractuele rente over € 6.567,76 vanaf 7 december 2023 betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
Qredits maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. Qredits heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 1.089,82 aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal in overeenstemming met het Besluit een bedrag van € 851,10 toewijzen. [gedaagde] moet dit bedrag aan Qredits betalen.
Proceskosten
5.8.
[gedaagde] voert aan dat deze procedure niet had gehoeven en alleen maar tot meer kosten voor hem leidt. Volgens [gedaagde] is het hem altijd gelukt om de betalingsregeling van € 250,- per maand op tijd en volledig na te komen. Verder zegt [gedaagde] dat hij het aflosbedrag vanaf de maand april 2024 kan verhogen naar € 450,- per maand.
5.9.
Het verweer kan [gedaagde] niet helpen. Qredits was en is niet verplicht om een betalingsregeling met [gedaagde] af te spreken. In dit geval is ook geen sprake van omstandigheden waaruit volgt dat Qredits in redelijkheid niet tot dagvaarding had kunnen overgaan. Per e-mail van 25 oktober 2023 heeft [gedaagde] stukken over zijn financiële situatie naar de gemachtigde van Qredits gestuurd. In die e-mail heeft [gedaagde] aangegeven dat hij te weinig verdient om het bedrag (naar de kantonrechter begrijpt: het bedrag van € 250,- per maand) te verhogen. De gemachtigde van Qredits heeft [gedaagde] vervolgens per e-mail van 26 oktober 2023 gevraagd om aanvullende informatie en stukken over zijn financiële situatie op te sturen. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Onder die omstandigheid is het niet onredelijk van Qredits dat zij deze procedure is gestart.
5.10.
Omdat [gedaagde] ongelijk heeft gekregen, moet hij de proceskosten betalen. Voor de conclusie van repliek zal een half punt aan salaris gemachtigde worden toegekend, omdat deze conclusie naar het oordeel van de kantonrechter moet worden aangemerkt als een akte met bijzondere inhoud. De proceskosten van Qredits worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
130,49
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
508,50
(1,5 punten × € 339,-)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.297,99
Betalingsregeling
5.11.
[gedaagde] heeft gevraagd om een nieuwe betalingsregeling. [gedaagde] en Qredits kunnen alleen samen in overleg (via de gemachtigde van Qredits) een betalingsregeling afspreken. De kantonrechter kan daar niet over beslissen, maar geeft partijen – gelet op het verweer van [gedaagde] en de bijkomende kosten – wel mee om de mogelijkheden voor een regeling te bespreken.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Qredits te betalen:
I. € 6.567,76, te vermeerderen met de contractuele rente van 5,75% per jaar vanaf 7 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
II. € 2.183,24 aan contractuele rente tot en met 6 december 2023;
III. € 851,10 aan buitengerechtelijke incassokosten;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.297,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2024.