ECLI:NL:RBMNE:2024:3441

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
16/181074-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met verminderde toerekeningsvatbaarheid en toewijzing van schadevergoeding aan benadeelde partij

Op 6 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 juli 2023 in Utrecht de keel van een slachtoffer dichtkneep en hem meermalen sloeg en schopte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met een 38z-maatregel, en wees de vordering van de benadeelde partij integraal toe, ter hoogte van € 3.216,83, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problematiek, verantwoordelijk was voor zijn daden, maar dat zijn geestelijke toestand een rol speelde in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, die leed aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de mishandeling. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 22 april 2024, waarbij de rechtbank de verklaringen van de betrokken partijen en de beschikbare bewijsmiddelen heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/181074-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (voormalig Sovjet-Unie, huidig Oekraïne),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] ,
[postcode] te [plaats] , hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 november 2023, 22 november 2023, 22 januari 2024 en 22 april 2024. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 22 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. van der Veldt en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Aygün, advocaat te Breukelen naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat mr. S. Aytemür, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 juli 2023 in Utrecht de keel van [slachtoffer] dicht heeft geknepen en hem meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen en geschopt. Dat is primair ten laste gelegd als poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en subsidiair als eenvoudige mishandeling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om deze strafzaak inhoudelijk te beoordelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel en verdachte evenmin opzet - ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op het toebrengen daarvan. Verdachte handelde namelijk vanuit een psychose en onder invloed van middelen. Voor zover de rechtbank toekomt aan beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde, heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van het schoppen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijs
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer] (hierna: aangever). Hieronder zal de rechtbank waar nodig uitleggen waarom zij tot deze beslissingen komt en zal de rechtbank ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen in bijlage II van dit vonnis.
4.3.2
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het oordeel van de rechtbank dat het handelen van verdachte een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel oplevert tegenover aangever, vindt de rechtbank het volgende van belang. Voor een bewezenverklaring moet sprake zijn van opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of verdachte met zijn gedragingen dat opzet heeft gehad.
Verdachte en aangever hebben verschillend verklaard over de gebeurtenissen op 20 juli 2023. Volgens verdachte heeft hij aangever slechts één klap gegeven en hem mogelijk bij de nek vastgepakt. Aangever heeft verklaard over meerdere verschillende geweldshandelingen die op hem zijn toegepast. De rechtbank gaat uit van de verklaring van aangever, omdat deze steun vindt in de beschrijving van de camerabeelden en het geconstateerde letsel. Zo werd door de politie op de camerabeelden gezien dat het geweld van verdachte verder ging dan een enkele klap en vastpakken bij de nek. Gezien werd dat verdachte aangever aanhoudend achtervolgde, hem tweemaal bij de keel/nek vastpakte en dat aangever viel nadat verdachte hem greep. Uit de beschrijving van de beelden volgt ook dat verdachte en aangever niet steeds (goed) in beeld waren. De rechtbank gelooft echter niet dat er op die momenten waarop beiden uit beeld waren er geen geweldshandelingen hebben plaatsgevonden. Verder volgt uit het verslag van de spoedeisende hulp dat aangever op meerdere plekken op het lichaam letsel had overgehouden aan de aanval van verdachte.
Op basis van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het volgende is gebeurd:
Aangever is uit het niets aangevallen door verdachte, waarbij verdachte onder meer heeft gezegd “ik vermoord je”. Aangever probeerde weg te komen en verdachte ging achter aangever aan. Verdachte zei vervolgens wederom tegen aangever “ik ga je vermoorden” en “je kan niet ontsnappen”. Op het moment dat verdachte de aangever te pakken kreeg, hield verdachte hem met kracht bij de keel vast, waarna aangever meermalen in het gezicht werd geslagen. Daarna greep verdachte de aangever wederom bij de keel, waardoor aangever geen lucht meer kreeg. Verdachte duwde aangever vervolgens naar de grond waarna verdachte de aangever meermalen sloeg en schopte. Aangever probeerde vervolgens weg te komen, maar viel om een onbekende reden weer op de grond. Aangever voelde vervolgens meerdere inslagen van trappen of slagen door verdachte. Toen een andere man aangever te hulp schoot, zag aangever kans om te vluchten.
Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Nu de rechtbank uitgaat van de verklaring van aangever, gaat de rechtbank er ook van uit dat verdachte uitspraken heeft gedaan als “je kan niet ontsnappen” en “ik ga je vermoorden”. Gelet op de aanvallende houding van verdachte naar aangever in combinatie met de door verdachte gedane uitspraken en gepleegde geweldshandelingen, concludeert de rechtbank dat verdachte (vol) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. De rechtbank ziet hiervoor bevestiging in het voortduren van de gepleegde geweldshandelingen. Verdachte ging door met slaan en schoppen nadat aangever weg was gekomen, maar in de vlucht was gevallen en dit hield uiteindelijk pas op toen aangever geholpen werd door een omstander. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen voor het primair ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 20 juli 2023 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] heeft vastgepakt ter hoogte van zijn keel/hals, de keel van voornoemde [slachtoffer] heeft dichtgeknepen waardoor die [slachtoffer] geen lucht kreeg, die [slachtoffer] meermalen tegen het hoofd en het lichaam (met gebalde vuist) heeft geslagen en gestompt en geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op: poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft gevorderd om aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals die door de reclassering zijn geadviseerd en deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn psychische problematiek. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, in geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt overwogen, te bepalen dat die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Indien de rechtbank voornemens is een hogere straf op te leggen, dan verzoekt de raadsman om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Zonder enige aanleiding heeft verdachte de hem onbekende aangever, die onderweg was naar zijn werk, aangevallen. Daarbij heeft verdachte gezegd “je kan niet ontsnappen” en “ik ga je vermoorden”. Het moet voor aangever erg beangstigend zijn geweest dat verdachte vervolgens de daad bij het woord leek te voegen door hem stevig bij de keel te grijpen, en op meerdere plekken op het lichaam te slaan en te schoppen. Nadat aangever uit de greep van verdachte los wist te komen en weg probeerde te komen, viel verdachte hem nogmaals aan. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Dat deze gebeurtenis forse impact heeft gehad op aangever en gevoelens van angst heeft veroorzaakt, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring en de onderbouwing van de vordering benadeelde partij; bij aangever heeft de mishandeling een eenmalige depressieve episode en een posttraumatische stressstoornis ten gevolge gehad. Dat het bij een poging is gebleven is niet aan verdachte te danken.
8.3.2
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 24 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte eerder tot gevangenisstraffen is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven. Dit weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de reclasseringsrapportage van 16 januari 2024. De reclassering stelt dat verdachte bekend is met langdurige en complexe psychische- en verslavingsproblematiek. Deze problematiek is chronisch en verdachte is beperkt leerbaar. De reclassering stelt dat behandeling dan ook gericht moet zijn op stabilisatie van de psychische problematiek en het abstinent blijven van middelen. Verdachte is wel in staat om in een zeer gestructureerde en drugsarme omgeving de benodigde structuur over te nemen, zoals ook blijkt uit het voortgangsverslag van 5 april 2024. De reclassering acht het recidiverisico hoog en adviseert langdurig reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden.
Pro Justitiarapport
Verdachte heeft meegewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek, verricht door A.Z. Botermans, psychiater, en A.G. van der Weijden, psycholoog. Hun bevindingen en adviezen staan in een rapportage Pro Justitia van 24 november 2023. In diagnostische zin hebben beide deskundigen vastgesteld dat bij verdachte sprake is van
(i) een anders omschreven persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, (ii) een andere psychotische stoornis, mogelijk in combinatie met een andere gespecificeerde schizofreniespectrum, en (iii) een verslaving aan diverse middelen, te weten cannabis, amfetamine, cocaïne en opiaten. De psycholoog stelt daarnaast vast dat er sprake is van een verslaving aan alcohol. Alle stoornissen waren aanwezig ten tijde van de poging tot zware mishandeling en waren van invloed op verdachtes gedragskeuzes en gedragingen.
Over de manier waarop dit gebeurde en tot welk advies dit over de mate van toerekeningsvatbaarheid leidt heeft de psychiater – zakelijk weergegeven – het volgende beschreven:
Er is sprake van persoonlijkheidspathologie die zich kenmerkt door een probleem in de emotieregulatie, impulsiviteit, zelfbepalend gedrag en directe behoeftebevrediging. Bij het gebruik van middelen is er bij betrokkene vaak een toename van impulsief gedrag en psychotische symptomen. Na het gebruik van de cocaïne raakte hij in een negatieve spiraal van middelengebruik en kon niet meer overzien dat amfetamine hem in eerdere perioden dusdanig psychotisch hadden gemaakt dat dit tot gevaarlijke situaties had geleid. In dit geval heeft het gebruik van amfetamine vermoedelijk geleid tot een acuut floride psychotisch toestandsbeeld ten tijde van het tenlastegelegde. Van de ene kant had betrokkene zich bewust moeten zijn van de risico’s van zijn middelengebruik, echter zijn persoonlijkheidspathologie, verslaving aan opiaten in combinatie met de al aanwezige psychotische kenmerken hebben vermoedelijk ervoor gezorgd dat betrokkene geen verstandige keuzes heeft kunnen maken in de eerste aanleg. Dit heeft een cascade van slechte keuzes in werking gezet met het tenlastegelegde tot gevolg, waarbij de motieven voor zijn handelen uiteindelijk voortkwamen vanuit een paranoïde toestandsbeeld.
De psycholoog heeft – zakelijk weergegeven – beschreven:
Betrokkene is op het moment van het tenlastegelegde, vanuit zowel het overmatige gebruik en mogelijk psychotische overschrijding, niet in staat geweest om op een heldere wijze keuzes te maken ten aanzien van zijn gedrag of hierin bij te sturen. Voorafgaand aan het gebruik was betrokkene wel op de hoogte van het feit dat middelen een negatief effect konden hebben, of zelfs vermoedelijk zouden hebben, op zijn vermogen om helder na te denken en zijn gedrag te sturen. Hierbij is hij gezien de persoonlijkheidspathologie echter onvoldoende in staat geweest om zijn gedragskeuzes op een andere manier te maken en het gebruik van middelen te weerstaan.
Zowel de psychiater als de psycholoog hebben geadviseerd om verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt deze over en de rechtbank houdt hiermee rekening bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf.
Beide deskundigen achten het recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag hoog. De deskundigen adviseren een kader op te leggen waarbij langdurig toezicht kan worden gehouden en bij terugval in middelengebruik en/of psychotische klachten de zorg kan worden opgeschaald om het recidiverisico op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te behouden. Een tbs-maatregel of langdurige klinische opname achten de deskundigen niet passend, omdat is gebleken dat verdachte beperkt leerbaar is, terwijl dat het doel is van een dergelijke maatregel of opname. De verdachte is vooral gebaat bij het bewerkstelligen en behouden van structuur in zijn leven. Dat kan in de vorm van een langdurige proeftijd met daaraan verbonden voorwaarden. Aanvullend wordt gedacht aan het kader van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: GVM) om de benodigde structuur voor langere tijd te kunnen waarborgen en het risico op een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te houden.
Verdachte heeft op de terechtzitting laten blijken het nut in te zien van behandeling en begeleiding. Wel vindt hij dat hij het na twee jaar wel zelf moet kunnen. Voor langdurig toezicht voelt hij weinig.
8.3.3
Gevangenisstraf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Gelet daarop is een vrijheidsstraf van enkele maanden op zijn plaats. Rekening houdend met de ernst van het feit, de justitiële documentatie van verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en de rechtbank zal verdachte daar dan ook toe veroordelen, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Dit betekent dat verdachte tot het moment dat hij geschorst werd al langer in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan de rechtbank aan gevangenisstraf oplegt. Verdachte hoeft dus niet terug de gevangenis in. Ruimte voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank niet (zie navolgende overwegingen).
8.3.4
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
Gelet op de voornoemde adviezen, vindt de rechtbank het wel noodzakelijk dat verdachte (aanvullend) wordt behandeld en langdurig onder toezicht wordt gesteld, om herhaling van soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen. Er is bij verdachte immers sprake van ernstige stoornissen die doorwerking hebben gehad in het delictgedrag. Gelet op de duur van het reeds ondergane voorarrest kan behandeling en/of toezicht echter niet plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel; in dat geval zou de rechtbank – rekening houdend met aftrek van voorarrest – aan verdachte een (voorwaardelijke) straf moeten opleggen die het gebruikelijke in dergelijke omstandigheden ver te boven gaat.
De rechtbank maakt zich zorgen op het moment dat verdachte zonder enig kader of toezicht op straat komt te staan. De deskundigen hebben in de adviezen duidelijk gemotiveerd dat het risico op gewelddadig gedrag in het geval van verdachte bij het wegvallen van structuur hoog is. De rechtbank ziet dan ook, anders dan de officier van justitie, aanleiding om aan verdachte een GVM op te leggen ter bescherming van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen. Aan de wettelijke vereisten is voldaan. De verdachte wordt immers veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam en waar meer dan vier jaar gevangenisstraf op staat.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 3.216,83. Dit bedrag bestaat uit € 716,83 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van de benadeelde partij integraal toe te wijzen, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het eigen risico aangevoerd dat uit de bij de vordering gevoegde stukken door de benadeelde partij niet € 385,00, maar slechts € 45,43 is betaald. Ten aanzien van de medicijnkosten, de kledingkosten en de kilometervergoeding heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
9.3.1
Materiële schade
Eigen risico
De benadeelde partij vordert € 385,00 aan eigen risico. Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade heeft geleden, nu de benadeelde partij voor de behandeling van de gevolgen van het bewezen verklaarde zijn eigen risico heeft moeten aanspreken. De rechtbank stelt vast dat de in de vordering in bijlage 1 genoemde bedragen bij elkaar opgeteld uitkomen op een bedrag van € 385,00, waarmee de rechtbank van oordeel is dat de benadeelde partij onderbouwd heeft dat hij € 385,00 aan eigen risico heeft moeten betalen. De rechtbank zal deze schadepost dan ook geheel toewijzen.
Overige schadeposten
De benadeelde partij vordert € 29,29 aan medicijnkosten, € 190,00 aan kledingkosten en € 112,54 aan reiskosten. Ook deze schade is het gevolg van het bewezen verklaarde. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist. De rechtbank zal deze schadeposten dan ook geheel toewijzen omdat deze haar ook niet onbillijk voorkomen.
9.3.2
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde fysiek letsel heeft opgelopen. Dit letsel vormt grondslag voor toewijzing van gevorderde immateriële schade. Voorts is gebleken dat bij benadeelde partij sprake is van geestelijk letsel in de zin van een eenmalige depressieve episode en een posttraumatische stressstoornis, waarvoor de benadeelde partij wordt behandeld. Gelet op de uit het dossier gebleken feiten en omstandigheden en toekenning van schadevergoedingen in vergelijkbare zaken, vindt de rechtbank toewijzing van een bedrag van € 2.500,00 billijk.
9.3.3
Toewijzing
De rechtbank zal gelet op het voorgaande verdachte veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.216,83, bestaande uit een vergoeding van € 716,83 voor materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente als volgt:
  • over een bedrag van € 2.690,00 vanaf 20 juli 2023;
  • over een bedrag van € 18,44 vanaf 25 juli 2023;
  • over een bedrag van € 10,85 vanaf 18 augustus 2023;
  • over een bedrag van € 385,00 vanaf 26 september 2023;
  • over een bedrag van € 112,54 vanaf 6 mei 2024.
De rechtbank veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij voor het ontstaan van de schade. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de proceskosten, op dit moment begroot op nihil.
9.3.4
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.216,83 te betalen, te vermeerderen met de voornoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 42 dagen gijzeling. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.Voorlopige hechtenis

Aangezien verdachte niet wordt veroordeeld tot een straf of maatregel die langere vrijheidsbeneming met zich brengt dan de duur die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, heft de rechtbank op het per 24 januari 2024 geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.216,83;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente onderstaande momenten tot de dag van volledige betaling:
over een bedrag van € 2.690,00 vanaf 20 juli 2023;
over een bedrag van € 18,44 vanaf 25 juli 2023;
over een bedrag van € 10,85 vanaf 18 augustus 2023;
over een bedrag van € 385,00 vanaf 26 september 2023;
over een bedrag van € 112,54 vanaf 6 mei 2024;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 3.216,83 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente onderstaande momenten tot de dag van volledige betaling:
over een bedrag van € 2.690,00 vanaf 20 juli 2023;
over een bedrag van € 18,44 vanaf 25 juli 2023;
over een bedrag van € 10,85 vanaf 18 augustus 2023;
over een bedrag van € 385,00 vanaf 26 september 2023;
over een bedrag van € 112,54 vanaf 6 mei 2024;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] heeft vastgepakt ter hoogte van zijn keel/hals, de keel van voornoemde
[slachtoffer] heeft dichtgeknepen (waardoor die [slachtoffer] geen lucht kreeg) en/of die [slachtoffer]
meermalen, althans éénmaal, tegen het hoofd en/of het lichaam (met gebalde vuist)
heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 juli 2023 te Utrecht
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] bij zijn keel/hals te pakken, de keel van
voornoemde [slachtoffer] dicht te knijpen (waardoor die [slachtoffer] geen lucht kreeg) en/of die
[slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, op het hoofd en/of het lichaam (met gebalde
vuist) te slaan en/of te stompen en/of te schoppen.
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II: de bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 21 juli 2023, voor zover inhoudende:
Ik zag verdachte. [2] Ik hoorde dat de man iets riep als "je hoort hier niet" en "ik vermoord je". Ik probeerde weg te komen. Ik zag dat de verdachte achter mij aan kwam. Ik hoorde dat de verdachte riep "ik wil je vermoorden", "ik ga je vermoorden" en "je kan niet ontsnappen".
Midden op het terras haalde de verdachte mij in. De man hield mij van voren bij de keel vast. Ik werd door de verdachte eerst, met kracht, met een vlakke hand op mijn linker wang geslagen. Ik zag dat de verdachte mij hierop met een gebalde vuist, met kracht tegen mijn hoofd sloeg. Ik werd geraakt op mijn linker oogkas. De tweede klap (vuistslag) beef alleen om mijn arm. Ik zag en voelde dat de verdachte mij bij mijn keel greep. Ik voelde dat ik hierdoor geen adem meer kon halen. Ik voelde dat de verdachte mij met kracht naar de grond duwde. Ik zag dat de verdachte mij meermalen sloeg en meermalen trapte. Ik zag dat de verdachte met een gebalde vuist sloeg. Ik weet dat ik meermalen geraakt ben op mijn heup, bovenbeen, rug, en achterhoofd. Op enig moment wist ik overeind te komen en weg te rennen de parkeerplaats op.
Halverwege de parkeerplaats viel ik op de grond. Ik lag weer op elle bogen en knieën ineen gedoken. Ik voelde meerdere inslagen van trappen en of slagen. De verdachte stond over mij heen.
Er kwam iemand die mij hielp. [3]
De man duwde de verdachte weg en ging tussen mij en de verdachte instaan. Ik zag een mogelijkheid om weg te rennen en rende het kinderdagverblijf binnen. [4]
Een proces-verbaal van 21 juli 2023 met een beschrijving van camerabeelden, voor zover inhoudende:
Verdachte komt op het slachtoffer afgerend. [5] Slachtoffer rent weg bij de verdachte. Verdachte rent achter het slachtoffer aan. Ondertussen maakt verdachte grijpende beweging naar het slachtoffer. Verdachte pakt met zijn rechterhand het slachtoffer ter hoogte van zijn keel. Verdachte klemt het slachtoffer met zijn rechterarm vast. Verdachte legt zijn handen in de nek van het slachtoffer. Met zijn rechterhand pakt hij de rechterschouder van het slachtoffer. [6] Zodra het slachtoffer is opgestaan en op beide benen staat, maakt de verdachte een slaande beweging met gebalde vuist en gestrekte arm richting het hoofd van het slachtoffer. [7]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 april 2024:
Ik heb op 20 juli 2023 in Utrecht het slachtoffer geslagen en bij de nek vastgehouden.
Brief SEH-arts van 20 juli 2023:
CWK (rechtbank begrijpt: cervicale wevelkolom) drukpijnlijk
Longen VAG beiderzijds, enige drukpijn linker hemithorax [8]
Schaafwond linker knie, drukpijn laterale epicondyl femur
Extremiteiten: FROM (rechtbank begrijpt: Full Range of Motion) van armen en benen, wel drukpijnlijk
Heup links: mogelijk impingement linker heup, dan wel toch fractuur
Diagnose: multipele contusies [9]

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld betreffen de processen-verbaal op ambtseed of ambtsbelofte, in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakte processen-verbaal. De processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de processen-verbaal van 22 juli 2023, genummerd PL0900-2023220149. De processen-verbaal zijn opgemaakt door de politie Midden-Nederland. De bewijsmiddelen zijn zakelijk weergegeven.
2.P. 9.
3.P. 10.
4.P. 11.
5.P. 42.
6.P. 43.
7.P. 44.
8.P. 53.
9.P. 54.