ECLI:NL:RBMNE:2024:3439

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
16/080628-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak tegen betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 april 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen een betrokkene, geboren in 1987. De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 april 2024, waar de officier van justitie, mr. P. Jansen, een bedrag van € 36.223,66 heeft gevorderd als wederrechtelijk verkregen voordeel. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. K.R. Koopman, heeft betoogd dat de vordering moet worden afgewezen, aangezien er integrale vrijspraak is bepleit in de strafzaak tegen de betrokkene en er geen voordeel zou zijn genoten.

De rechtbank heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat de betrokkene vrijgesproken is van de ten laste gelegde feiten waarop de vordering is gebaseerd. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, en dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. J. van Buel. Mr. A.A.T. Werner was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/080628-21 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer op de vordering van de officier van justitie tot ontneming
in de zaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De vordering is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 8 april 2024. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. P. Jansen en van hetgeen betrokkene en mr. K.R. Koopman, advocaat te Zeist, naar voren hebben gebracht.

2.VORDERING

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel, welk voordeel door de officier van justitie is geschat op € 36.223,66. Daarbij is gevorderd de betalingsverplichting hoofdelijk op te leggen.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu integrale vrijspraak is bepleit in de strafzaak tegen betrokkene en betrokkene bovendien geen voordeel heeft genoten.

3.BEOORDELING VAN DE VORDERING

Bij vonnis van heden is betrokkene vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten waarop de officier van justitie de vordering heeft gebaseerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.

4.TOEGEPAST WETSARTIKEL

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.BESLISSING

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Blanke, voorzitter, mr. G.A. Bos en mr. A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 april 2024.
Mr. Werner is buitens staat dit vonnis mede te ondertekenen.