ECLI:NL:RBMNE:2024:3436

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10763099
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke toewijzing van luchtvrachtkosten met betrekking tot een transportovereenkomst en discussie over invoerrechten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap, aangeduid als [eiseres], en een gedaagde, handelend onder de naam [handelsnaam]. De procedure betreft een geschil over luchtvrachtkosten die [eiseres] aan [handelsnaam] in rekening heeft gebracht na het transport van een partij handschoenen van Shanghai naar Nederland. De eiseres vorderde een bedrag van € 19.405,64 inclusief btw voor luchtvrachtkosten, terwijl de gedaagde stelde dat dit bedrag te hoog was en dat er al een eerder bedrag van € 12.405,01 was betaald voor het transport.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde nog een bedrag van € 8.676,54 inclusief btw aan [eiseres] moet betalen. Dit bedrag is het resultaat van een gedeeltelijke toewijzing van de vordering, waarbij de rechter oordeelde dat de invoerrechten waren inbegrepen bij het 'all in'-tarief dat in de offerte was opgenomen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de gedaagde niet op de hoogte was gesteld van extra kosten voor invoerrechten, wat leidde tot de conclusie dat deze kosten niet apart in rekening konden worden gebracht.

Daarnaast heeft de kantonrechter de wettelijke handelsrente toegewezen vanaf 8 januari 2023 en de gedaagde veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en afspraken tussen partijen in commerciële overeenkomsten, vooral met betrekking tot kosten en tarieven.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak met zaaknummer: 10763099 \ MC EXPL 23-6349 D/51246 van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. I.J. van der Horst ( [bedrijf 1] B.V.),
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [handelsnaam] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 oktober 2023 met 13 producties;
- de conclusie van antwoord met 4 producties, mondeling toegelicht tijdens de rolzitting van 1 november 2023;
- de conclusie van repliek met producties 14 tot en met 18;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[handelsnaam] heeft van het bedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) een partij handschoenen gekocht. Vervolgens heeft [handelsnaam] [eiseres] ingeschakeld om de handschoenen vanuit Shanghai naar haar magazijn in Nederland te vervoeren. Op 14 oktober 2022 heeft [eiseres] de handschoenen bij [handelsnaam] afgeleverd. Op 28 oktober 2022 heeft [eiseres] aan [handelsnaam] een factuur van € 12.405,01 inclusief btw gestuurd. Dit bedrag bestaat uit afhandelingskosten, kosten voor wegvervoer en kosten die verband houden met invoerrechten. [handelsnaam] heeft de factuur volledig aan [eiseres] betaald. Op 8 december 2022 heeft [eiseres] nog een factuur van € 19.405,64 inclusief btw voor luchtvrachtkosten aan [handelsnaam] gestuurd. [handelsnaam] heeft die factuur onbetaald gelaten. Daarom is [eiseres] deze procedure gestart. Zij eist dat [handelsnaam] de luchtvrachtkosten van € 19.405,64 inclusief btw met rente en kosten aan haar betaalt. [handelsnaam] is het daar niet mee eens. Zij vindt dat [eiseres] in totaal te veel bij haar in rekening heeft gebracht.

3.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
3.1.
[handelsnaam] moet nog € 8.676,54 inclusief btw met rente en kosten aan [eiseres] betalen. De vordering van [eiseres] wordt dus gedeeltelijk toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
De offerte van 20 september 2022 is het uitgangspunt
3.2.
[eiseres] vordert betaling van de factuur van € 19.405,64 inclusief btw. Deze factuur ziet op luchtvrachtkosten (“
Freight Charges”). Volgens [eiseres] is de factuur gebaseerd op een tarief in een offerte die zij in een e-mail van 20 september 2022 aan [handelsnaam] heeft gestuurd (hierna ook: de offerte). In deze email schrijft [eiseres] – voor zover van belang – het volgende:

Could you please confirm our quote and give us your approval with signed POA?
[Quote]
Incoterms: FOB
Air Freight (PVG to AMS): CNY48/kg (all in)
Handling charges except delivery: see attached PDF files.
Delivery charge (charter truck): TBA
[POA (DV)]
Could you sign the attached word file “Model DV”?
Please also send us the latest KvK so that customs can check the signer is indeed registered on KvK.”.
Volgens [eiseres] heeft [handelsnaam] deze offerte (en dus het tarief van CNY48/kg) aanvaard in een e-mail van 26 september 2022. In deze email schrijft [handelsnaam] – voor zover van belang – het volgende:

See attached the documents.
Let me know what else you need from me.”.
3.3.
[handelsnaam] stelt daartegenover dat zij telefonisch met [eiseres] een totaalprijs van € 12.405,01 voor het volledige transport heeft afgesproken, welk bedrag [handelsnaam] volledig heeft betaald.
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de e-mail van 26 september 2022 impliciet dat [handelsnaam] akkoord is gegaan met de offerte. [handelsnaam] maakt namelijk geen bezwaar tegen de geoffreerde kosten en stuurt de door [eiseres] verzonden documenten ondertekend retour, zodat de overeenkomst kan worden uitgevoerd. Dat partijen telefonisch een totaalprijs van € 12.405,01 voor het volledige transport hebben afgesproken en dus van de offerte zijn afgeweken, blijkt nergens uit. Het lag op de weg van [handelsnaam] om dit standpunt verder toe te lichten. Dat heeft [handelsnaam] niet gedaan. Zij heeft bijvoorbeeld niet uitgelegd wanneer de telefonische afspraak zou zijn gemaakt en hoe partijen tijdens het telefoongesprek tot een bedrag van € 12.405,01 zijn gekomen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat er geen (andere) prijsafspraken zijn gemaakt dan in de offerte van 20 september 2022. Die offerte is het uitgangspunt voor de verdere beoordeling.
De invoerrechten vallen onder het tarief “CNY48/kg (all in)
in de offerte
3.5.
[handelsnaam] voert aan dat zij de factuur van 8 december 2022 niet had verwacht, omdat [eiseres] haar vóór de levering niet over extra kosten op de hoogte heeft gebracht. Volgens [handelsnaam] had zij de handschoenen niet door [eiseres] laten vervoeren als zij had geweten dat zij naast het bedrag van € 12.405,01 inclusief btw nog een bedrag van € 19.405,64 inclusief btw zou moeten betalen. Uit dit verweer begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] volgens [handelsnaam] met de twee facturen van in totaal € 31.810,65 inclusief btw te veel bij haar in rekening heeft gebracht.
3.6.
Volgens [eiseres] blijkt uit de offerte van 20 september 2022 duidelijk dat naast de luchtvrachtkosten ook betaald zou moeten worden voor de afhandelingskosten, de afleverkosten (naar de kantonrechter begrijpt: de kosten voor wegvervoer), de invoerrechten en een toeslag voor het voorschieten van de invoerrechten en btw.
3.7.
De vraag is of partijen overeenstemming hebben bereikt over een totaalbedrag van € 31.810,65 inclusief btw voor het transport van de handschoenen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. Uit de offerte (en de e-mail van 26 september 2022) blijkt dat [handelsnaam] het door [eiseres] aangeboden tarief van “
CNY48/kg (all in)” heeft aanvaard. Welke kosten zijn inbegrepen bij “
all in” staat niet in de offerte vermeld. Uit de offerte blijkt wel wat volgens [eiseres] niet onder “
all in” valt, namelijk de afhandelingskosten (“
Handling charges except delivery”) en de kosten voor wegvervoer (“
Delivery charge (charter truck)”). Die kosten worden namelijk apart benoemd. Dat geldt niet voor de kosten die verband houden met de invoerrechten. [handelsnaam] hoefde daarom niet uit de tekst van de offerte te begrijpen dat [eiseres] naast het tarief voor de luchtvrachtkosten, de afhandelingskosten en de kosten voor wegvervoer ook nog kosten die verband houden met de invoerrechten in rekening zou brengen.
3.8.
[eiseres] stelt dat [handelsnaam] (naar de kantonrechter begrijpt: bij het aanvaarden van de offerte) wist dat zij luchtvrachtkosten, afhandelingskosten, kosten voor wegvervoer en kosten die verband houden met de invoerrechten zou moeten betalen. Om dit standpunt te onderbouwen heeft [eiseres] e-mails van 31 augustus 2022 en 6 september 2022 van [handelsnaam] aan [bedrijf 2] (de verkoper van de handschoenen en een partner van [eiseres] ) ingediend. In deze emails schrijft [handelsnaam] – voor zover van belang – het volgende aan [bedrijf 2] :

We agreed on:
Flexibility from us:
*Later shipment in 3 drops
*Pay for higher shipping costs from your warehouse and everything by air
*Pay 3 times shipping costs to our customers instead of 1
*Pay 3 times the handling costs for all shipments
*Pay 3 times all the importation costs”.
Verder heeft [eiseres] een offerte van omgerekend € 19.761,33 inclusief btw van haar zusteronderneming [eiseres] ( [bedrijf 3] ) Co. Ltd. ingediend. Volgens [eiseres] heeft [handelsnaam] die offerte – die alleen zou zien op luchtvrachtkosten – op 9 september 2022 via [bedrijf 2] ontvangen, waarna [handelsnaam] bij [bedrijf 2] heeft aangegeven dat zij met [eiseres] wilde samenwerken. De offerte van 20 september 2022 komt volgens [eiseres] overeen met de offerte van haar zusteronderneming. Tot slot stelt [eiseres] nog dat [handelsnaam] in november 2021 ook een zending via [eiseres] heeft laten afhandelen en dat er toen ook invoerrechten bij [handelsnaam] in rekening zijn gebracht.
3.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de omstandigheden die [eiseres] naar voren heeft gebracht haar niet helpen. Uit de e-mails van 31 augustus 2022 en 6 september 2022 volgt inderdaad dat de kosten die verband houden met de invoerrechten in de onderlinge verhouding tussen [handelsnaam] en [bedrijf 2] voor rekening van [handelsnaam] (zouden) komen. Dat betekent alleen nog niet dat [handelsnaam] uit de offerte van 20 september 2022 had moeten begrijpen dat die kosten naast het “
all in”-tarief door [eiseres] in rekening zouden worden gebracht. De kosten komen namelijk ook voor rekening van [handelsnaam] (en niet van [bedrijf 2] ) als zij onder het “
all in”-tarief vallen. Verder geldt dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [handelsnaam] niet is gebaseerd op de offerte van de zusteronderneming van [eiseres] van omgerekend € 19.761,33 inclusief btw. [handelsnaam] heeft – na contact te hebben gehad met [bedrijf 2] – rechtstreeks contact opgenomen met [eiseres] . [eiseres] heeft vervolgens de offerte van 20 september 2022 aan [handelsnaam] uitgebracht. In de offerte van [eiseres] wordt niet verwezen naar de offerte van haar zusteronderneming. Er wordt ook niet verwezen naar prijsafspraken tussen [eiseres] en [handelsnaam] uit het verleden. De offerte van 20 september 2022 is een op zichzelf staand aanbod van [eiseres] . In dat aanbod staat een “
all in”-tarief. Als de kosten die verband houden met de invoerrechten niet bij dit tarief waren inbegrepen, had [eiseres] dat expliciet in de offerte van 20 september 2022 duidelijk moeten maken. Dat geldt al helemaal omdat [eiseres] [handelsnaam] in de offerte verzoekt om de bijgevoegde ‘machtiging directe vertegenwoordiging’ ondertekend retour te sturen (“
Could you please (…) give us your approval with signed POA?”), wat [handelsnaam] ook heeft gedaan. Volgens [eiseres] heeft deze machtiging tot gevolg dat zij namens [handelsnaam] zorgdraagt voor de invoeraangifte en ook namens [handelsnaam] de invoerrechten betaalt (voorschiet) aan de douane. Het lag op de weg van [eiseres] om in de offerte te vermelden dat als [handelsnaam] de machtiging zou ondertekenen, zij daarmee akkoord zou gaan met extra kosten die verband houden met de invoerrechten. Dat heeft [eiseres] niet gedaan. Verder is ook niet gebleken dat partijen op een later moment (vóór de levering) de (doorbelasting van de) kosten voor invoerrechten hebben besproken. [handelsnaam] mocht er dan ook van uitgaan dat die kosten bij het geoffreerde tarief van CNY48/kg waren inbegrepen. Dat is het aanbod waarmee [handelsnaam] heeft ingestemd en dat is dus ook wat partijen zijn overeengekomen.
[eiseres] heeft de invoerrechten ten onrechte bovenop het tarief gefactureerd
3.10.
[eiseres] stelt dat het totaalbedrag van € 19.405,64 inclusief btw aan luchtvrachtkosten is gebaseerd op het overeengekomen tarief van CNY48/kg. Dit is door [handelsnaam] niet weersproken. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat het bedrag van € 19.405,64 inclusief btw correct door [eiseres] is berekend. [handelsnaam] zou dit bedrag op basis van de onderlinge afspraken aan [eiseres] moeten betalen. Daar staat tegenover dat [eiseres] op 28 oktober 2022 een bedrag van in totaal € 10.729,10 inclusief btw aan invoerrechten en toeslag voor het voorschieten van de invoerrechten heeft gefactureerd. Deze kosten vallen onder het overeengekomen tarief van CNY48/kg. [eiseres] mocht deze kosten dus niet extra – naast de factuur van € 19.405,64 inclusief btw – bij [handelsnaam] in rekening brengen. [handelsnaam] heeft de onterecht gefactureerde kosten van in totaal € 10.729,10 inclusief btw al wel aan [handelsnaam] betaald. Daartoe was [handelsnaam] niet verplicht. De kantonrechter zal dit bedrag verrekenen met de factuur van € 19.405,64 inclusief btw. Dat betekent dat [handelsnaam] nog een bedrag van € 8.676,54 inclusief btw aan [eiseres] moet betalen. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
3.11.
[eiseres] vordert de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In dit geval is sprake van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, omdat het gaat om een zakelijke overeenkomst tussen professionele partijen. [eiseres] baseert de ingangsdatum van de gevorderde wettelijke handelsrente op de vervaldag van de factuur (in dit geval 8 december 2022, dezelfde dag als de factuurdatum). Niet gesteld of gebleken is dat partijen deze termijn zijn overeengekomen. Dat de termijn op de factuur staat vermeld is onvoldoende, omdat het daarbij ook kan gaan om een eenzijdig door [eiseres] vastgestelde termijn. Bij gebrek aan een overeengekomen betalingstermijn moet [handelsnaam] de wettelijke handelsrente betalen vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop zij de factuur heeft ontvangen. Dat volgt uit artikel 6:119a lid 1 sub a BW. De kantonrechter gaat ervan uit dat [handelsnaam] de factuur van 8 december 2022 dezelfde dag per e-mail heeft ontvangen. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen vanaf 8 januari 2023 tot aan de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.12.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter moet beoordelen of [handelsnaam] met betaling van het verschuldigde bedrag van € 8.676,54 inclusief btw in verzuim is geraakt. Uit de door [eiseres] ingediende stukken blijkt dat haar gemachtigde [handelsnaam] op 21 maart 2023 heeft aangemaand om de openstaande factuur binnen zeven dagen te betalen. Omdat [handelsnaam] het bedrag van € 8.676,54 inclusief btw niet binnen die termijn heeft betaald, is zij in verzuim geraakt. Dat betekent dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 969,06 aan buitengerechtelijke incassokosten is niet in overeenstemming met de hoogte van de toegewezen hoofdsom. De kantonrechter zal conform de staffel een bedrag van € 808,83 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen. [handelsnaam] moet dit bedrag aan [eiseres] betalen.
Proceskosten
3.13.
Omdat [handelsnaam] niet heeft betaald wat zij aan [eiseres] verschuldigd is, is [eiseres] terecht tot dagvaarding overgegaan. [handelsnaam] moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Het toe te wijzen bedrag aan griffierecht zal worden gebaseerd op de toegewezen hoofdsom. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,45
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.439,45
3.14.
De door [eiseres] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [eiseres] te betalen:
I. € 8.676,54 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 8 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
II. € 808,83 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4.2.
veroordeelt [handelsnaam] in de proceskosten van € 1.439,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [handelsnaam] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [handelsnaam] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
veroordeelt [handelsnaam] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening zijn betaald;
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.