ECLI:NL:RBMNE:2024:3432

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/16/560551 / FA RK 23-1438
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in echtscheidingsprocedure met internationale elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit bezitten. De man heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en heeft daarnaast verzoeken tot nevenvoorzieningen ingediend. De vrouw heeft verweer gevoerd en primair de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen, subsidiair heeft zij geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn verzoeken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 19 juni 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend bij de rechtbank in Marokko, die op [echtscheidingsdatum] 2024 de echtscheiding heeft uitgesproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de echtscheiding in Marokko is uitgesproken na een behoorlijke rechtspleging en dat de Marokkaanse rechter bevoegd was. De rechtbank in Nederland erkent de beslissing van de Marokkaanse rechter, waardoor zij zich op grond van artikel 12 Rv onbevoegd verklaart om kennis te nemen van het echtscheidingsverzoek van de man en de verzoeken tot nevenvoorzieningen. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door de verzoekende partij en belanghebbenden worden aangevochten bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/560551 / FA RK 23-1438
Echtscheiding
Beschikking van 4 juni 2024
in de zaak van:
[man],
wonende op een bij de rechtbank bekend geheim adres,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Cortet,
tegen
[vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J. el Hannouche.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • van de man een verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 juli 2023;
  • van de vrouw een incidenteel verzoek exceptie van litispendentie, tevens houdende een voorwaardelijk verweer en voorwaardelijke zelfstandige verzoeken van
  • van de man een verweerschrift van 8 december 2023, tevens houdende een vermeerdering/wijziging van haar verzoeken, met bijlagen;
  • van de vrouw een (voorwaardelijk) verweer inzake de vermogensrechtelijke afwikkeling van 5 februari 2024;
  • van de vrouw een brief van 4 april 2024 met bijlage;
  • van de man een e-mail van 29 april 2024.
1.2.
Ingevolge artikel 1:279 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de rechtbank geen mondelinge behandeling (zitting) bepaald.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [trouwdatum] 2004 met elkaar getrouwd in [plaats 1] .
2.2.
Partijen hebben de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
2.3.
Partijen zijn de ouders van:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2018 in [geboorteplaats] .
2.4.
De man verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Daarnaast heeft de man een aantal verzoeken tot het treffen van nevenvoorzieningen ingediend.
2.5.
De vrouw voert verweer en concludeert primair tot onbevoegdheid van de rechtbank ten aanzien van de verzoeken van de man. Subsidiair concludeert de vrouw tot niet ontvankelijkheid van de man in zijn verzoeken. Voor het geval de rechtbank zich bevoegd acht, heeft de vrouw zelfstandige verzoeken ingediend.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw op 19 juni 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend bij de rechtbank in [plaats 2] , Marokko en dat deze rechtbank bij uitspraak van [echtscheidingsdatum] 2024 de echtscheiding tussen hen heeft uitgesproken.
3.2.
Artikel 10:57 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk in Nederland wordt erkend, indien zij is tot stand gekomen door de beslissing van een rechter en indien aan die rechter daartoe rechtsmacht toekwam. Vast staat dat de man (middels zijn advocaat in Marokko) in de procedure in Marokko is verschenen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat hier sprake is van een behoorlijke rechtspleging. Nu beide partijen tevens de Marokkaanse nationaliteit bezitten, is naar het oordeel van de rechtbank de Marokkaanse rechter naar internationale maatstaven bevoegd om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank erkent daarom de beslissing van de Marokkaanse rechter. Dat de beslissing in Nederland kan worden erkend, staat ook niet tussen partijen ter discussie.
3.3.
Nu de rechtbank in Marokko de echtscheiding tussen partijen reeds heeft uitgesproken en deze uitspraak in Nederland wordt erkend, is de rechtbank ingevolge artikel 12 Rv onbevoegd om van het echtscheidingsverzoek van de man kennis te nemen. Dit geldt dan ook ten aanzien van de verzoeken over de nevenvoorzieningen. Dat de nevenvoorzieningen, zoals de man stelt, ook afzonderlijk (zonder dat sprake is van een echtscheidingsverzoek) kunnen worden ingediend maakt dit niet anders. Dat is hier niet het geval. De verzoeken zijn ingediend als verzoeken tot het treffen van nevenvoorzieningen in het kader van de onderhavige echtscheidingsprocedure.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart zich onbevoegd.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. V.M.M. van Amstel, rechter, in samenwerking met mr. K.A.H. Verhoeven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!