ECLI:NL:RBMNE:2024:3431

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
YTR 23-2862-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 mei 2024 uitspraak gedaan op het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 25 juli 2023. In die eerdere uitspraak had de rechtbank zich onbevoegd verklaard om te oordelen over het beroep van de opposant, omdat de brief en het e-mailbericht waartegen het beroep zich richtte, niet afkomstig waren van een bestuursorgaan en derhalve geen besluiten waren. Hierdoor stond er geen rechtsmiddel open voor de opposant, wat leidde tot de onbevoegdheid van de rechtbank.

De rechtbank heeft in het verzet beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was en of er twijfel bestond over de uitkomst. De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel was over de uitkomst van het beroep en dat de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) correct was. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig was.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opposant in zijn verzetschrift niet heeft aangetoond waarom hij het niet eens was met het eerdere oordeel. De overige argumenten van de opposant werden niet verder besproken. De beslissing was dat het verzet ongegrond was en de eerdere uitspraak van 25 juli 2023 bleef in stand. De uitspraak is openbaar uitgesproken en tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2862-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 mei 2024 op het verzet van

[opposant] , uit [woonplaats] , opposant,

(gemachtigde: mr. R. Grijpstra),

en

de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop
In de uitspraak van 25 juli 2023 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om te oordelen op het beroep van opposant. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1] Hieronder legt de rechtbank dat uit.
2. Het beroep van opposant richtte zich tegen de brief van de griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 1 februari 2023 en tegen het e-mailbericht van deze commissie van 24 april 2023. In de uitspraak van 25 juli 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat deze brief en e-mail niet afkomstig waren van een bestuursorgaan en dat het daarmee geen besluiten zijn. Om die reden heeft tegen deze brief en e-mail geen rechtsmiddel opengestaan voor opposant. Dientengevolge was de rechtbank onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Awb.
3. In deze verzetszaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank op 25 juli 2023 terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was. Oordelend in verzet, kijkt de rechtbank (nog) niet of opposant gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank tot het oordeel komt dat de uitspraak van de rechtbank van 25 juli 2023 niet juist was.
4. De rechtbank heeft in de uitspraak van 25 juli 2023 terecht geoordeeld dat er geen twijfel bestond over de uitkomst van het beroep en mitsdien over de toepassing van artikel 8:54 van de Awb. Uit het door opposant ingediende verzetschrift blijkt niet waarom hij het niet eens is met dit oordeel. De overige argumenten die opposant in het verzetschrift heeft aangevoerd, behoeven dan ook geen bespreking.
5. Het verzet is daarom ongegrond. De uitspraak van de rechtbank van 25 juli 2023 blijft in stand.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. Khalloufi, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:55, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)