ECLI:NL:RBMNE:2024:3430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10717781
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en vernietiging van algemene voorwaarden in een civiele procedure

In deze civiele procedure vordert de eiseres, een besloten vennootschap, betaling van openstaande facturen door de gedaagde, eveneens een besloten vennootschap. De eiseres heeft in maart 2023 werkzaamheden aan vrachtwagens van de gedaagde uitgevoerd, waarvoor zij verschillende facturen heeft gestuurd. De gedaagde heeft de facturen van in totaal € 5.737,69 inclusief btw niet betaald en voert aan dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd. De eiseres legt aan haar vordering ten grondslag dat de gedaagde in verzuim is geraakt door het niet betalen van de facturen en dat zij recht heeft op contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde betwist de verschuldigdheid van de facturen en stelt dat de eiseres haar nooit in kennis heeft gesteld van de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde de openstaande facturen moet betalen, omdat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres grotendeels toe, inclusief de wettelijke rente en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak met zaaknummer: 10717781 \ MC EXPL 23-5411 D/51246 van
de besloten vennootschap
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. G.J.C. Rooijmans-Schakenraad,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [A] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 september 2023 met 4 producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek met producties 5 tot en met 7;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] heeft in maart 2023 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] (reparatie)werkzaamheden aan voertuigen van [gedaagde] uitgevoerd. De voertuigen zijn door [eiseres] ook APK-gekeurd.
2.2.
Bij factuur van 14 maart 2023 heeft [eiseres] een bedrag van € 1.329,83 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht. De factuur bestaat uit kosten voor werkzaamheden met betrekking tot een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 1] . Er zijn kosten in rekening gebracht voor een APKkeuring, voor (de montage van) een nieuwe schakelkabel en voor het verhelpen van een storing in het uitlaatsysteem.
2.3.
Na de werkzaamheden van de factuur van 14 maart 2023 is [gedaagde] opnieuw met de vrachtwagen bij [eiseres] geweest omdat er een probleem zou zijn met schakelen. [eiseres] heeft de gemonteerde schakelkabel toen gecontroleerd.
2.4.
Bij factuur van 24 maart 2023 heeft [eiseres] een bedrag van € 2.683,61 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht. De factuur bestaat uit kosten voor werkzaamheden met betrekking tot een vrachtwagen met het kenteken [kenteken 2] . Er zijn kosten in rekening gebracht voor een APKkeuring en voor (de montage van) nieuwe hoeksteunen voor de laadklep van een vrachtwagen met het kenteken.
2.5.
De nieuwe hoeksteunen zijn ongeveer twee weken na montage door [eiseres] gescheurd. [eiseres] heeft [gedaagde] vervolgens geadviseerd om de laadklep door een carrosseriebedrijf (hierna: [onderneming] ) te laten repareren.
2.6.
[onderneming] heeft in opdracht van [gedaagde] nieuwe hoeksteunen op het chassis van de vrachtwagen gemonteerd.
2.7.
Bij factuur van 11 mei 2023 heeft [eiseres] een bedrag van € 1.724,25 inclusief btw bij [gedaagde] in rekening gebracht. Het gefactureerde bedrag ziet op kosten voor het afstellen van de druk van het hydraulische systeem van een voertuig van [gedaagde] . Op de factuur staan ook de werkzaamheden van [onderneming] vermeld. Voor die werkzaamheden zijn door [eiseres] geen kosten in rekening gebracht.
2.8.
[gedaagde] heeft de facturen van [eiseres] van in totaal € 5.737,69 inclusief btw niet betaald.
2.9.
In de ‘Algemene voorwaarden zakelijke markt van BOVAG autodealers’ (hierna: de algemene voorwaarden) staat – voor zover van belang – het volgende:

Artikel 11 – Betaling
(…)
2. Bij aankopen of bij opdrachten op rekening dient de betaling uiterlijk veertien dagen na factuurdatum te zijn ontvangen (…).
(…)
4. Indien de koper/opdrachtgever de totale overeengekomen prijs niet of niet tijdig heeft voldaan, is hij zonder ingebrekestelling in verzuim. Onverminderd de verkoper/reparateur verder toekomende rechten, is de verkoper/reparateur in een dergelijk geval gerechtigd de wettelijke rente vermeerderd met 3% over het achterstallige bedrag te berekenen per dag vanaf de betreffende vervaldag.
5. Indien de verkoper/reparateur genoodzaakt is een vordering ter incasso uit handen te geven, komen, afgezien van de verkoper/reparateur verdere toekomende aanspraken op schadevergoeding, alle daaronder vallende kosten, zowel de gerechtelijke als de buitengerechtelijke, welke laatste minimaal op vijftien (15) procent van het achterstallige bedrag met een minimum van 114 euro gesteld worden, voor rekening van de wederpartij.”.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 6.803,16 (bestaande uit € 5.737,69 aan hoofdsom, € 204,82 aan contractuele rente tot en met 11 september 2023 en € 860,65 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met primair de contractuele rente en subsidiair de wettelijke handelsrente over € 5.737,69 vanaf 23 augustus 2023 tot de dag van volledige betaling. Verder vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de openstaande facturen van in totaal € 5.737,69 inclusief btw aan haar moet betalen. Verder baseert [eiseres] de door haar gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten op artikel 11 van de algemene voorwaarden.
3.3.
[gedaagde] voert aan dat zij de factuur van 24 maart 2023 en sommige posten van de factuur van 14 maart 2023 niet hoeft te betalen, omdat [eiseres] geen goed werk heeft geleverd. Volgens [gedaagde] heeft zij de factuur van 11 mei 2023 nog niet betaald, omdat zij eerst de problemen met de facturen van 14 en 24 maart 2023 opgelost wilde hebben. Verder voert [gedaagde] aan dat [eiseres] haar nooit in kennis heeft gesteld van de algemene voorwaarden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
4.1.
[eiseres] krijgt van de kantonrechter grotendeels gelijk. [gedaagde] moet de openstaande facturen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
Factuur van 14 maart 2023
4.2.
[gedaagde] voert aan dat zij van de factuur van 14 maart 2023 van € 1.329,83 inclusief btw een bedrag van € 711,33 niet hoeft te betalen. Volgens [gedaagde] was de storing in het uitlaatsysteem na de werkzaamheden door [eiseres] nog steeds aanwezig en kon zij de vrachtwagen na montage van de nieuwe schakelkabel door [eiseres] niet meer naar de eerste versnelling schakelen. Deze problemen zijn volgens [gedaagde] niet door [eiseres] verholpen. Uiteindelijk is de schakelkabel volgens [gedaagde] door een derde vervangen.
4.3.
[eiseres] stelt daar tegenover dat zij de schakelkabel correct heeft gemonteerd en dat die bij de controle – toen [gedaagde] de vrachtwagen vanwege een vermeend schakelprobleem opnieuw langsbracht – goed bleek te functioneren. Na de controle heeft [gedaagde] volgens [eiseres] ook niet meer over de schakelkabel geklaagd. De storing in het uitlaatsysteem was volgens [eiseres] direct na de eerste werkzaamheden verholpen. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] ook nooit bij haar gemeld dat de storing niet was opgelost.
4.4.
De kantonrechter begrijpt uit het verweer van [gedaagde] dat zij zich op het standpunt stelt dat [eiseres] de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd en daarmee tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Een tekortkoming heeft op zichzelf genomen niet het rechtsgevolg dat [gedaagde] de factuur niet hoeft te betalen. Een tekortkoming kan wel recht geven op de bevoegdheid om de betalingsverplichting op te schorten, om de overeenkomst te ontbinden of om aanspraak te maken op schadevergoeding. [gedaagde] heeft geen van deze rechtsgevolgen aan haar verweer verbonden. Het verweer kan [gedaagde] alleen daarom al niet helpen. Maar ook als [gedaagde] wel een rechtsgevolg had ingeroepen, zou haar verweer geen doel treffen. Omdat [eiseres] de door [gedaagde] aangevoerde tekortkoming heeft weersproken, lag het op de weg van [gedaagde] om verder (met stukken) te onderbouwen dat [eiseres] tekort is geschoten. Dat heeft [gedaagde] onvoldoende gedaan. [gedaagde] heeft alleen een ongedateerde foto van een storingsmelding op het dashboard en schermafbeeldingen van een website met (productgegevens van) een schakelkabel ingediend. Hieruit blijkt niet dat de storing in het uitlaatsysteem na de werkzaamheden door [eiseres] nog steeds aanwezig was en dat de door [eiseres] gemonteerde schakelkabel niet goed functioneerde. [gedaagde] heeft ook geen stukken van een derde ingediend waaruit zou kunnen blijken dat de schakelkabel vervangen moest worden omdat deze niet geschikt was of niet goed door [eiseres] was gemonteerd. Verder blijkt ook nergens uit dat [gedaagde] (na de controle) bij [eiseres] heeft geklaagd dat de problemen met de vrachtwagen niet waren verholpen. Op grond van het voorgaande is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Ook om die reden wordt aan het verweer van [gedaagde] voorbij gegaan.
4.5.
[gedaagde] voert nog aan dat zij voor de reparatie zelf een geschikte schakelkabel bij [eiseres] had aangeleverd, maar dat [eiseres] zelf (naar de kantonrechter begrijpt: onnodig) voor een nieuwe schakelkabel heeft gezorgd. [eiseres] stelt daartegenover dat de door [gedaagde] aangeleverde schakelkabel niet bleek te passen, waarna zij een originele schakelkabel heeft besteld.
4.6.
Uit het verweer van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat zij bezwaar maakt tegen de materiaalkosten voor de door [eiseres] bestelde schakelkabel. Die kosten bedragen volgens de factuur € 229,52 exclusief btw. Naar het oordeel van de kantonrechter moet [gedaagde] deze kosten aan [eiseres] betalen. Vast staat dat de door [eiseres] bestelde schakelkabel is gemonteerd. Dat [gedaagde] zelf een geschikte kabel had aangeleverd en de door [eiseres] bestelde kabel dus overbodig was, blijkt nergens uit. Het lag op de weg van [gedaagde] om dit standpunt verder (met stukken) te onderbouwen. De door [gedaagde] ingediende schermafbeeldingen van een website met (productgegevens van) een schakelkabel zijn onvoldoende. Hieruit blijkt namelijk niet dat [gedaagde] die specifieke kabel bij [eiseres] heeft aangeleverd en dat die kabel geschikt was voor de betreffende vrachtwagen. De kantonrechter gaat daarom voorbij aan dit verweer.
4.7.
Omdat [gedaagde] de verschuldigdheid en de hoogte van de factuur verder niet heeft weersproken, zal de kantonrechter het bedrag van € 1.329,83 inclusief btw toewijzen. Dat betekent dat [gedaagde] dit bedrag aan [eiseres] moet betalen.
Factuur van 24 maart 2023
4.8.
Volgens [gedaagde] hoeft zij de factuur van 24 maart 2023 van € 2.683,61 inclusief btw niet te betalen. Zij voert aan dat [eiseres] geen originele steunen heeft geleverd en dat de nieuwe steunen niet door [eiseres] aan het chassis zijn gelast maar alleen zijn geschroefd, waardoor ze al binnen twee weken waren gescheurd.
4.9.
[eiseres] stelt daartegenover dat zij de nieuwe steunen correct heeft gemonteerd en dat deze van hetzelfde materiaal waren gemaakt als de oude steunen. Volgens [eiseres] zijn de nieuwe steunen gescheurd door overbelasting van de laadklep door [gedaagde] .
4.10.
[gedaagde] heeft geen rechtsgevolgen aan haar verweer verbonden, zodat het verweer alleen daarom al faalt (zie ook onder 4.4). Ook als [gedaagde] wel een rechtsgevolg had ingeroepen, zou het verweer niet opgaan. In dit geval is namelijk niet relevant of de door [eiseres] geleverde hoeksteunen gebrekkig waren (gemonteerd). [eiseres] heeft onweersproken gesteld dat de facturatie van de werkzaamheden van [onderneming] die opnieuw hoeksteunen heeft geplaatst, via haar is verlopen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat [gedaagde] geen rechtstreekse betaling aan [onderneming] heeft gedaan en dat in plaats daarvan [eiseres] de kosten van [onderneming] heeft betaald en deze niet heeft doorbelast aan [gedaagde] . Uit de factuur van 11 mei 2023 blijkt ook dat [eiseres] de kosten voor het werk van [onderneming] niet (bovenop de factuur van 24 maart 2023) aan [gedaagde] heeft doorbelast. Hieruit volgt dat [eiseres] de kosten voor het herstel van de laadklep voor haar rekening heeft genomen. Volgens [gedaagde] functioneert de laadklep na het werk van [onderneming] naar behoren. Dit betekent dat [eiseres] haar verplichting uit de overeenkomst (namelijk: reparatie van de laadklep) correct is nagekomen. [gedaagde] is daarom de kosten voor de (montage van de) nieuwe hoeksteunen op de factuur van 24 maart 2023 aan [eiseres] verschuldigd. Omdat [gedaagde] de verschuldigdheid en de hoogte van de factuur verder niet heeft weersproken, zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 2.683,61 inclusief btw toewijzen. [gedaagde] moet dit bedrag aan [eiseres] betalen.
Factuur van 11 mei 2023
4.11.
Volgens [gedaagde] is zij de factuur van 11 mei 2023 aan [eiseres] verschuldigd, maar heeft zij de factuur nog niet betaald omdat de problemen met de facturen van 14 en 24 maart 2023 nog niet waren opgelost. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [gedaagde] haar betalingsverplichting heeft opgeschort. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet terecht. Niet is komen vast te staan dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de werkzaamheden op de facturen van 14 en 24 maart 2023. [gedaagde] mocht haar verplichting om de factuur van 11 mei 2023 te voldoen alleen daarom al niet opschorten. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld om het bedrag van € 1.724,25 inclusief btw aan [eiseres] te betalen.
Rente
4.12.
[eiseres] vordert primair de contractuele rente zoals opgenomen in artikel 11.4 van de algemene voorwaarden. Volgens [gedaagde] is zij niet van de algemene voorwaarden in kennis gesteld.
4.13.
[gedaagde] heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet weersproken. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de algemene voorwaarden op de (reparatie)overeenkomsten tussen partijen van toepassing zijn. Uit het verweer van [gedaagde] begrijpt de kantonrechter dat [gedaagde] een beroep doet op vernietiging van de algemene voorwaarden op grond van artikel 6:233 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Gelet op dit verweer lag het op de weg van [eiseres] om (met stukken) duidelijk te maken dat zij [gedaagde] voor of bij het sluiten van de (reparatie)overeenkomsten een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (zie HR 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD1394). [eiseres] heeft echter geen toelichting gegeven of stukken ingediend waaruit zou kunnen blijken dat zij de algemene voorwaarden aan [gedaagde] heeft toegestuurd of dat zij [gedaagde] naar de algemene voorwaarden heeft verwezen. [gedaagde] beroept zich daarom terecht op vernietiging van de algemene voorwaarden. Dit betekent dat [eiseres] de gevorderde rente niet op de algemene voorwaarden kan baseren.
4.14.
Subsidiair vordert [eiseres] de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de vervaldag van de oudste factuur (naar de kantonrechter begrijpt: 28 maart 2023). In dit geval is sprake van een handelsovereenkomst, omdat het gaat om een zakelijke overeenkomst tussen professionele partijen. [eiseres] baseert de ingangsdatum van de gevorderde handelsrente (naar de kantonrechter begrijpt) op de betalingstermijn van veertien dagen die op de factuur van 14 maart 2023 staat vermeld. Uit niets blijkt dat partijen deze termijn daadwerkelijk zijn overeengekomen. Dat de termijn op de factuur staat vermeld is onvoldoende, omdat het daarbij ook kan gaan om een eenzijdig door [eiseres] vastgestelde termijn. In artikel 11.2 van de algemene voorwaarden is weliswaar een betalingstermijn opgenomen, maar dat biedt geen grondslag voor de vordering van [eiseres] (zie onder 4.13). Bij gebrek aan een overeengekomen betalingstermijn is [gedaagde] op grond van artikel 6:119a lid 1 sub a BW de wettelijke handelsrente verschuldigd vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de factuur heeft ontvangen. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde] elke factuur uiterlijk twee dagen na de betreffende factuurdatum heeft ontvangen. De wettelijke handelsrente zal dan ook worden toegewezen vanaf 16 april 2023 voor wat betreft de factuur van 14 maart 2023, vanaf 26 april 2023 voor wat betreft de factuur van 24 maart 2023 en vanaf 13 juni 2023 voor wat betreft de factuur van 11 mei 2023.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
[eiseres] baseert de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten primair op artikel 11.5 van de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden bieden echter geen grondslag voor de door [eiseres] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (zie onder 4.13).
4.16.
Subsidiair baseert [eiseres] de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter moet beoordelen of [gedaagde] met betaling van de openstaande facturen in verzuim is geraakt. Uit de stellingen en ingediende stukken van [eiseres] blijkt dat de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] meerdere aanmaningen heeft gestuurd, waarin zij [gedaagde] heeft gesommeerd om de openstaande facturen binnen een bepaalde termijn te betalen. Omdat [gedaagde] niet binnen (één van) de gegeven termijn(en) tot betaling is overgegaan, is zij in verzuim geraakt. Het Besluit is daarom van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag van € 860,65 aan buitengerechtelijke incassokosten is niet in overeenstemming met de hoogte van de toegewezen hoofdsom. De kantonrechter zal conform de staffel een bedrag van € 800,88 aan buitengerechtelijke incassokosten toewijzen. [gedaagde] moet dit bedrag aan [eiseres] betalen.
Proceskosten
4.17.
[gedaagde] moet de proceskosten (inclusief nakosten) van [eiseres] betalen, omdat [gedaagde] grotendeels ongelijk heeft gekregen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.436,44
4.18.
De door [eiseres] gevorderde wettelijke handelsrente over de proceskosten is niet toewijsbaar, omdat proceskosten niet voortvloeien uit een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. De wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW zal, als het mindere van de wettelijke handelsrente, wel worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
I. € 1.329,83 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 16 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
II. € 2.683,61 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 26 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
III. € 1.724,25 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW hierover vanaf 13 juni 2023 tot de dag van volledige betaling;
IV. € 800,88 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.436,44, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.