ECLI:NL:RBMNE:2024:3429

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10806585
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van facturen voor kinderopvang en vernietiging van oneerlijk BIK-beding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres], en de bewindvoerder van een minderjarige, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres heeft facturen voor kinderopvang ingediend ter waarde van € 2.494,19, die de bewindvoerder niet heeft betwist, maar wel bezwaar heeft gemaakt tegen de proceskostenveroordeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bewindvoerder € 1.994,19 aan openstaande facturen moet betalen, maar heeft de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Dit omdat de kantonrechter oordeelde dat de algemene voorwaarden van eiseres een oneerlijk beding bevatten met betrekking tot de incassokosten, wat in strijd is met de wettelijke regeling. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, omdat eiseres onnodige kosten heeft gemaakt door geen contact op te nemen met de bewindvoerder voorafgaand aan de dagvaarding. De beslissing houdt in dat de bewindvoerder de wettelijke rente moet betalen vanaf de dag van dagvaarding en dat de proceskosten door beide partijen zelf gedragen worden.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak met zaaknummer: 10806585 \ MC EXPL 23-6872 D/51246 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
rechtsopvolger van [onderneming 1] B.V., [onderneming 2] B.V. en [onderneming 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: L.V. Snijder en H.J. Boswinkel,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
handelend in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[onderbewindgestelde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: de bewindvoerder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 7 november 2023 met 8 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de akte van [eiseres] met productie 9;
- de akte van de bewindvoerder.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiseres] heeft het minderjarige kind van [onderbewindgestelde] opgevangen. Hiervoor heeft [eiseres] [onderbewindgestelde] facturen gestuurd. Volgens [eiseres] moet de bewindvoerder in totaal € 2.494,19 aan facturen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen. De bewindvoerder heeft dit niet weersproken, maar maakt wel bezwaar tegen de proceskostenveroordeling die [eiseres] heeft gevorderd.

3.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
3.1.
De bewindvoerder moet € 1.994,19 met de wettelijke rente aan [eiseres] betalen. De buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen en de proceskosten zullen worden gecompenseerd. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
De bewindvoerder moet € 1.994,19 aan openstaande facturen betalen
3.2.
Hoewel de bewindvoerder het gevorderde bedrag van € 2.494,19 niet heeft weersproken, is dit bedrag niet volledig toewijsbaar. [eiseres] heeft in de dagvaarding zes facturen opgesomd waarvan zij betaling vordert. Volgens de opsomming zou de factuur met factuurnummer 837227 € 812,85 bedragen. Uit de factuur (die [eiseres] heeft ingediend) blijkt dat dit bedrag niet klopt. De factuur bedraagt niet € 812,85 maar € 312,85. De bewindvoerder moet daarom niet € 2.494,19 maar € 1.994,19 aan [eiseres] betalen. De kantonrechter zal het bedrag van € 1.994,19 toewijzen.
[eiseres] heeft aan haar informatieverplichtingen voldaan
3.3.
Op de overeenkomst zijn de informatieplichten van artikel 6:230m, artikel 6:230t en artikel 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. De kantonrechter heeft geconstateerd dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan.
Ambtshalve toets van algemene voorwaarden
3.4.
[eiseres] vordert wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Op de overeenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden kinderopvang BMK gecombineerd met Aanvullende voorwaarden [eiseres] ’ uit 2023 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of [eiseres] in de overeenkomst of in de algemene voorwaarden een beding heeft opgenomen over incassokosten en rente die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen hierover dat [onderbewindgestelde] (die de overeenkomst als consument met [eiseres] is aangegaan) daardoor aanzienlijk wordt benadeeld, waardoor het beding door de kantonrechter vernietigd zou moeten worden.
De bewindvoerder moet de wettelijke rente over de facturen betalen
3.5.
In artikel 17 van de algemene voorwaarden is een beding over de rente opgenomen:
ARTIKEL 17 – De betaling / Niet-tijdige betaling
(…)
4. De Ondernemer zendt na het verstrijken van de betalingsdatum een Schriftelijke
betalingsherinnering en geeft de Ouder de gelegenheid binnen 14 dagen na
ontvangst van deze betalingsherinnering alsnog te betalen. (…)
5. Als na het verstrijken van de termijn genoemd in de betalingsherinnering nog steeds
niet is betaald, brengt de ondernemer rente in rekening vanaf het verstrijken van de
in de factuur genoemde uiterste betalingsdatum. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente.
ARTIKEL 17 – Aanvulling [onderneming 3]
Betaling/niet-tijdige betaling
(…)

De factuur wordt maandelijks in de laatste week vóór de opvangmaand verstuurd. (…) De factuur dient per maand bij vooruitbetaling te worden voldaan, en wel vóór de eerste van de maand waarop de factuur betrekking heeft.
(…)

Indien een factuur niet binnen de betalingstermijn is voldaan, is/zijn de ouder(s) van rechtswege in verzuim.”.
Deze regeling sluit aan bij de wettelijke bepaling over rente (artikel 6:119 BW) en is daarom niet oneerlijk. Volgens [eiseres] bedraagt de wettelijke rente € 111,86 tot en met 24 oktober 2023. [eiseres] heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe zij aan dit bedrag is gekomen. Daarom is niet duidelijk geworden of zij de rente over een hoofdsom van € 1.994,19 of (onterecht) over een hoofdsom van € 2.494,19 heeft berekend. Het gevorderde bedrag van € 111,86 is daarom niet toewijsbaar. De kantonrechter zal de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van dagvaarding.
De bewindvoerder hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen
3.6.
In artikel 17 van de algemene voorwaarden is een beding over de buitengerechtelijke incassokosten opgenomen:
ARTIKEL 17 – De betaling / Niet-tijdige betaling
(…)
6. Door de Ondernemer gemaakte buitengerechtelijke kosten om betaling van een
schuld van de Ouder af te dwingen, kunnen aan de Ouder in rekening worden
gebracht. De hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten is onderworpen aan wettelijke grenzen.
(…)
ARTIKEL 17 – Aanvulling [onderneming 3]
Betaling/niet-tijdige betaling

Als ook na het verzenden van een betalingsherinnering en/of aanmaning binnen 7 dagen geen betaling heeft plaatsgevonden, is [onderneming 3] genoodzaakt incassomaatregelen te treffen. De buitengerechtelijke kosten bedragen in dat geval maximaal 15% van de ter incasso aangeboden vordering - met een minimum van € 48,40 - en komen voor rekening van de ouder(s).”.
Volgens de tekst van het beding zijn de incassokosten verschuldigd als binnen zeven dagen na het verzenden van een betalingsherinnering en/of aanmaning geen betaling heeft plaatsgevonden. Uit de wet (artikel 6:96 lid 6 BW) volgt dat [onderbewindgestelde] (althans de bewindvoerder) pas incassokosten moet betalen als zij van [eiseres] een zogenoemde ‘veertiendagenbrief’ heeft ontvangen en niet binnen veertien dagen na ontvangst van die brief tot betaling is overgegaan. De kantonrechter is van oordeel dat het beding uit “
ARTIKEL 17 – aanvulling [onderneming 3]” ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het beding is dan ook oneerlijk ten opzichte van [onderbewindgestelde] en wordt daarom vernietigd. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Dat betekent dat de bewindvoerder de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 452,70 niet aan [eiseres] hoeft te betalen.
De proceskosten worden gecompenseerd
3.7.
De bewindvoerder voert aan dat deze procedure en de daarmee gepaard gaande kosten voorkomen hadden kunnen worden als [eiseres] vóór de dagvaarding contact met hem (naar de kantonrechter begrijpt: en niet alleen met [onderbewindgestelde] ) had opgenomen. Volgens de bewindvoerder had hij dan kunnen schetsen dat de schuldpositie van [onderbewindgestelde] uitzichtloos is en dat er meerdere beslagen op het inkomen liggen. [eiseres] stelt daartegenover dat zij [onderbewindgestelde] meerdere aanmaningen heeft gestuurd en dat zij de dagvaarding aan [onderbewindgestelde] heeft aangekondigd.
3.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onnodig proceskosten gemaakt. De bewindvoerder heeft onweersproken naar voren gebracht dat het bewind van [onderbewindgestelde] in het register is ingeschreven. Dat register is openbaar. [eiseres] (althans haar gemachtigde) had dus van het bewind op de hoogte kunnen zijn als zij het register had gecontroleerd. De kantonrechter gaat ervan uit dat (de gemachtigde van) [eiseres] in dat geval contact met de bewindvoerder had opgenomen, wat zij nu niet heeft gedaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [eiseres] zich er niet achter verschuilen dat zij [onderbewindgestelde] aanmaningen en een aankondiging van de dagvaarding heeft gestuurd. [eiseres] legt de verantwoordelijkheid daarmee volledig bij [onderbewindgestelde] , terwijl het bewind er nu juist voor is bedoeld om die verantwoordelijkheid van [onderbewindgestelde] te verleggen naar de bewindvoerder. Het bewind is er niet voor niets. Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter de proceskosten compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan [eiseres] € 1.994,19,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 7 november 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
4.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.3.
verklaart de veroordeling onder 4.1 uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.