ECLI:NL:RBMNE:2024:3428

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/3431, UTR 24/3700, UTR 24/3563 en UTR 24/3701
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor ligplaats in Spiegelwaal voor historische schepen tijdens Erfgoedtour

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 31 mei 2024, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld van de Landelijke Vereniging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig. De vereniging heeft toestemming gevraagd om van 18 tot en met 21 juli 2024 ligplaats te nemen in de Spiegelwaal in Nijmegen, in het kader van een landelijke Erfgoedtour ter viering van haar 50-jarig jubileum. De Hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Oost-Nederland had deze aanvraag eerder afgewezen, omdat hij vond dat de nautische belangen zwaarder wegen dan de belangen van de vereniging. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat de HID een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en dat de vereniging wel degelijk toestemming moet krijgen, onder bepaalde voorwaarden. De voorzieningenrechter stelt dat de belangen van de vereniging, die een uniek evenement organiseert, zwaarder wegen dan de risico's die de HID heeft genoemd. De rechtbank verleent toestemming voor het innemen van ligplaats, maar legt daarbij voorwaarden op om de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer te waarborgen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging door de autoriteiten en de mogelijkheid om in bijzondere gevallen van het ligplaatsverbod af te wijken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/3431, UTR 24/3700, UTR 24/3563 en UTR 24/3701
uitspraak van de voorzieningenrechter van 31 mei 2024 op de beroepen en de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker/eiser sub 1], uit [woonplaats] , verzoeker/eiser en
de Landelijke Verenging tot Behoud van het Historisch Bedrijfsvaartuig,gevestigd in Amsterdam, verzoekster/eiseres (de vereniging),
en

de Hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Oost-Nederland, de HID

(gemachtigde: mr. C. klein Gunnewiek).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op de verzoeken om een voorlopige voorziening en de beroepen van eiser en de vereniging tegen de afwijzing van een aanvraag voor het verlenen van toestemming om van 18 juli 2024 tot en met 21 juli 2024 met hun schepen ligplaats in te nemen in de Spiegelhaven in Nijmegen.
1.1.
De HID heeft deze aanvraag met het besluit van 22 december 2023 afgewezen. Eiser en de vereniging hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen (zaaknummers UTR 24/3431 en UTR 24/3563).
1.2.
Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 op de bezwaren van eiser en de verenging is de HID bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser en de verenging hebben tegen dat besluit beroepen ingesteld (zaaknummers UTR 24/3700 en UTR 24/3701). De voorlopige voorzieningen worden daarom geacht hangende beroep te zijn gedaan.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser in persoon en als gemachtigde van de vereniging en [A] , […] van de vereniging. Namens de HID zijn verschenen zijn gemachtigde, [B] en [C] , nautisch adviseurs en [D] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist zij ook op het beroep van eiser en de vereniging daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de toestemming niet mocht worden geweigerd. De rechtbank neemt zelf het besluit om aan eiser en de vereniging toestemming te verlenen om, onder bepaalde voorwaarden, ligplaats te nemen in de Spiegelwaal in de periode van 18 tot en met 21 juli 2024. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
4. De vereniging is de grootste behoudsorganisatie voor varend erfgoed. De vereniging heeft op 4 september 2023 de aanvraag ingediend in verband met een landelijke Erfgoedtour met historische schepen, die wordt georganiseerd in het kader van het 50-jarig jubileum van de vereniging. De Erfgoedtour, bestaande uit 15 etappeplaatsen, start op 6 juli 2024 in Middelburg en eindigt op 18 augustus 2024 in Hasselt. Een van de beoogde etappeplaatsen is de Spiegelhaven in Nijmegen. Het vaste aantal deelnemende schepen is 30 en per etappeplaats kan dat aantal hoger zijn. Voor de etappe naar Nijmegen doen 50 schepen mee. Het langste schip dat wil deelnemen is 50 meter lang en 6,60 meter breed. Eiser neemt deel met zijn motorschip [naam] van 24,70 meter lang en 4,30 meter breed. De periode waarop de aanvraag ziet valt gedeeltelijk samen met de Vierdaagse feesten in Nijmegen; die vinden plaats van 13 juli 2024 tot en met 19 juli 2024.
Wat houdt het besluit van de HID in?
5. De HID heeft de aanvraag van de vereniging afgewezen op grond van artikel 7.02, eerste lid en artikel 9.12, eerste lid, van het Rijnvaartpolitiereglement 1995 (Rpr). Op grond hiervan mag een schip in de Spiegelwaal geen ligplaats innemen. De HID ziet in dit geval geen aanleiding om met toepassing van artikel 9.12, derde lid van de Rpr een bijzonder geval aan te nemen en het innemen van een ligplaats in de Spiegelwaal toe te staan. De HID heeft aan dat besluit het volgende ten grondslag gelegd. Er zijn vanwege het ligplaatsverbod geen aanlegvoorzieningen. Als er vervolgens veel schepen tegelijk aanmeren, valt niet uit te sluiten dat er schade aan de oevers of aan de instroomdrempel optreedt. [1] Bovendien is de Spiegelwaal niet ingericht en bedoeld als ligplaats voor tientallen schepen. Voor schepen langer dan 20 meter geldt een invaarverbod en de remmingwerken op de brugpijlers zijn niet berekend op een aanvaring door schepen van dat formaat. Het invaren van de schepen levert daarmee een risico op voor de veiligheid van zwemmers en waterrecreanten en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer. [2] Als toestemming wordt gegeven om ligplaats te nemen, kan bij anderen de indruk ontstaan dat het is toegestaan om ligplaats te nemen in de Spiegelwaal. Ook is er een risico dat de schepen het water verontreinigen en dat is weer een potentieel risico voor zwemmers en waterrecreanten in de Spiegelwaal. [3] Deze belangen wegen volgens de HID zwaarder dan het belang dat eiser en de vereniging hebben bij het ligplaats kunnen nemen in de Spiegelwaal. De HID erkent dat de Erfgoedtour een uniek evenement is, maar iedere stichting of vereniging is van mening uniek te zijn. Daar komt bij dat er in de provincie Gelderland andere plaatsen zijn waar de schepen kunnen aanleggen in het kader van de Erfgoedtour, namelijk de Waalhaven, de Kraaijenbergse Plassen, de Loowaard of Lobith.

Wat voeren eiser en de vereniging aan?

6. Eiser en de vereniging voeren aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd omdat het berust op onjuiste feiten, en omdat er geen behoorlijke afweging is gemaakt van de betrokken belangen. Volgens eiser en de vereniging zou de belangenafweging in hun voordeel moeten uitvallen. Over de risico’s die de HID ziet bij het aanmeren, stellen zij dat het ankeren van de schepen, het gebruiken van een spudpaal of met de boeg op het zand liggen beproefde nautische methodes zijn die geen risico opleveren voor schade aan de bodem of de zandoever. De schepen zijn ook volgens Europese voorschriften voor binnenvaartschepen verplicht om adequaat ankergerei veiligheidshalve gebruiksklaar aan boord te hebben. Verder komen de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer door het invaren van de schepen niet in het gedrang. Eventuele schade aan de instroomdrempel van de Spiegelwaal kan worden voorkomen door het opnemen van een voorschrift dat de schepen alleen bij een bepaalde waterstand mogen invaren. Het risico op schade aan een brug door aanvaring kan worden uitgesloten door de schepen alleen ligplaats te laten innemen op meer dan 100 meter ten westen van de Zaligebrug. Volgens eiser en de vereniging is er geen risico op verontreiniging van zwemwater. Daarbij wordt er op de Spiegelwaal ook gevaren met schepen korter dan 20 meter. De historische schepen varen met lage snelheid onder nautische begeleiding van de vlootvoogd, waarmee er geen gevaar is voor zwemmers of surfers in de Spiegelwaal. Eiser en de vereniging voeren verder aan de jubileum-erfgoedtour een uniek, eenmalig evenement is en de HID onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hier geen sprake is van een bijzondere situatie om het innemen van een ligplaats in de Spiegelwaal toe te staan. In Gelderland is verder geen andere stad die de schepen op het erfgoedtraject kan ontvangen en de Waalhaven, de Kraaienbergse Plas of Lobith, zijn niet geschikt of passen volgens eiser en de vereniging niet bij de doelstelling van de erfgoedtoer.
Wettelijk kader
7. Van toepassing zijn hier de Scheepvaartverkeerswet, het Rijvaartpolitiereglement en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer. De voor deze zaak relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage.
Heeft de HID een juiste belangenafweging gemaakt?
8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat aan de HID bij het nemen van de beslissing of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid van artikel 9.12, derde lid, van de Rpr om in afwijking van het ligplaatsverbod toestemming te verlenen, beleidsruimte toekomt. Daarbij moet de HID alle betrokken belangen afwegen. Dit betekent dat de HID moet beoordelen of de belangen uit artikel 3, eerste lid, van de Svw (de nautische belangen) bij het handhaven van het ligplaatsverbod in dit geval kunnen opwegen tegen de belangen van eiser en de vereniging bij het verlenen van de gevraagde toestemming. De voorzieningenrechter overweegt daarover het volgende.
9. De vrees van de HID dat bij anderen de indruk kan ontstaan dat je zomaar (zonder toestemming) ligplaats mag nemen in de Spiegelwaal kan geen argument zijn om de toestemming te weigeren. Er geldt dan immers nog steeds een ligplaatsverbod, en als anderen ligplaats nemen in de Spiegelwaal zonder de benodigde toestemming kan de HID daar handhavend tegen optreden. Dit heeft de HID ten onrechte bij de belangenafweging betrokken.
10. Verder had de HID moeten betrekken dat het risico op schade aan de instroomdrempel kan worden ondervangen met een voorschrift, inhoudende dat de schepen onder een bepaalde waterstand de Spiegelwaal niet mogen invaren. Eiser en de vereniging hebben dat al in bezwaar aangevoerd en de HID heeft op de zitting bevestigd dat zo’n voorschrift het risico voor schade aan de instroomdrempel weg kan nemen.
11. Datzelfde geldt voor het risico dat schepen van groter dan 20 meter in aanvaring komen met een brug waardoor er schade kan ontstaan en de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer in het geding kunnen komen. Ook dat kan worden ondervangen met een voorschrift. Op de zitting is komen vast te staan dat de schepen vanuit de sluizen in het Maas-Waalkanaal de rivier de Waal moeten oversteken naar de ingang van de Spiegelwaal, waardoor het risico feitelijk is beperkt tot een aanvaring van schepen met de Oversteek, omdat dat de eerste brug is die de schepen zullen passeren als ze de Spiegelwaal opvaren. Op de zitting is ook besproken dat dit risico kan worden ondervangen als, bij wijze van voorschrift, schepen langer dan 20 meter niet onder de Oversteek doorvaren, maar gaan aanmeren en liggen ten westen van deze brug. Daarmee passeren de schepen voor het invaren van de Spiegelwaal geen brug. De HID heeft dat op de zitting bevestigd. Zoals op de zitting besproken, kan het risico op schade aan bruggen door schepen korter dan 20 meter geen rol spelen bij de afweging om wel of geen toestemming te geven voor het ligplaats nemen, omdat er voor die schepen geen invaarverbod geldt.
12. De HID heeft in het bestreden besluit ook niet toereikend gemotiveerd waarom de risico’s voor de nautische belangen die niet met een voorschrift ondervangen kunnen worden (het belang van het voorkomen van schade aan de oevers en/of bodem van de Spiegelwaal en het belang om het potentiële risico op verontreiniging van het water en het gevaar voor zwemmers en waterrecreanten te voorkomen) zwaarder wegen dan de belangen van eiser en de vereniging om voor hun evenement met hun schepen in de Spiegelwaal ligplaats te mogen innemen. In het bestreden besluit heeft de HID volstaan met de stelling dat het ligplaats nemen door zoveel schepen schade aan de oever en/of bodem kan veroorzaken, maar om wat voor schade dit gaat, hoe groot dat risico is en wat de gevolgen zouden kunnen zijn, is niet toegelicht. Ook heeft de HID niet toegelicht waarom de Erfgoedtour geen bijzonder geval is. De opmerking in het bestreden besluit dat iedere vereniging of stichting zichzelf uniek vindt is daarvoor onvoldoende.
13. Verder heeft de HID op de zitting niet toereikend gemotiveerd waarom de nautische belangen in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van eiser en de vereniging en waarom hier geen sprake is van een bijzondere situatie waarvoor eenmalig, voor een korte periode, toestemming voor het ligplaats innemen verleend kan worden. De HID heeft daarover vooral naar voren gebracht dat hij vreest dat hij aanvragen voor andere evenementen niet meer kan weigeren als hij eiser en de vereniging toestemming geeft. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter overtuigt dit argument niet, omdat het de bevoegdheid om met gebruikmaking van artikel 9.12, derde lid, van de Rpr toestemming te verlenen voor het ligplaats nemen zinledig zou maken. Het Rpr biedt nou juist de bevoegdheid om in bijzondere gevallen toestemming te verlenen om ligplaats te nemen, en de HID moet bij iedere aanvraag opnieuw, onder afweging van alle betrokken belangen, beslissen of hij die toestemming wel of niet verleent.

Afdoening door de voorzieningenrechter

14. De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat de HID in het bestreden besluit een onjuiste belangenafweging heeft gemaakt en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom toestemming voor het ligplaats innemen in dit geval is geweigerd. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
15. De gebreken zijn niet hersteld op de zitting, dus de rechtsgevolgen van het bestreden besluit kunnen niet in stand blijven. Uitgangspunt is wel dat de voorzieningenrechter het geschil bij het afdoen van het beroep zo veel mogelijk definitief beslecht, op grond van artikel 8:41a van de Awb. De voorzieningenrechter vindt dat dit mogelijk is, door zelf af te wegen wat de beslissing op de aanvraag moet zijn en of er wel of niet toestemming verleend kan worden voor het ligplaats innemen in de Spiegelwaal in de gevraagde periode. Hoewel het gaat om een bevoegdheid van de HID, ziet de voorzieningenrechter ruimte om zelf een belangenafweging te maken, omdat zij daarvoor over voldoende informatie beschikt en omdat partijen over en weer hun standpunten daarover hebben kunnen toelichten en op elkaar hebben kunnen reageren. De voorzieningenrechter betrekt daarbij dat de vereniging er belang bij heeft om op zeer korte termijn uitsluitsel te krijgen. Want als zij definitief geen toestemming krijgen, hebben zij de tijd nodig om een andere route tussen Maasbracht en Vreeswijk uit te stippelen en ligplaatsen te regelen. Om deze reden legt de voorzieningenrechter de zaak niet meer terug bij de HID voor een nadere afweging, via een bestuurlijke lus of na een vernietiging door de voorzieningenrechter.
16. De voorzieningenrechter overweegt in dat kader als volgt.
17. Aan de ene kant moeten de nautische belangen worden afgewogen: het risico op schade aan de oever en/of bodem als de toestemming wordt verleend, het risico op verontreiniging van het water en het gevaar dat de aanwezigheid van de schepen kan opleveren voor zwemmers en andere waterrecreanten.
18. Op de zitting is vast komen te staan dat het risico op verontreiniging van het water door de schepen slechts ziet op het per ongeluk lozen van bijvoorbeeld olie, doordat dit van boord valt en in het water terecht komt. Dit risico is dus beperkter dan waar de HID bij het primaire besluit (het besluit om de toestemming te weigeren) van uitging, want toen was de HID in de veronderstelling dat de schepen tijdens het verblijf toiletwater (zwart afvalwater) zouden moeten lozen. Bovendien is het risico op verontreiniging door een ongeluk sowieso al aanwezig in de Spiegelwaal, omdat schepen korter dan 20 meter daar mogen varen. Ook bij die schepen kan per ongeluk iets overboord vallen waardoor het water wordt verontreinigd. Aan het belang om verontreiniging van het water te voorkomen kan in die zin maar een beperkt gewicht worden toegekend. Dat geldt ook voor het belang om gevaar voor zwemmers en andere waterrecreanten te voorkomen. Volgens de HID kan het gevaarlijk zijn als de schepen de Spiegelwaal invaren en ligplaats nemen. Op de zitting en in de stukken hebben eiser en de vereniging echter – onweersproken – toegelicht dat de schepen bij het invaren heel langzaam varen, onder begeleiding van een vlootvoogd. Daarbij is het varen beperkt tot één keer invaren en één keer uitvaren. Gelet hierop is het niet aannemelijk dat het gevaar van de schepen die deelnemen aan de Erfgoedtoer groter is dan het gevaar van de schepen die al in de Spiegelwaal mogen varen.
19. Wat betreft het risico voor schade aan de bodem en/of oevers heeft de HID op de zitting toegelicht dat het water in de rivier altijd in beweging is. De schepen moeten vanwege het ontbreken van aanmeervoorzieningen aanleggen door te ankeren, met een spudpaal of door met de boeg op het zand te gaan liggen. Daardoor is er een kans dat schade optreedt aan het profiel van de vaarweg, zoals het afkalven van de zandoever of het bodemtalud. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter aan de HID gevraagd hoe groot dit risico is, maar daarop heeft hij geen antwoord kunnen geven. De precieze aard van het gestelde gevaar is daarom niet gebleken. Het is de voorzieningenrechter verder niet gebleken dat er onomkeerbare gevolgen zullen zijn als de schepen aanmeren in de Spiegelwaal met een anker, spudpaal of door met de boeg op het zand te gaan liggen. Om die reden kan aan het belang van het voorkomen van schade aan de oevers en/of bodem geen doorslaggevend gewicht worden toegekend.
20. De voorzieningenrechter vindt dat aan de belangen van eiser en de vereniging een zwaarder gewicht toekomt dan aan de nautische belangen. Anders dan de HID op de zitting naar voren heeft gebracht, kunnen aan de kant van eiser en de vereniging ook andere belangen dan nautische belangen worden afgewogen, zoals sociaal-culturele belangen. Voor eiser en de vereniging speelt een rol dat het gaat om een uniek, eenmalig evenement ter viering van een 50-jarig jubileum, waarbij de aard ervan als varend cultureel erfgoed en het behoud van historische schepen centraal staan. De HID heeft ook erkend dat het om een uniek evenement gaat. Eiser en de verenging hebben er belang bij dat zij dat varend erfgoed aan zo veel mogelijk mensen kunnen presenteren en zij hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat Nijmegen daarvoor de beste optie is in Gelderland en dat de voorgestelde alternatieven niet passend zijn. Eiser en de vereniging hebben toegelicht dat de gemeente geen toestemming wil verlenen om met zo veel schepen aan te leggen in de Waalhaven, omdat dat niet past. De Kraaijenbergse Plassen, de Loowaard en Lobith zijn (deels) niet geschikt om ligplaats te nemen passen ook niet bij de doelstelling van het evenement als viering van een jubileum. Dat er wel passende alternatieven in Gelderland zijn waar de 50 schepen ligplaats kunnen nemen, is niet gesteld of gebleken.
21. Het gaat dus om een bijzonder evenement met bijzondere schepen, dat naar zijn aard incidenteel is. Precedentwerking ligt ook om die reden minder voor de hand. Verder moet ervan uit worden gegaan dat er geen passende alternatieven zijn waar de schepen allemaal tegelijk ligplaats kunnen nemen. Onder die omstandigheden is er aanleiding om eenmalig en voor een korte periode af te wijken van het ligplaatsverbod en aan de verenging toestemming te verlenen om van 18 tot en met 21 juli 2024 ligplaats te nemen in de Spiegelwaal. Daarmee geldt die toestemming ook voor eiser, die lid is van de vereniging.
22. Daarbij weegt de voorzieningenrechter nog mee dat er wel voorschriften moeten worden verbonden aan het besluit om die toestemming te verlenen. Schepen kleiner dan 20 meter mogen alleen in het gedeelte tussen de Oversteek en 100 meter benedenstrooms vanaf de Zaligebrug liggen en schepen groter dan 20 meter alleen benedenstrooms ten westen van de Oversteek. Daarmee wordt voorkomen dat schepen groter dan 20 meter in aanvaring kunnen komen met bruggen en komen de schepen – ook de kleinere – niet in de buurt van het strandje te liggen, waardoor gevaar voor waterrecreanten (nog meer) wordt beperkt. Vanwege het risico op schade aan de instroomdrempel moet als voorschrift worden gesteld dat de schepen bij een door de HID vast te stellen hoogte van de waterstand de Spiegelwaal niet mogen invaren. Uit de stukken blijkt dat, gelet op de diepgang van de schepen, het bij een waterstand boven een bepaald niveau veilig is om in te varen. Om die veilige waterstand te kunnen bepalen moet de HID weten wat de diepgang is van de deelnemende schepen. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat de HID die veilige waterstand in goed overleg met de verenging vaststelt.

Conclusie en gevolgen

23. Het besluit om aan de vereniging onder deze voorschriften toestemming te verlenen voor het ligplaats nemen in de Spiegelwaal zal de voorzieningenrechter zelf nemen door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit. Dat betekent dat eiser en de vereniging toestemming hebben om in de periode van 18 tot en met 21 juli 2024 ligplaats te nemen in de Spiegelwaal, onder de voorschriften die de rechtbank aan deze toestemming verbindt.
24. De voorzieningenrechter overweegt tot slot dat de aanvraag van de vereniging alleen ziet op de toestemming voor het ligplaats innemen en niet ook op de ontheffing van het invaarverbod. Anders dan eiser en de vereniging op de zitting hebben betoogd, impliceert een aanvraag voor toestemming om ligplaats te nemen niet ook een aanvraag voor een ontheffing van het invaarverbod. Op de ontheffing van het invaarverbod is een ander toetsingskader van toepassing en dit staat dus los van de toestemming om ligplaats te nemen. Als eiser en de vereniging ook een ontheffing van het invaarverbod willen, moeten zij daar een aparte aanvraag voor doen. Op zitting is echter gebleken dat het invaarverbod voor de HID geen dragend argument (meer) is voor het innemen van een ligplaats in de Spiegelwaal als die schepen ligplaats nemen ten westen van de Oversteek. Daarover heeft de voorzieningenrechter met deze uitspraak een voorschrift aan de toestemming verbonden. Voor zover het invaren in de Spiegelwaal voor schepen groter dan 20 meter nog problemen oplevert, zullen partijen daarover zelf nadere afspraken moeten maken.
25. Omdat de beroep gegrond zijn, moet de HID de door eiser en de vereniging betaalde griffierecht vergoeden. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat aan de vereniging toestemming wordt verleend voor het ligplaats innemen op de Spiegelwaal van 18 juli 2024 tot 21 juli 2024;
- verbindt aan die toestemming de volgende voorschriften:
a. schepen kleiner dan 20 meter mogen alleen in het gedeelte tussen de Oversteek en 100 meter benedenstrooms vanaf de Zaligebrug mogen liggen en schepen groter dan 20 meter alleen benedenstrooms ten westen van de Oversteek;
b. bij een door de HID vast te stellen hoogte van de waterstand mogen de schepen de Spiegelwaal niet invaren.
- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat de HID het door eiser en de vereniging betaalde griffierecht van tweemaal
€ 371,- vergoedt;
- wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Bijlage

Op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, van de Scheepsvaartverkeerswet (Svw) kunnen bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot het deelnemen aan het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen. Op grond van het tweede lid, onder a (1º) van artikel 4 kunnen de regels slechts inhouden verplichtingen met betrekking tot het varen en het ligplaats nemen met schepen en andere vaartuigen.
Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Svw kan toepassing van onder meer artikel 4, behoudens het bepaalde in het tweede lid, slechts geschieden in het belang van:
a. het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;
b. het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
c. het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;
d. het voorkomen of beperken van externe veiligheidsrisico’s in verband met schepen;
e. het voorkomen of beperken van verontreiniging door schepen.
In het Rijnvaarpolitiereglement 1995 (Rpr) staan (onder andere) regels over het ligplaats nemen.
Op grond van artikel 7.02, eerste lid, en onder a, van de Rpr mag een schip, een
drijvend voorwerp en een drijvende inrichting mogen geen ligplaats nemen op een gedeelte van de vaarweg waar bij algemene regeling het ligplaats nemen is verboden.
Op grond van artikel 9.12 eerste lid, van het Rpr mag een schip, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting tussen de Boven-Rijn en de Waal tussen km 857,77 en km 952,50, met inbegrip van de overnachtingshavens en aangrenzende wateroppervlakten voor zover dit rijkswateren zijn, geen ligplaats nemen. Op het grensgedeelte van km 857,77 tot km 865,50 geldt dit verbod voor het gedeelte tussen de rechteroever en de rivier-as.
Op grond van artikel 9.12, derde lid, van het Rpr kan in bijzondere gevallen de
bevoegde autoriteit het ligplaats nemen ook op niet daartoe aangeduide plaatsen toestaan.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en onder c, van de Scheepvaartverkeerswet (Svw).
2.Als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en onder a, van de Svw.
3.Als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en onder e en d, van de Svw.