ECLI:NL:RBMNE:2024:3426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
16.085783.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor moord en doodslag, veroordeling voor nalaten medische hulp

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord en doodslag op zijn partner. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde moord en doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij gewelddadig heeft gehandeld. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om aan te nemen dat de verdachte verantwoordelijk was voor de dood van het slachtoffer. De verdachte werd echter wel veroordeeld voor het in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer, omdat hij had nagelaten medische hulp in te schakelen toen hij haar bewusteloos aantrof. De rechtbank legde de verdachte een maximale hechtenis van drie maanden op, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat er geen causaal verband kon worden vastgesteld tussen het handelen van de verdachte en de dood van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig kon worden bevonden aan moord of doodslag, maar wel aan het nalaten van hulp in een levensbedreigende situatie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.085783.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting tijdens de inhoudelijke behandeling van 17 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Matherus-Meijers en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, alsmede mr. C.H. Dijkstra en mr. A.Y. Bleeker namens de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairop 27 maart 2023 te Blaricum [slachtoffer] heeft vermoord dan wel gedood;subsidiairop 27 maart 2023 te Blaricum, toen verdachte getuige was van het levensgevaar waarin
[slachtoffer] verkeerde, heeft nagelaten om medische hulp in te schakelen voor
[slachtoffer] en de dood van [slachtoffer] is gevolgd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen en verzoekt de rechtbank verdachte daarvan vrij te spreken. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde
Uit het toxicologisch onderzoek van zowel verdachte als [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) volgt dat zij in de vroege ochtend van 27 maart 2023 beiden zwaar onder invloed waren van cocaïne, slaapmedicatie en alcohol. Uit de rapporten die zijn opgemaakt omtrent het aangetroffen letsel bij [slachtoffer] volgt verder dat bij haar (onder andere) schedelhersenletsel rechts aan het achterhoofd is vastgesteld. Ten aanzien van de doodsoorzaak heeft de forensisch patholoog beschreven dat het overlijden van [slachtoffer] kan worden verklaard door schedelhersenletsel, intoxicatie of een combinatie daarvan. Daarbij heeft de forensisch patholoog aangegeven dat de “locatie en het aspect van het letsel rechts aan het achterhoofd veel waarschijnlijker is aan te treffen gegeven een val dan gegeven geslagen worden”.
Ten aanzien van een toxicologische doodsoorzaak wordt door de forensisch patholoog nog beschreven dat de mate van waarschijnlijkheid mogelijk nauwkeuriger ingeschat kan worden aan de hand van informatie over een eventuele mate van gewenning aan de aangetroffen toxicologische stoffen. Immers, als een lichaam gewend is aan alcohol, betekent dit dat de kans op vergiftiging afneemt. Vast staat dat bij [slachtoffer] na overlijden een hoog alcoholpercentage in haar bloed is aangetroffen. Uit de verklaringen van getuigen, die hierop zijn bevraagd, volgt niet dat [slachtoffer] een zware drinker was en het procesdossier bevat hier verder ook geen aanwijzingen voor. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de kans op een toxicologische doodsoorzaak naar beneden bij te stellen ten opzichte van de andere mogelijke doodsoorzaken.
De rechtbank overweegt verder dat het vastgestelde letsel bij [slachtoffer] en het bloedsporenonderzoek het aannemelijk maken dat [slachtoffer] van de trap is gevallen en daarbij schedelhersenletsel heeft opgelopen. Een val verklaart ook de twee brede horizontale bloeduitstortingen hoog en laag op haar rug. De verklaring van getuige [getuige] , die heeft aangegeven dat zij tussen 04.00 uur en 05.00 uur uitsluitend gebonk heeft gehoord, past ook bij dit scenario. [1]
Hoe het komt dat [slachtoffer] is gevallen, kan niet worden vastgesteld.
Haar val van de trap kán zijn veroorzaakt omdat [slachtoffer] onvast ter been was door de verschillende - en forse hoeveelheid - middelen die zij tot zich had genomen.
Een andere mogelijkheid kán zijn dat verdachte [slachtoffer] heeft geduwd waardoor zij van de trap is gevallen. De rechtbank is echter van oordeel dat het procesdossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor dit laatste scenario. Verdachte heeft vanaf het moment dat hij is aangehouden, consequent verklaard dat hij geen geweld heeft gebruikt richting [slachtoffer] en dat zij de avond in harmonie met elkaar hebben doorgebracht. Verdachte heeft op andere punten wisselend verklaard, onder andere over de vindplaats van [slachtoffer] en het tijdstip dat hij haar heeft aangetroffen, en geen verklaring gegeven voor de schoongemaakte bloedsporen in de hal en de woonkamer. Dit roept vragen op over de betrouwbaarheid van zijn verklaringen en die vragen zijn ook telkens opnieuw door de politie en de rechtbank aan verdachte gesteld. Maar uiteindelijk kan deze twijfel over de betrouwbaarheid van verdachte niet dienen als bewijs voor zijn opzettelijke betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] .
Bovendien kan niet worden uitgesloten dat zijn eigen buitensporige inname van drugs, medicijnen en alcohol die avond er aan bij hebben gedragen dat hij gaten in zijn geheugen heeft. De psychiater die hem in het kader van het Pro Justitia onderzoek heeft onderzocht, heeft hierover opgemerkt dat het gebruik van deze verschillende middelen ervoor kán zorgen dat iemand een afgenomen toegang heeft tot belangrijke hersenfuncties, zoals zijn planning, organisatie en het geheugen. Door het gebruik van middelen kunnen het aandacht hebben voor gebeurtenissen en van daaruit logisch handelen onder druk komen te staan. Het is tenslotte ook nog mogelijk dat gebeurtenissen niet goed in het geheugen kunnen worden
opgeslagen en daardoor niet of moeilijk zijn terug te halen [2] .
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat [slachtoffer] om het leven is gekomen door het oplopen van schedelhersenletsel na een val van de trap, intoxicatie of een combinatie daarvan. Tot een preciezer oordeel kan de rechtbank op grond van alle onderzoeksbevindingen niet komen. Dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de val van de trap kan niet worden vastgesteld. De rechtbank is daarmee van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord dan wel doodslag op [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor het primair ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen [3]
1. Inspecteur [inspecteur] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op maandag 27 maart 2023, omstreeks 14:00 uur werd melding gemaakt van een ongeval, onwel wording op het adres [adres] te [woonplaats] . Door ter plaatse gekomen eenheden van de noodhulpdienst Gooi & Vechtstreek werd in de woonkamer van voornoemde woning het stoffelijk overschot aangetroffen van een vrouw, die later bleek te zijn genaamd:
[slachtoffer] , geboren op [1988] te [geboorteplaats] en woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats] . [4]
Volgens de toegepaste correctiefactoren ligt het tijdstip van overlijden op maandag 27 maart
2023 tussen 04:35 uur en 08:05 uur. [5]
2. In het rapport
Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijdenis onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven;
Hoog en laag aan de rug waren 2 gebieden met bloeduitstortingen in een breed horizontaal vlak gelegen, door stomp botsende krachtsinwerking zoals door vallen op een langgerekt contactoppervlak van een voorwerp (zoals traptredes, een tafelrand).
Aan de armen en benen waren meerdere onderhuidse bloeduitstortingen door stomp botsende dan wel samendrukkende krachtsinwerking, met een aspect zoals onder meer mogelijk door (tenminste deels) oplopen door stevig vastnemen ('fingertip bruising').
- Stevig vastnemen kan in meerdere kaders optreden, zoals in bedwang houden of vasthouden bij onvaste wandelgang, doch ook in het kader van bijvoorbeeld versleping of gedwongen handelingen. Letseldateringsonderzoek toonde aan de rechteronderarm een beeld passend bij enkele uren ouderdom (circa 2 tot 4 uur) en was bij het letsel aan de onderbenen niet adequaat te beoordelen. [6]
De hersenen toonden tekenen van inklemming, hetgeen het overlijden verklaart. De oorzaak van deze inklemming (en derhalve ook de exacte doodsoorzaak) is bij forensisch pathologisch onderzoek echter niet eenduidig duidelijk geworden.
- De inklemming kan verklaard worden aan de hand van massawerking door hersenzwelling en bloedstapeling onder het harde hersenvlies, beide ten gevolge van letsel aan het hoofd. Gezien het volume van de aangetroffen bloedstapeling dient het in dit geval een relatief snel opgetreden bloedstapeling betroffen te hebben.
- De inklemming kan ook verklaard worden door hersenzwelling ten gevolge van een andere oorzaak dan letsel. Bij sectie was er een relatief volle blaas, hetgeen een aspecifieke bevinding is die ook bij een overlijden op toxicologische gronden gezien kan worden. Bij postmortaal toxicologisch onderzoek werden ethanol (alcohol, met een promillage van 2,3 mg/ml), cocaïne (en omzettingsproducten hiervan), diazepam (en een omzettingsproduct hiervan), oxazepam en temazepam aangetroffen.
- Mogelijk hebben beide mechanismen in combinatie tot de inklemming (en dus het overlijden) geleid.
Het overlijden kan derhalve verklaard worden door:
- schedelhersenletsel rechts aan het achterhoofd;
- intoxicatie;
- de combinatie van beide.
De locatie en het aspect van het letsel rechts aan het achterhoofd is veel waarschijnlijker aan te treffen gegeven een val dan gegeven geslagen worden.
De mate van waarschijnlijkheid dat er sprake was van een toxicologische doodsoorzaak dan wel een toxicologische bijdrage aan het overlijden kan aan de hand van de forensisch pathologische en toxicologische bevindingen niet nader gesteld worden. Deze mate van waarschijnlijkheid kan mogelijk nauwer ingeschat worden aan de hand van informatie over een eventuele mate van gewenning aan de aangetroffen toxicologische stoffen. [7]
3. Verdachte heeft tijdens
de terechtzittingvan 17 mei 2024 de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] en ik hadden een gezellige avond. We hebben bier gedronken en cocaïne gebruikt. Vervolgens hebben wij nog wodka besteld. Ik heb in het dossier gezien dat ik rond 03.00 uur de wodka moet hebben besteld. Wij hebben voordat de wodka werd bezorgd alvast 5 á 6 slaappillen ingenomen, aangezien het een uur duurt voordat deze werken. Nadat de wodka was geleverd rond 03.45 uur hebben wij shotjes gedronken. De fles was nog voor 1/3 gevuld toen wij rond 04.00 uur samen naar boven gingen om te gaan slapen.
Rond 05.15 uur lag de hond bij mij in bed en dacht ik: waar is [slachtoffer] ? Ik liep naar beneden en zag een vlek op de muur bij de trap. Ik had toen niet door dat dat bloed was. Ik zag [slachtoffer] op haar buik liggen. Ik dacht dat ze out was gegaan door alle middelen die wij hadden genomen. Ik heb haar verplaatst richting de bank en haar in een stabiele zijligging gelegd, omdat ik bang was dat ze zou stikken in haar eigen spuug. Zij voelde gewoon warm aan en had een normale kleur. Ik heb wel bloed zien liggen, maar ben later pas gaan denken over waar dat vandaan zou kunnen komen. Ik was zelf ook zwaar onder invloed en kon niet helder nadenken. Ik ben weer naar bed gegaan. Toen mijn wekker om 14.00 uur ging ben ik gelijk naar beneden gegaan en toen ik [slachtoffer] zag liggen heb ik direct 112 gebeld. [8]
Bewijsoverwegingen
Veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde
Op grond van artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht is iemand die getuige is van ogenblikkelijk levensgevaar voor een ander, verplicht aan die ander hulp te verlenen of in te schakelen die hij, zonder redelijkerwijs te duchten gevaar voor zichzelf, verschaffen kan. Voor de strafbaarheid is niet nodig dat een causaal verband bestaat tussen het nalaten en de ingetreden dood. Voor de strafbaarheid is wel noodzakelijk dat sprake is van bewustheid van en inzicht in, het ogenblikkelijke levensgevaar.
Verdachte heeft verklaard dat hij rond 05.15 uur wakker is geworden en zag dat [slachtoffer] niet naast hem in bed lag. Uit de berichten die verdachte in de vroege ochtend van 27 maart 2023 met zijn telefoon heeft verstuurd, kan worden afgeleid dat hij inderdaad rond dit tijdstip wakker is geweest. Verdachte heeft om 05.21 uur een onduidelijk bericht naar zijn toenmalige baas gestuurd.
Verdachte geeft aan dat hij naar beneden is gelopen en daarbij een vlek op de muur bij de trap zag. Hij treft [slachtoffer] vervolgens bewusteloos aan. Uit het bloedsporenonderzoek [9] en met name het Luminolonderzoek, komt naar voren dat het zeer aannemelijk is dat verdachte [slachtoffer] onder aan de trap heeft aangetroffen en haar vervolgens naar de bank heeft gesleept. [10] De verklaring van verdachte ten aanzien van het verslepen van [slachtoffer] wordt ondersteund door het rapport van de forensisch patholoog waaruit volgt dat bij [slachtoffer] aan haar onderarmen en onderbenen zogenaamde ‘fingertip bruising’ zijn aangetroffen. [11] Uit het rapport volgt dat deze onderhuidse bloeduitstortingen kunnen zijn opgelopen door stevig vastnemen in het kader van versleping. Deze verwondingen zijn circa 2 tot 4 uur voor het overlijden van [slachtoffer] opgelopen. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat [slachtoffer] op het moment dat hij haar heeft verplaatst, warm aanvoelde en een gewone kleur had.
De rechtbank stelt daarmee vast dat op het moment dat verdachte [slachtoffer] aantreft en haar versleept, zij nog in leven moet zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat hij ook bloed bij [slachtoffer] zag. Hij dacht dat [slachtoffer] “gewoon out” was gegaan door alle middelen die zij tot zich had genomen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] in een stabiele zijligging heeft gelegd, omdat hij bang was dat zij zou stikken in haar eigen spuug. [slachtoffer] was buiten bewustzijn en reageerde niet. Verdachte was zich op dat moment kennelijk bewust van een voor [slachtoffer] levensbedreigende situatie maar koos er toch niet voor het alarmnummer te bellen. Verdachte heeft [slachtoffer] alleen op de vloer van de woonkamer achtergelaten en is (op enig moment) weer naar bed gegaan.
Verdachte had echter kunnen en moeten inzien dat hij professionele medische hulp diende in te schakelen. Het was niet aan verdachte om te beoordelen of [slachtoffer] al dan niet medische hulp nodig had. De bewusteloosheid en het bloed waren sterke aanwijzingen dat professionele medische hulp dringend geboden was. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte door zijn eigen middelengebruik niet in staat was om de situatie juist in te schatten, niet als excuus kan dienen. Hij heeft zichzelf willens en wetens in een toestand gebracht waarin hij niet meer in staat was de situatie goed te kunnen inschatten.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achterlaten en daarbij heeft nagelaten medische hulp in te schakelen, terwijl de dood van [slachtoffer] is gevolgd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiairop 27 maart 2023 te Blaricum toen hij, verdachte getuige was van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin een persoon, genaamd [slachtoffer] , verkeerde heeft nagelaten om hulp te verschaffen aan die [slachtoffer] , immers heeft verdachte toen hij bemerkte dat die [slachtoffer] in de vroege ochtend van 27 maart 2023 met verwondingen en bloed aan/bij haar hoofd op de grond lag, al dan niet na een val van de trap en dat hij wist dat ze tevens onder invloed was van cocaïne, alcohol en slaapmedicatie, op dat moment geen medische hulp of medische verzorging heeft ingeroepen, terwijl daarbij voor verdachte redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair
als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot hechtenis voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de op te leggen straf geen standpunt ingenomen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte en zijn partner [slachtoffer] waren beiden in de vroege ochtend van 27 maart 2023 zwaar onder invloed van cocaïne, slaapmedicatie en wodka. Verdachte heeft verklaard dat zij een gezellige avond/nacht hadden, samen het leven aan het vieren waren en samen naar bed zijn gegaan. Maar als verdachte [slachtoffer] later die nacht bewusteloos en bebloed aantreft, schakelt hij geen medische hulp in en beperkt hij zich tot het verleggen van [slachtoffer] en het plaatsen van een paar kledingstukken als kussen onder haar hoofd. Hij zegt zich van de gebeurtenissen alleen een enkel beeld te kunnen herinneren. Wat hij precies heeft gedaan blijft onduidelijk. Niet is te begrijpen waarom hij niet beter voor zijn partner heeft gezorgd, terwijl hij haar bloedend en bewusteloos (“out” in zijn eigen woorden) heeft zien liggen. Uiteindelijk gaat verdachte weer in bed liggen om zijn roes uit te slapen. [slachtoffer] komt daarna te overlijden door het schedelhersenletsel, intoxicatie of een combinatie daarvan en wordt slechts 34 jaar oud.
De nabestaanden blijven achter met de vraag wat er precies in de vroege ochtend van 27 maart 2023 is gebeurd met [slachtoffer] én of [slachtoffer] nog te redden was geweest als verdachte op tijd professionele medische hulp had ingeschakeld. Uit de indringende verklaring van de moeder van [slachtoffer] en de casemanager van Slachtofferhulp, die namens de broers van [slachtoffer] ter terechtzitting heeft gesproken, volgt dat het plotselinge overlijden van [slachtoffer] diepe sporen heeft achtergelaten bij haar naasten. Zij beschrijven dagelijks te leven in een nachtmerrie door het gemis van [slachtoffer] . De ouders van [slachtoffer] hebben samen met de ex-partner van [slachtoffer] haar drie jonge kinderen moeten vertellen dat hun moeder om het leven was gekomen. De kinderen van [slachtoffer] zullen moeten opgroeien zonder de steun en zorg van hun moeder.
Ook verdachte zal verder moeten leven met de vraag of hij het leven van [slachtoffer] nog had kunnen redden als hij wél medische hulp had ingeschakeld op het moment dat hij haar de eerste keer bewusteloos en in het bloed op de grond aantrof. Verdachte heeft dit niet gedaan en daarmee [slachtoffer] op het meest cruciale moment van haar leven in de steek gelaten.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een
uittreksel justitiële documentatiebetreffende verdachte van 2 januari 2024. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
- een
psychiatrisch onderzoekPro Justitia van 12 september 2023, opgesteld door A.Z. Botermans, psychiater, en het
psychologisch onderzoekPro Justitia van 26 september 2023, opgesteld door I. van Asselt, GZ-psycholoog.
De psychiater en de psycholoog zijn het erover eens dat er geen stoornis bij verdachte kan worden vastgesteld, ook niet voor wat betreft het middelengebruik. Het forse middelengebruik ten tijde van de ten laste gelegde feiten is wel op zijn minst problematisch te noemen.
- een
Reclasseringsadviesvan Tactus Verslavingszorg van 22 juni 2023, opgesteld door V. Heugen, reclasseringswerker.
De reclassering adviseert oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden. Op geen van de leefgebieden lijkt sprake van dermate zorgen, dat een reclasseringstoezicht of het inzetten van interventies als noodzakelijk wordt gezien. Er is geen psychische stoornis of stoornis in middelengebruik vastgesteld bij betrokkene. Daarnaast is er sprake van een steunend sociaal netwerk.
Op te leggen straf
Verdachte zal worden veroordeeld voor het in hulpeloze toestand achterlaten van [slachtoffer] , waarbij hij heeft nagelaten medische hulp in te schakelen, terwijl de dood van [slachtoffer] daarop is gevolgd. De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele straf het verdriet en gemis van de nabestaanden kan wegnemen of de gevolgen van het overlijden van [slachtoffer] ongedaan kan maken. Het strafbare feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld betreft, ondanks dat het door de nabestaanden als zeer ernstig wordt ervaren, in strafrechtelijke zin een overtreding en geen misdrijf. Voor deze overtreding geldt dat de maximale straf die volgens de wet aan een verdachte kan worden opgelegd, bestaat uit hechtenis voor de duur van ten hoogste drie maanden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak aan verdachte de maximale hechtenis voor de duur van drie maanden dient te worden opgelegd. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen in het belang van [slachtoffer] .
De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering brengen op de hechtenis.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[A] heeft zich namens zijn dochter, benadeelde partij
[benadeelde 1], in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 27.915,00. Dit bedrag bestaat uit € 7.915,00 materiële schade en € 20.0000 affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit. Verder wordt een bedrag van € 2.117,50 gevorderd voor gemaakte proceskosten en verzocht deze kosten bij één van de kinderen van het slachtoffer toe te wijzen.
[A] heeft zich namens zijn zoon, benadeelde partij
[benadeelde 2], in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 33.297,00. Dit bedrag bestaat uit € 13.297,00 materiële schade en € 20.000,- affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit. Verder wordt een bedrag van € 2.117,50 gevorderd voor gemaakte proceskosten en verzocht deze kosten bij één van de kinderen van het slachtoffer toe te wijzen.
[A] heeft zich namens zijn zoon, benadeelde partij
[benadeelde 3]in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.646,00. Dit bedrag bestaat uit € 15.646,00 materiële schade en € 20.000,00 affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit. Verder wordt een bedrag van € 2.117,50 gevorderd voor gemaakte proceskosten en verzocht deze kosten bij één van de kinderen van het slachtoffer toe te wijzen.
[benadeelde 4]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 43.017,76. Dit bedrag bestaat uit € 517,76 materiële schade, € 25.000,00 immateriële schade (schokschade) en € 17.500,00 affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit.
[benadeelde 5]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 23.897,79. Dit bedrag bestaat uit € 6.397,79 materiële schade en € 17.500,00 affectieschade, ten gevolge van het aan verdachte primair ten laste gelegde feit. Daarnaast wordt een bedrag van € 250,00 gevorderd voor gemaakte proceskosten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat met een veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De officier van justitie is dan ook van mening dat gelet op vaste jurisprudentie alle gevorderde bedragen dienen te worden afgewezen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht alle gevorderde bedragen af te wijzen, gelet op het ontbreken van een causaal verband tussen het handelen van verdachte en het intreden van de dood bij [slachtoffer] .
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Omdat sprake is van een strafbaar feit zijn de benadeelde partijen als nabestaanden van [slachtoffer] ontvankelijk in hun vordering.
De rechtbank zal hun vorderingen in het licht van de bewezenverklaring beoordelen.
De bewezenverklaring houdt in, zoals hiervoor vastgesteld, het in hulpeloze toestand achterlaten van [slachtoffer] waarbij verdachte heeft nagelaten medische hulp in te schakelen, terwijl de dood bij [slachtoffer] is ingetreden.
Uit de overwegingen onder 4.3 volgt dat er geen causaal verband kan worden vastgesteld tussen het handelen van verdachte en de dood van [slachtoffer] . Of [slachtoffer] gered zou zijn als verdachte de hulpdiensten had ingeroepen toen hij haar rond 05.15 uur aantrof, kan vanwege de onduidelijke doodsoorzaak immers niet worden vastgesteld. Daardoor kan ook niet worden vastgesteld dat de schade die door de nabestaanden is geleden, causaal verband houdt met het strafrechtelijk verwijtbare handelen van verdachte.
De rechtbank zal de vorderingen daarom afwijzen en de benadeelde partijen veroordelen in de proceskosten. De proceskosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het artikel luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het subsidiair bewezen verklaarde tot een
hechtenisvan
drie maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hechtenis in mindering zal worden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering van [A] , die zich namens benadeelde partij [benadeelde 1] in het geding heeft gevoegd, af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering van [A] , die zich namens benadeelde partij [benadeelde 2] in het geding heeft gevoegd, af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • wijst de vordering van [A] , die zich namens benadeelde partij [benadeelde 3] in het geding heeft gevoegd, af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering van [benadeelde 4] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij de heer [benadeelde 5]
  • wijst de vordering van [benadeelde 5] af;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. D.S. Terporten-Hop en
S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2024.
Mr. Hagedoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 27 maart 2023 te Blaricum [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door die [slachtoffer]
- meerdere malen althans eenmaal tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen en/of
- meerdere malen, althans eenmaal tegen het been, althans tegen het lichaam te trappen en/of
- (vervolgens) te duwen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam;
subsidiairhij op of omstreeks 27 maart 2023 te Blaricum toen hij, verdachte getuige was van het ogenblikkelijke levensgevaar waarin een persoon, genaamd [slachtoffer] , verkeerde heeft nagelaten om hulp te verschaffen aan die [slachtoffer] , immers heeft verdachte toen hij bemerkte dat die [slachtoffer] in de (vroege) ochtend van 27 maart 2023 met verwondingen en/of bloed aan/bij haar hoofd op de grond lag, al dan niet na een val van de trap en/of dat hij wist dat ze tevens onder invloed was van cocaïne en/of alcohol en/of slaapmedicatie, op dat moment geen (medische) hulp en/of (medische) verzorging ingeroepen, terwijl daarbij voor hem, verdachte, redelijkerwijs geen gevaar voor zichzelf of anderen te duchten was, terwijl de dood van die hulpbehoevende [slachtoffer] is gevolgd.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van de rechter-commissaris van 14 september 2023.
2.Pro justitie onderzoek aangaande verdachte van 12 september 2023, opgesteld door A.Z. Botermans, psychiater, pag. 20.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 december 2023, genummerd PL0900-2023089839, opgemaakt door politie Gooi en Vechtstreek-Noord, doorgenummerd 1 tot en met 795. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Pagina 277.
5.Pagina 278.
6.Pagina 694.
7.Pagina 695.
8.Een proces-verbaal van de terechtzitting van 17 mei 2024.
9.Pagina’s 289 en 297 t/m 299.
10.Pagina 341.
11.Pagina 336.