4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde
Uit het toxicologisch onderzoek van zowel verdachte als [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) volgt dat zij in de vroege ochtend van 27 maart 2023 beiden zwaar onder invloed waren van cocaïne, slaapmedicatie en alcohol. Uit de rapporten die zijn opgemaakt omtrent het aangetroffen letsel bij [slachtoffer] volgt verder dat bij haar (onder andere) schedelhersenletsel rechts aan het achterhoofd is vastgesteld. Ten aanzien van de doodsoorzaak heeft de forensisch patholoog beschreven dat het overlijden van [slachtoffer] kan worden verklaard door schedelhersenletsel, intoxicatie of een combinatie daarvan. Daarbij heeft de forensisch patholoog aangegeven dat de “locatie en het aspect van het letsel rechts aan het achterhoofd veel waarschijnlijker is aan te treffen gegeven een val dan gegeven geslagen worden”.
Ten aanzien van een toxicologische doodsoorzaak wordt door de forensisch patholoog nog beschreven dat de mate van waarschijnlijkheid mogelijk nauwkeuriger ingeschat kan worden aan de hand van informatie over een eventuele mate van gewenning aan de aangetroffen toxicologische stoffen. Immers, als een lichaam gewend is aan alcohol, betekent dit dat de kans op vergiftiging afneemt. Vast staat dat bij [slachtoffer] na overlijden een hoog alcoholpercentage in haar bloed is aangetroffen. Uit de verklaringen van getuigen, die hierop zijn bevraagd, volgt niet dat [slachtoffer] een zware drinker was en het procesdossier bevat hier verder ook geen aanwijzingen voor. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de kans op een toxicologische doodsoorzaak naar beneden bij te stellen ten opzichte van de andere mogelijke doodsoorzaken.
De rechtbank overweegt verder dat het vastgestelde letsel bij [slachtoffer] en het bloedsporenonderzoek het aannemelijk maken dat [slachtoffer] van de trap is gevallen en daarbij schedelhersenletsel heeft opgelopen. Een val verklaart ook de twee brede horizontale bloeduitstortingen hoog en laag op haar rug. De verklaring van getuige [getuige] , die heeft aangegeven dat zij tussen 04.00 uur en 05.00 uur uitsluitend gebonk heeft gehoord, past ook bij dit scenario.
Hoe het komt dat [slachtoffer] is gevallen, kan niet worden vastgesteld.
Haar val van de trap kán zijn veroorzaakt omdat [slachtoffer] onvast ter been was door de verschillende - en forse hoeveelheid - middelen die zij tot zich had genomen.
Een andere mogelijkheid kán zijn dat verdachte [slachtoffer] heeft geduwd waardoor zij van de trap is gevallen. De rechtbank is echter van oordeel dat het procesdossier onvoldoende aanwijzingen bevat voor dit laatste scenario. Verdachte heeft vanaf het moment dat hij is aangehouden, consequent verklaard dat hij geen geweld heeft gebruikt richting [slachtoffer] en dat zij de avond in harmonie met elkaar hebben doorgebracht. Verdachte heeft op andere punten wisselend verklaard, onder andere over de vindplaats van [slachtoffer] en het tijdstip dat hij haar heeft aangetroffen, en geen verklaring gegeven voor de schoongemaakte bloedsporen in de hal en de woonkamer. Dit roept vragen op over de betrouwbaarheid van zijn verklaringen en die vragen zijn ook telkens opnieuw door de politie en de rechtbank aan verdachte gesteld. Maar uiteindelijk kan deze twijfel over de betrouwbaarheid van verdachte niet dienen als bewijs voor zijn opzettelijke betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] .
Bovendien kan niet worden uitgesloten dat zijn eigen buitensporige inname van drugs, medicijnen en alcohol die avond er aan bij hebben gedragen dat hij gaten in zijn geheugen heeft. De psychiater die hem in het kader van het Pro Justitia onderzoek heeft onderzocht, heeft hierover opgemerkt dat het gebruik van deze verschillende middelen ervoor kán zorgen dat iemand een afgenomen toegang heeft tot belangrijke hersenfuncties, zoals zijn planning, organisatie en het geheugen. Door het gebruik van middelen kunnen het aandacht hebben voor gebeurtenissen en van daaruit logisch handelen onder druk komen te staan. Het is tenslotte ook nog mogelijk dat gebeurtenissen niet goed in het geheugen kunnen worden
opgeslagen en daardoor niet of moeilijk zijn terug te halen.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat [slachtoffer] om het leven is gekomen door het oplopen van schedelhersenletsel na een val van de trap, intoxicatie of een combinatie daarvan. Tot een preciezer oordeel kan de rechtbank op grond van alle onderzoeksbevindingen niet komen. Dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de val van de trap kan niet worden vastgesteld. De rechtbank is daarmee van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord dan wel doodslag op [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor het primair ten laste gelegde.
1. Inspecteur [inspecteur] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenonder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven:
Op maandag 27 maart 2023, omstreeks 14:00 uur werd melding gemaakt van een ongeval, onwel wording op het adres [adres] te [woonplaats] . Door ter plaatse gekomen eenheden van de noodhulpdienst Gooi & Vechtstreek werd in de woonkamer van voornoemde woning het stoffelijk overschot aangetroffen van een vrouw, die later bleek te zijn genaamd:
[slachtoffer] , geboren op [1988] te [geboorteplaats] en woonachtig op het adres [adres] te [woonplaats] .
Volgens de toegepaste correctiefactoren ligt het tijdstip van overlijden op maandag 27 maart
2023 tussen 04:35 uur en 08:05 uur.
2. In het rapport
Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijdenis onder meer het volgende opgenomen, zakelijk weergegeven;
Hoog en laag aan de rug waren 2 gebieden met bloeduitstortingen in een breed horizontaal vlak gelegen, door stomp botsende krachtsinwerking zoals door vallen op een langgerekt contactoppervlak van een voorwerp (zoals traptredes, een tafelrand).
Aan de armen en benen waren meerdere onderhuidse bloeduitstortingen door stomp botsende dan wel samendrukkende krachtsinwerking, met een aspect zoals onder meer mogelijk door (tenminste deels) oplopen door stevig vastnemen ('fingertip bruising').
- Stevig vastnemen kan in meerdere kaders optreden, zoals in bedwang houden of vasthouden bij onvaste wandelgang, doch ook in het kader van bijvoorbeeld versleping of gedwongen handelingen. Letseldateringsonderzoek toonde aan de rechteronderarm een beeld passend bij enkele uren ouderdom (circa 2 tot 4 uur) en was bij het letsel aan de onderbenen niet adequaat te beoordelen.
De hersenen toonden tekenen van inklemming, hetgeen het overlijden verklaart. De oorzaak van deze inklemming (en derhalve ook de exacte doodsoorzaak) is bij forensisch pathologisch onderzoek echter niet eenduidig duidelijk geworden.
- De inklemming kan verklaard worden aan de hand van massawerking door hersenzwelling en bloedstapeling onder het harde hersenvlies, beide ten gevolge van letsel aan het hoofd. Gezien het volume van de aangetroffen bloedstapeling dient het in dit geval een relatief snel opgetreden bloedstapeling betroffen te hebben.
- De inklemming kan ook verklaard worden door hersenzwelling ten gevolge van een andere oorzaak dan letsel. Bij sectie was er een relatief volle blaas, hetgeen een aspecifieke bevinding is die ook bij een overlijden op toxicologische gronden gezien kan worden. Bij postmortaal toxicologisch onderzoek werden ethanol (alcohol, met een promillage van 2,3 mg/ml), cocaïne (en omzettingsproducten hiervan), diazepam (en een omzettingsproduct hiervan), oxazepam en temazepam aangetroffen.
- Mogelijk hebben beide mechanismen in combinatie tot de inklemming (en dus het overlijden) geleid.
Het overlijden kan derhalve verklaard worden door:
- schedelhersenletsel rechts aan het achterhoofd;
- intoxicatie;
- de combinatie van beide.
De locatie en het aspect van het letsel rechts aan het achterhoofd is veel waarschijnlijker aan te treffen gegeven een val dan gegeven geslagen worden.
De mate van waarschijnlijkheid dat er sprake was van een toxicologische doodsoorzaak dan wel een toxicologische bijdrage aan het overlijden kan aan de hand van de forensisch pathologische en toxicologische bevindingen niet nader gesteld worden. Deze mate van waarschijnlijkheid kan mogelijk nauwer ingeschat worden aan de hand van informatie over een eventuele mate van gewenning aan de aangetroffen toxicologische stoffen.
3. Verdachte heeft tijdens
de terechtzittingvan 17 mei 2024 de volgende verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer] en ik hadden een gezellige avond. We hebben bier gedronken en cocaïne gebruikt. Vervolgens hebben wij nog wodka besteld. Ik heb in het dossier gezien dat ik rond 03.00 uur de wodka moet hebben besteld. Wij hebben voordat de wodka werd bezorgd alvast 5 á 6 slaappillen ingenomen, aangezien het een uur duurt voordat deze werken. Nadat de wodka was geleverd rond 03.45 uur hebben wij shotjes gedronken. De fles was nog voor 1/3 gevuld toen wij rond 04.00 uur samen naar boven gingen om te gaan slapen.
Rond 05.15 uur lag de hond bij mij in bed en dacht ik: waar is [slachtoffer] ? Ik liep naar beneden en zag een vlek op de muur bij de trap. Ik had toen niet door dat dat bloed was. Ik zag [slachtoffer] op haar buik liggen. Ik dacht dat ze out was gegaan door alle middelen die wij hadden genomen. Ik heb haar verplaatst richting de bank en haar in een stabiele zijligging gelegd, omdat ik bang was dat ze zou stikken in haar eigen spuug. Zij voelde gewoon warm aan en had een normale kleur. Ik heb wel bloed zien liggen, maar ben later pas gaan denken over waar dat vandaan zou kunnen komen. Ik was zelf ook zwaar onder invloed en kon niet helder nadenken. Ik ben weer naar bed gegaan. Toen mijn wekker om 14.00 uur ging ben ik gelijk naar beneden gegaan en toen ik [slachtoffer] zag liggen heb ik direct 112 gebeld.
Veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde
Op grond van artikel 450 van het Wetboek van Strafrecht is iemand die getuige is van ogenblikkelijk levensgevaar voor een ander, verplicht aan die ander hulp te verlenen of in te schakelen die hij, zonder redelijkerwijs te duchten gevaar voor zichzelf, verschaffen kan. Voor de strafbaarheid is niet nodig dat een causaal verband bestaat tussen het nalaten en de ingetreden dood. Voor de strafbaarheid is wel noodzakelijk dat sprake is van bewustheid van en inzicht in, het ogenblikkelijke levensgevaar.
Verdachte heeft verklaard dat hij rond 05.15 uur wakker is geworden en zag dat [slachtoffer] niet naast hem in bed lag. Uit de berichten die verdachte in de vroege ochtend van 27 maart 2023 met zijn telefoon heeft verstuurd, kan worden afgeleid dat hij inderdaad rond dit tijdstip wakker is geweest. Verdachte heeft om 05.21 uur een onduidelijk bericht naar zijn toenmalige baas gestuurd.
Verdachte geeft aan dat hij naar beneden is gelopen en daarbij een vlek op de muur bij de trap zag. Hij treft [slachtoffer] vervolgens bewusteloos aan. Uit het bloedsporenonderzoeken met name het Luminolonderzoek, komt naar voren dat het zeer aannemelijk is dat verdachte [slachtoffer] onder aan de trap heeft aangetroffen en haar vervolgens naar de bank heeft gesleept.De verklaring van verdachte ten aanzien van het verslepen van [slachtoffer] wordt ondersteund door het rapport van de forensisch patholoog waaruit volgt dat bij [slachtoffer] aan haar onderarmen en onderbenen zogenaamde ‘fingertip bruising’ zijn aangetroffen.Uit het rapport volgt dat deze onderhuidse bloeduitstortingen kunnen zijn opgelopen door stevig vastnemen in het kader van versleping. Deze verwondingen zijn circa 2 tot 4 uur voor het overlijden van [slachtoffer] opgelopen. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat [slachtoffer] op het moment dat hij haar heeft verplaatst, warm aanvoelde en een gewone kleur had.
De rechtbank stelt daarmee vast dat op het moment dat verdachte [slachtoffer] aantreft en haar versleept, zij nog in leven moet zijn geweest.
Verdachte heeft verklaard dat hij ook bloed bij [slachtoffer] zag. Hij dacht dat [slachtoffer] “gewoon out” was gegaan door alle middelen die zij tot zich had genomen. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] in een stabiele zijligging heeft gelegd, omdat hij bang was dat zij zou stikken in haar eigen spuug. [slachtoffer] was buiten bewustzijn en reageerde niet. Verdachte was zich op dat moment kennelijk bewust van een voor [slachtoffer] levensbedreigende situatie maar koos er toch niet voor het alarmnummer te bellen. Verdachte heeft [slachtoffer] alleen op de vloer van de woonkamer achtergelaten en is (op enig moment) weer naar bed gegaan.
Verdachte had echter kunnen en moeten inzien dat hij professionele medische hulp diende in te schakelen. Het was niet aan verdachte om te beoordelen of [slachtoffer] al dan niet medische hulp nodig had. De bewusteloosheid en het bloed waren sterke aanwijzingen dat professionele medische hulp dringend geboden was. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat verdachte door zijn eigen middelengebruik niet in staat was om de situatie juist in te schatten, niet als excuus kan dienen. Hij heeft zichzelf willens en wetens in een toestand gebracht waarin hij niet meer in staat was de situatie goed te kunnen inschatten.
De rechtbank is gelet op hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achterlaten en daarbij heeft nagelaten medische hulp in te schakelen, terwijl de dood van [slachtoffer] is gevolgd.