Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
“Akkoord i.c.m. het ondertekende contract [gedaagde] retour gestuurd. [.] ”.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, staat de betaling van een factuur voor meerwerk centraal. De eiseres, een betonfabriek, heeft in opdracht van de gedaagde, een groothandel in bouwmaterialen, verschillende betonproducten geleverd. De gedaagde heeft een deel van de facturen voldaan, maar een bedrag van € 17.956,40 blijft onbetaald, wat aanleiding geeft tot deze procedure. De eiseres stelt dat de factuur verschuldigd is op basis van haar algemene voorwaarden, terwijl de gedaagde zich beroept op haar eigen voorwaarden en betwist dat de factuur verschuldigd is, omdat er geen voorafgaande schriftelijke opdracht voor het meerwerk is gegeven.
De kantonrechter oordeelt dat er geen overeenstemming is over welke algemene voorwaarden van toepassing zijn, aangezien de opdrachtbevestiging van de gedaagde niet door de eiseres is ondertekend. Hierdoor zijn beide partijen niet gebonden aan hun eigen voorwaarden. De rechter concludeert dat de eiseres niet tijdig heeft gewaarschuwd voor de kostenverhoging die voortvloeide uit de wijziging van de stortingsmethode, waardoor de gedaagde niet verplicht is om de extra kosten te vergoeden. De kantonrechter wijst de vordering van de eiseres af, maar erkent wel een betalingsverplichting van € 4.840,00, die de gedaagde moet voldoen, vermeerderd met wettelijke rente.
In reconventie vordert de gedaagde schadevergoeding van de eiseres wegens tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst, maar deze vordering wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 29 mei 2024.