ECLI:NL:RBMNE:2024:3409

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
10962855 \ UV EXPL 24-45
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de totstandkoming van een huurovereenkomst tussen een B.V. en een stichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en Stichting Nidos. [Eiseres] B.V. vorderde dat Stichting Nidos een huurovereenkomst zou nakomen, die volgens [eiseres] tot stand was gekomen. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen huurovereenkomst tot stand was gekomen, omdat de persoon die namens Stichting Nidos de overeenkomst zou hebben gesloten, niet bevoegd was om dit te doen. De kantonrechter concludeerde dat [eiseres] niet mocht vertrouwen op een schijn van volmachtverlening, aangezien het duidelijk was dat de bestuurder van Stichting Nidos, de heer [B], de overeenkomst moest ondertekenen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, evenals de vordering tot betaling van een annuleringsvergoeding van € 60.900,00. De kantonrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij deze vordering en dat de annuleringsvergoeding onderdeel was van de niet tot stand gekomen overeenkomst. [Eiseres] werd veroordeeld in de proceskosten van Stichting Nidos, die op € 881,50 werden begroot. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J.M. Atema.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10962855 \ UV EXPL 24-45 RvdH/1037
Vonnis in kort geding van 26 maart 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.H.F. van der Lek-Langenhof,
tegen
STICHTING NIDOS,
gevestigd in Utrecht,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Stichting Nidos,
gemachtigde: mr. J.R.M. Rikmenspoel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20,
- de producties 1 tot en met 6 van Stichting Nidos,
- de mondelinge behandeling van 12 maart 2024,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van Stichting Nidos.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.De beoordeling

Kern van de zaak
2.1.
[eiseres] zegt dat zij met Stichting Nidos een huurovereenkomst heeft gesloten. Zij wil dat Stichting Nidos die nakomt, wat inhoudt dat jongeren die onder voogdij staan van Stichting Nidos hun intrek nemen in de twee shortstay appartementen van [eiseres] en Stichting Nidos daarvoor een vergoeding betaalt. Als Stichting Nidos de huurovereenkomst niet nakomt, wil [eiseres] dat Stichting Nidos een annuleringsvergoeding van € 60.900,00 aan haar betaalt. De kantonrechter wijst deze vorderingen af, omdat er geen overeenkomst tussen [eiseres] en Stichting Nidos tot stand is gekomen.
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiseres] exploiteert een hotel en twee shortstay appartementen. Stichting Nidos is een instelling die – onder andere – de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen faciliteert. Stichting Nidos huurde sinds 1 augustus 2022 de twee appartementen van [eiseres] . De eerste twee overeenkomsten zijn gesloten voor de duur van drie maanden. Daarna is een overeenkomst voor bepaalde tijd gesloten van 1 maart 2023 tot 1 maart 2024. De gesprekken over de inhoud van de overeenkomsten vonden tot dat moment steeds plaats met de heer [A] , werkzaam bij Stichting Nidos. Vóór het aangaan van de eerste huurovereenkomst heeft [A] per e-mail aan [eiseres] laten weten dat de overeenkomst en facturen op naam moesten worden gesteld van ‘
Stichting Nidos, […] rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [B] ’.De huurovereenkomsten zijn vervolgens ook getekend door de heer [B] , de bestuurder van Stichting Nidos.
2.3.
Medio november 2023 zoekt [eiseres] contact met Stichting Nidos om te praten over de verlenging vanaf 1 maart 2024. Dan blijkt dat [A] zijn werkzaamheden heeft overgedragen aan de heer [C] , die samen met de heer [D] verder de contactpersoon van Stichting Nidos zal zijn voor [eiseres] . [D] en [eiseres] hadden op 5 december 2023 telefonisch contact en [D] uitte toen de wens om de huurovereenkomst voor de duur van twee jaar te verlengen. Op 28 december 2023 bezoekt [D] het hotel, omdat er mogelijk ook interesse is om het hotel als opvanglocatie te gebruiken. [eiseres] zegt dat er tijdens dat bezoek overeenstemming met [D] is bereikt over de verlenging van de huurovereenkomst voor de duur van twee jaar.
2.4.
[eiseres] heeft op 1 januari 2024 een huurovereenkomst en twee facturen aan Stichting Nidos gestuurd. De huurovereenkomst ziet op de periode van 1 maart 2024 tot 1 maart 2026. [D] reageert op 2 januari 2024:
‘Ik stuur de documenten onze ‘administratieve molen’ in zodat deze ondertekend retour komen en worden betaald.’
2.5.
Op 17 januari 2024 e-mailt de heer [E] namens Stichting Nidos aan [eiseres] dat Stichting Nidos geen gebruik wil maken van de verlenging. [eiseres] is deze kortgedingsprocedure gestart omdat zij vindt dat Stichting Nidos gebonden is aan de afspraken die [D] met [eiseres] maakte.
Kortgedingprocedure
2.6.
In een kort geding wordt beoordeeld of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering. De kantonrechter moet om te beginnen beoordelen of [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
2.7.
De vraag die in de eerste plaats voorligt is of er tussen [eiseres] en Stichting Nidos een huurovereenkomst tot stand is gekomen. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de beantwoording van deze vraag.
Geen overeenkomst tussen [eiseres] en Stichting Nidos
2.8.
Hierna legt de kantonrechter uit waarom er geen overeenkomst tussen [eiseres] en Stichting Nidos tot stand is gekomen.
2.9.
Tussen partijen staat vast dat [D] niet bevoegd was om namens Stichting Nidos een overeenkomst met [eiseres] aan te gaan. [D] was namelijk geen bestuurder van Stichting Nidos. Ook had Stichting Nidos geen volmacht aan hem verleend.
2.10.
[eiseres] heeft betoogd dat zij er, ondanks die onbevoegdheid van [D] , tóch op mocht vertrouwen dat Stichting Nidos gebonden zou raken aan de afspraken die [eiseres] en [D] maakten.
2.11.
Er zijn gevallen waarin een partij toch gebonden kan worden door een ‘niet-bevoegde-vertegenwoordiger’. Dat is het geval als de wederpartij – in dit geval: [eiseres] – is afgegaan op een ‘schijn van volmachtverlening’ en daar ook op af mócht gaat. Dat is hier niet zo.
2.12.
Van zo’n ‘schijn van volmachtverlening’ is ten eerste sprake als [eiseres]
op grond van verklaringen of gedragingen van Stichting Nidoszou hebben aangenomen (en mocht aannemen) dat aan [D] een volmacht was verleend. [1] Dat is niet zo. [eiseres] heeft niet gesteld dat er gedragingen of verklaringen van Stichting Nidos zijn geweest die zo’n schijn hebben kunnen wekken. Integendeel, [A] heeft in zijn e-mail van 20 juni 2022 verteld dat Stichting Nidos rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door haar bestuurder, [B] . [eiseres] heeft dat overgenomen in de door haar aangeboden huurovereenkomsten. [A] heeft daarnaast in zijn e-mail van 26 januari 2023 gezegd dat zijn leidinggevende akkoord gaat met een verlenging (destijds een verlenging voor de duur van één jaar). Hij noemt in diezelfde e-mail ook dat de overeenkomst wordt getekend door de bestuurder. [eiseres] wist dus dat [B] toestemming moest geven en dat hij degene was die de overeenkomst zou tekenen. [eiseres] heeft niet gesteld dat deze gang van zaken is veranderd sinds [D] de taken van [A] overnam.
2.13.
Ten tweede kan er onder omstandigheden ook een ‘schijn van volmachtverlening’ worden gewekt
door feiten en omstandigheden die voor risico van Stichting Nidos komen. [2]
[eiseres] heeft een aantal omstandigheden genoemd, maar die wekken naar het
oordeel van de kantonrechter geen van alle een schijn van volmachtverlening:
  • [eiseres] was het met [D] eens geworden over de essentialia van de overeenkomst. Dat was volgens haar het moment waarop de overeenkomst is gesloten. De kantonrechter volgt [eiseres] daarin niet. Zoals al is overwogen, was [D] niet bevoegd om een overeenkomst te sluiten. De overeenkomst zou pas definitief zijn als [B] akkoord was en de overeenkomst had ondertekend.
  • [D] schreef weliswaar dat de overeenkomst ondertekend zou terugkomen (zie 2.4), maar [eiseres] wist dus dat hij niet degene was die zou ondertekenen, dat de overeenkomst nog door ‘
  • Volgens [eiseres] werden eerdere overeenkomsten al uitgevoerd, terwijl een getekend exemplaar nog niet was ontvangen. [eiseres] mocht er desondanks niet op vertrouwen dat de overeenkomst zou worden getekend; al is het maar omdat de inhoud van die overeenkomst wezenlijk anders is dan die van de eerdere overeenkomsten. De duur is langer en de prijs aanzienlijk hoger. Bovendien heeft Stichting Nidos anderhalve maand voor de ingangsdatum kenbaar gemaakt dat zij niet instemde met de voorgestelde overeenkomst, van een vergelijkbare situatie is ook in die zin geen sprake.
2.14.
Bij dit alles komt bovendien dat [eiseres] er niet op hééft vertrouwd dat een toereikende volmacht was verleend. Integendeel: zij wist dat de overeenkomst door [B] moest worden ondertekend omdat hij bevoegd was Stichting Nidos te vertegenwoordigen. Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat de primaire vordering van [eiseres] moet worden afgewezen.
Geen annuleringsvergoeding
2.15.
De tweede vraag die moet worden beantwoord is of [eiseres] aanspraak kan maken op een annuleringsvergoeding. [eiseres] heeft niet kunnen uitleggen wat haar spoedeisend belang bij deze vordering is. De kantonrechter ziet dat ook niet. Dat leidt ertoe dat ook deze vordering van [eiseres] wordt afgewezen.
2.16.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat Stichting Nidos geen annuleringsvergoeding aan [eiseres] verschuldigd is, omdat partijen die niet zijn overeengekomen. De annuleringsvergoeding is immers onderdeel van de overeenkomst en die is nooit tot stand gekomen.
Proceskostenveroordeling
2.17.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stichting Nidos worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
881,50
2.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 881,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Atema en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2024.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 3:61 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Dit heeft de Hoge Raad bepaald in het arrest van 19 februari 2010,