ECLI:NL:RBMNE:2024:3383
Rechtbank Midden-Nederland
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering gevangenhouding en opheffing bevel voorlopige hechtenis
Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in de zittingsplaats Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 te Zaïre, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en de betrokken partijen, waaronder de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Viersen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte voor de duur van 30 dagen in gevangenhouding te nemen, na een eerder bevel tot bewaring dat op 5 april 2024 was verleend.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat er aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van de verdachte bij het feit waarvoor de inbewaringstelling was aangevraagd. Echter, de rechtbank oordeelt dat de bewijsvoering op dit moment onvoldoende sterk is om te concluderen dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte. Daarom heeft de rechtbank besloten om de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen.
In de raadkamer heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen en het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden opgeheven. Deze beslissing is genomen door de rechters E.H.M. Druijf (voorzitter), A.J. Reitsma en O. Böhmer, in aanwezigheid van griffier B. Schelling.