Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Procesverloop
- [verweerster] , bijgestaan door mr. Hos;
- [B] , arts;
- [C] en [D] , dochters van [verweerster] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van vijf jaar, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Dit verzoek was gericht op [verweerster], geboren in 1938, die verblijft in een verpleeghuis. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 30 april 2024, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de verweerster, haar advocaat mr. N.J. Hos, en haar dochters.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ een machtiging vraagt omdat de verweerster verbaal verzet toont tegen haar verblijf in het verpleeghuis. De advocaat van de verweerster heeft echter betoogd dat het verzet minimaal en inconsistent is. De dochters van de verweerster hebben verklaard dat hun moeder zich niet bewust is van haar opname en dat haar uitlatingen over weg willen gaan voortkomen uit haar autonome karakter, niet uit een daadwerkelijke wens om te vertrekken.
Na beoordeling van de situatie concludeert de rechtbank dat de verweerster zodanig gedesoriënteerd is dat het concept van 'naar huis gaan' voor haar niet meer reëel is. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verzet van betekenis en dat niet aan de voorwaarden voor het verlenen van een rechterlijke machtiging is voldaan. Daarom wijst de rechtbank het verzoek af. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.E. Heinemann, met M.M.A.J. Jagt als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 29 mei 2024.