ECLI:NL:RBMNE:2024:3381

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
574440
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot opvolgende rechterlijke machtiging voor gedwongen zorg op basis van de Wet zorg en dwang

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in de zaak betreffende een verzoek tot het verlenen van een opvolgende rechterlijke machtiging voor de duur van vijf jaar, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Dit verzoek was gericht op [verweerster], geboren in 1938, die verblijft in een verpleeghuis. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 30 april 2024, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en medische verklaringen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de verweerster, haar advocaat mr. N.J. Hos, en haar dochters.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het CIZ een machtiging vraagt omdat de verweerster verbaal verzet toont tegen haar verblijf in het verpleeghuis. De advocaat van de verweerster heeft echter betoogd dat het verzet minimaal en inconsistent is. De dochters van de verweerster hebben verklaard dat hun moeder zich niet bewust is van haar opname en dat haar uitlatingen over weg willen gaan voortkomen uit haar autonome karakter, niet uit een daadwerkelijke wens om te vertrekken.

Na beoordeling van de situatie concludeert de rechtbank dat de verweerster zodanig gedesoriënteerd is dat het concept van 'naar huis gaan' voor haar niet meer reëel is. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verzet van betekenis en dat niet aan de voorwaarden voor het verlenen van een rechterlijke machtiging is voldaan. Daarom wijst de rechtbank het verzoek af. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.E. Heinemann, met M.M.A.J. Jagt als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt op 29 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/574440 / FV RK 24-1018
Opvolgende rechterlijke machtiging
Beschikking van 21 mei 2024naar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van vijf jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[verweerster] ,
geboren op [geboortedatum] 1938 in [geboorteplaats] ,
wonend en verblijvend in verpleeghuis [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: [verweerster] ,
advocaat: mr. N.J. Hos.

1.Procesverloop

1.1.
Het verzoekschrift is op 30 april 2024 ontvangen. Daarbij zijn onder meer de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit van 30 november 2023;
- de aanvraag van 24 april 2024;
- de medische verklaring van 25 april 2024, opgesteld en ondertekend door [A] , specialist ouderengeneeskunde;
- het zorgplan van 14 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024 in [verblijfplaats] . De rechtbank heeft met de volgende personen gesproken:
- [verweerster] , bijgestaan door mr. Hos;
  • [B] , arts;
  • [C] en [D] , dochters van [verweerster] .
Bij de zitting waren ook een begeleider en een advocaat-stagiaire aanwezig.
1.3.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een schriftelijke kennisgeving ervan aan mr. Hos, de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en het CIZ gestuurd.

2.Standpunten

2.1.
Het CIZ vraagt een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf voor vijf jaren. Op dit moment verblijft [verweerster] in [verblijfplaats] op grond van een op 7 december 2023 door deze rechtbank gegeven machtiging. Deze machtiging geldt tot en met 7 juni 2024.
Volgens het CIZ is gedwongen zorg nodig, omdat [verweerster] verbaal verzet uit tegen haar verblijf in [verblijfplaats] .
2.2.
Mr. Hos vraagt primair om afwijzing van het verzoek. Het verzet van [verweerster] is minimaal en niet consistent. Ze geeft alleen aan weg te willen, als expliciet aan haar gevraagd wordt of ze wil blijven. Anderszins toont zij op geen enkele andere wijze verzet, evenmin laat ze enig initiatief tot weggaan zien; zij staat bijvoorbeeld nooit bij de deur met haar tas.
Subsidiair vraagt mr. Hos de termijn van de machtiging te beperken tot zes maanden. Het verzet was eerder aanwezig, maar is inmiddels afgevlakt. Omdat [verweerster] dichtbij haar echtgenoot is, geeft dit haar rust.
2.3.
[B] bevestigt dat [verweerster] alleen als haar expliciet gevraagd wordt waar zij zou willen wonen, aangeeft weer thuis te willen wonen. Dan wordt er als het ware iets “aangezet” en ontstaat er een glimp van een wereld buiten. Zodra haar familie weg is, verdwijnt deze glimp weer. Bovendien vraagt zij zich af of [verweerster] een vertrek überhaupt wel kan organiseren.
2.4.
Volgens de dochters van [verweerster] , denkt hun moeder dat zij op de afdeling is om haar echtgenoot te verzorgen. Zij is zich er niet van bewust dat ze zelf opgenomen is. Dat moeder, als haar ernaar gevraagd wordt, zegt dat ze weg wil, komt volgens de dochters voort uit haar autonome karakter; ze beslist graag zelf over haar leven. Van een daadwerkelijke wens weg te gaan, is evenwel geen sprake, aldus de dochters. Hun moeder heeft het zelfs over “thuis” wanneer ze over de instelling spreekt.

3.Beoordeling

3.1.
Hoewel het rekest veel woorden besteedt aan de aandoening van [verweerster] en de uit die aandoening voortvloeiende nadelen, gaat deze zaak daar niet om. Met eerdergenoemde beschikking staat namelijk vast dat [verweerster] lijdt aan Alzheimer en vasculaire dementie en dat de daaruit voortkomende nadelen met zich brengen dat zij zorg nodig heeft. Het springende punt is of zij deze zorg vrijwillig of gedwongen moet krijgen.
3.2.
Uit de processtukken en in het bijzonder uit dat wat tijdens de zitting is gezegd, alsmede op basis van de waarneming van de behandelend rechter, is de rechtbank van oordeel dat [verweerster] zodanig gedesoriënteerd is in plaats dat ‘naar huis gaan’ voor haar geen reëel concept meer is. Ter illustratie: zij heeft op zitting meermalen gezegd dat haar man “daar” is en zij “hier”, terwijl het dezelfde plekken zijn. Zij ervaart de instelling waar zij woont, in het algemeen als thuis. Een enkele keer – als haar daar expliciet naar gevraagd wordt – lijkt zij een glimp van (een herinnering aan) een buitenwereld te hebben, maar ook dan gaat ze niet weg. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan het CIZ meent, niet gesproken worden van verzet van enige betekenis.
Dit betekent dat niet aan een van de noodzakelijke (doch niet voldoende) voorwaarden voor het afgeven van een rechterlijke machtiging is voldaan. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 21 mei 2024 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. M.E. Heinemann, rechter, bijgestaan door M.M.A.J. Jagt als griffier, en is schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 29 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
..
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.