ECLI:NL:RBMNE:2024:3362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
22/5269
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van inzageverzoeken op basis van de AVG, Wpg en Wjsg door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de behandeling van haar inzageverzoeken door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein beoordeeld. Eiseres had op 2 maart 2022 verzocht om inzage in haar persoonsgegevens op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg). Het college heeft in zijn besluit van 28 april 2022 enkel beslist op het Wpg/Wjsg-verzoek en heeft het AVG-verzoek uitgesteld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 13 oktober 2022.

De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van het college aanwezig was, maar eiseres zelf niet. De rechtbank concludeert dat het college geen Wpg- of Wjsg-gegevens van eiseres verwerkt, zoals eerder is meegedeeld in een besluit van 23 februari 2022. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij het recht heeft om de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren en dat haar persoonsgegevens onrechtmatig worden verwerkt in het kader van gemeentelijke aanpakken. De rechtbank oordeelt echter dat deze argumenten niet relevant zijn voor de huidige beroepsprocedure, die enkel betrekking heeft op het Wpg/Wjsg-verzoek.

De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiseres heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5269

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein

(gemachtigde: mr. M. Verhoef-Murray).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de behandeling van de door haar ingediende inzageverzoeken. Eiseres heeft op 2 maart 2022 verzocht om inzage in haar persoonsgegevens. Zij wil van het college weten welke gegevens het college verwerkt op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (de Wjsg). Het college heeft in zijn besluit van 28 april 2022 voor wat betreft het Wjst/Wpg-verzoek verwezen naar zijn eerdere besluiten over vergelijkbare verzoeken van eiseres. Er is sindsdien niets gewijzigd. Wat betreft het AVG-verzoek heeft het college meegedeeld dat hij daarover later een besluit zal nemen.
1.2.
In het bestreden besluit van 13 oktober 2022 heeft het college – onder verwijzing naar het advies van de bezwaarcommissie van 12 september 2022 – het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van het college, [A] , [functie 1] bij de gemeente Nieuwegein, drs. [B] , [functie 2] bij de gemeente Nieuwegein en [C] , [functie 3] bij de gemeente Nieuwegein. Eiseres is niet verschenen.
Beoordeling door de rechtbank
Moet eiseres griffierecht betalen?
2. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De griffier heeft dat verzoek in april 2023 op basis van de toen bekende gegevens toegewezen en de rechtbank wijzigt dit standpunt nu niet.
Waarover gaat dit beroep?
2.1.
Eiseres heeft op 2 maart 2022 twee verzoeken om inzage ingediend bij het college. In het besluit van 28 april 2022 heeft het college echter alleen beslist op het Wpg/Wjsg-verzoek. Op het AVG-verzoek is in het besluit van 28 april 2022 nog niet beslist.
2.2.
Het college heeft pas in zijn besluit van 21 september 2022 op het AVG-verzoek van eiseres beslist. Op het bezwaar van eiseres tegen dat besluit moet het college nog beslissen. Dat heeft hij op de zitting ook erkend. Het AVG-verzoek van 2 maart 2022 ligt dan ook niet nu ter beoordeling aan de rechtbank voor. Deze uitspraak gaat alleen over het Wpg/Wjsg-verzoek.
Verwerkt het college Wpg en Wjsg-gegevens van eiseres?
3. Het college heeft er in het bestreden besluit op gewezen dat eiseres een eerder inzageverzoek heeft ingediend op grond van de Wjsg/Wpg. Op dat verzoek is met het besluit van 23 februari 2022 beslist. Het college heeft daarin aan eiseres meegedeeld dat hij geen Wpg-gegevens of Wjsg-gegevens van haar verwerkt. Eiseres heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Sindsdien is er niets gewijzigd.
3.1.
Eiseres voert in beroep aan dat zij het recht heeft om de rechtmatigheid van de gegevensverwerking van het college op een eenvoudige manier en met redelijke tussenpozen te kunnen controleren. Volgens haar verwerkt het college ten onrechte persoonsgegevens van haar en is zij daarover niet juist geïnformeerd. Zij wijst in het bijzonder op de onrechtmatige verwerking van haar persoonsgegevens in het kader van de Complexe multiprobleemgezinnen aanpak in Nieuwegein (CMPG) en de Persoonsgerichte aanpak (PGA). Volgens haar worden in het kader van die vormen van gemeentelijke aanpak ten onrechte persoonsgegevens van haar verwerkt. Haar privacy wordt daarmee ontoelaatbaar geschonden en zij heeft recht op een vergoeding van de door haar daardoor geleden schade.
3.2.
Wat eiseres in beroep naar voren brengt over de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de verschillende vormen gemeentelijke aanpak, gaat niet over een mogelijke verwerking van Wpg-gegevens of Wjsg gegevens door het college, maar ziet uitsluitend op de verwerking van persoonsgegevens op grond van de AVG. Eiseres zal haar standpunten hierover in de bezwaarprocedure over het AVG-besluit naar voren moeten brengen als zij wil dat deze beoordeeld worden. In deze beroepsprocedure slagen deze beroepsgronden niet.
3.3.
Het college staat er verder, anders dan eiseres kennelijk meent, niet aan in de weg dat eiseres op eenvoudige manier de verwerking van persoonsgegevens kan controleren. Eiseres heeft bij herhaling inzageverzoeken gedaan en niet is gebleken dat het college die niet of op een onzorgvuldige wijze behandelt. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
3.4.
Eiseres heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat het college wel gegevens van haar in het kader van de Wpg en Wjsg verwerkt. De rechtbank vindt dat ook niet erg waarschijnlijk. Het college heeft immers geen strafvorderlijke taken. De burgemeester heeft weliswaar wel enkele politietaken, waaronder de handhaving van de openbare orde, maar niet is gebleken dat hij die ook heeft aangewend ten aanzien van eiseres.
3.5.
Op de zitting is besproken dat het college in zijn besluit duidelijker had kunnen toelichten dat hij over het algemeen dit soort gegevens dus helemaal niet verwerkt, zodat het voor eiseres ook helder zou zijn dat het weinig zin heeft om dit type inzageverzoeken bij het college te blijven indienen. Dat het college dat niet heeft gedaan, leidt er echter niet toe dat het besluit onjuist is. Aan eiseres is meegedeeld dat het college geen gegevens verwerkt op grond van de Wpg en de Wjsg en dat standpunt is niet onjuist gebleken.
3.6.
Het verzoek om schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking.
3.7.
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het beroep van eiseres ongegrond is.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.