4.3Het oordeel van de rechtbank
1. De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 12 januari 2024, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 18 juni 2023 bezig ben geweest met de slagboom op de parkeerplaats van de [instelling] in [woonplaats] . Ik heb geprobeerd om de slagboom uit te zetten. Er was veel doorloop van bewoners die daar wilden parkeren. Ik heb dat willen stoppen. De deksel van de kast van de slagboom zat al los. Ik kon deze verplaatsen en dat heb ik gedaan. De binnenkant van de kast van de slagboom is vergelijkbaar met een meterkast. Ik heb hier absoluut geen verstand van, maar je kan de boel binnen in de kast wel aan en uit zetten. Ik heb hier een knopje gevonden en dat heb ik een aantal keer ingedrukt. Ik heb vervolgens met het winkelwagentje gecontroleerd of de slagboom nog open ging. De slagboom stond op een gegeven moment uit.
2. [aangever 1] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 19 juni 2023 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernieling van een slagboom bij GGZ instelling de [instelling] . Op zondag 18 juni 2023 zagen mijn collega’s dat de slagboom bij de parkeerplaats aan de voorkant van het pand niet reageerde. Hij ging niet meer open en dicht. Ik hoorde van mijn collega’s dat zij naar de camerabeelden keken die gericht zijn op de slagboom. Ik hoorde van mijn collega’s dat zij zagen dat er een vrouw met een wagentje, vermoedelijk een winkelwagentje, tegen de slagboom aanreed.
3. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 19 juni 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik bekeek de beelden aangeleverd door de GGZ [instelling] . Ik zag een parkeerplaats met een slagboom. Er kwam een persoon bij de slagboom en deze hurkt nabij de kast onder de slagboom. Ik zag dat deze persoon haar handen naar deze kast bracht. Ik zag dat de slagboom naar beneden dicht ging. Ik zag dat deze persoon opstond en de winkelwagen naar de slagboom reed, waarna deze naar boven openging. De persoon gaat wederom gehurkt bij de kast van de slagboom zitten en bracht haar handen nogmaals naar de kast. De slagboom ging weer naar beneden. Dit proces herhaald zich tweemaal, waarna ik zag dat de persoon de voorzijde van de kast van de slagboom verwijderd en de handen in de kast bracht. Ik zag dat de persoon de winkelwagen weer voor de slagboom deed, maar dat deze hierna niet meer openging.
4. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 11 juli 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op maandag 10 juli 2023 ontving ik een mail van een medewerkster van de GGZ. In de mail stond dat zij zelf de slagboom hebben laten repareren. De slagboom is door Unica en de huismeester gerepareerd. In totaal waren zij 2,5 uur daarmee bezig en de totale kosten waren 187,50 euro (2,5 x 75 euro).
Bewijsoverweging feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het verdachte is geweest die de slagboom van GGZ instelling de [instelling] in [woonplaats] onbruikbaar heeft gemaakt. Verdachte heeft de afdekking van de kast van de slagboom verplaatst en in de kast een knopje gevonden dat zij vervolgens meermaals heeft ingedrukt. Naar eigen zeggen heeft zij dit gedaan zonder verstand te hebben van de werking van de slagboom en met het doel de slagboom uit te zetten. Dit is haar ook gelukt. De slagboom kon, na de door verdachte uitgevoerde handelingen, niet meer open en dicht en moest uiteindelijk gerepareerd worden om hem weer in gebruik te kunnen nemen. Hoewel verdachte met haar handelingen mogelijk geen blijvende schade aan de slagboom heeft toegebracht heeft zij de slagboom met haar handelingen wel tijdelijk onbruikbaar gemaakt voor zijn bestemming. Dit maakt dat de rechtbank het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht in die zin dat sprake is van het tijdelijk onbruikbaar maken van de slagboom.
Bewijsmiddelen feit 2 primair
1. De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 12 januari 2024, zakelijk weergegeven:
Mijn contact met de heer [aangever 2] was niet goed. Hij bleef zich met mijn leven bemoeien en mij lastigvallen. De spullen die op 19 juni 2023 ’s morgens in brand zijn gezet heb ik op de stoep van [adres] in [woonplaats] gezet. Mijn signaal aan de heer [aangever 2] was: je moet je troep bij je houden. Ik heb foto’s gemaakt van de brand.
2. [aangever 2] heeft volgens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte, op 19 juni 2023 aangifte gedaan bij de politie en heeft daarbij het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van brandstichting en vernieling. De tegels voor mijn voordeur zijn beschadigd door de brand. Op maandag 19 juni 2023 omstreeks 06.00 uur werd er aangebeld bij mij en de buren. Ik werd wakker en ik hoorde direct de stem van [verdachte] . Ik ging naar beneden, opende de voordeur en ik zag dat er allemaal troep lag op de stoep voor mijn woning. Ik rook een sterke brandgeur. Ik zag dat deze troep ook verbrand was. Ik zag dat er vier verbrandde stoelpoten lagen. Ik herkende het als een soort van vissersstoel. Ik zag tevens een doos met daarin een gascilinder met helium liggen. Ook deze had brandsporen. Ik zag ook verbrandde flesjes liggen. Ik zag tevens dat er op de tegels pal voor mijn voordeur verbrand plastic lag.
3. Getuige [getuige] heeft in het
proces-verbaal van verhoor getuigevan 19 juni 2023 het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik liep op 19 juni 2023 omstreeks 06.00 uur naar mijn werk door de [straat] . Ik zag toen voor een woning een dame staan. Ik zag dat zij haar telefoon in haar handen had en het leek alsof zij foto’s of een video aan het maken was. Zij keek richting de voordeur van een woning en ik zag dat er voor en tegen deze deur spullen in brand stonden. Ik vroeg aan deze dame wat er aan de hand was en ik hoorde dat zij zei dat er niks aan de hand was. Ik was ondertussen bezig om de brandende spullen bij de woning weg te halen en probeerde de bewoners van de woning wakker te maken door aan te bellen. Ik vroeg of zij de politie wilde bellen maar hoorde dat zij zei dat zij even iets moest gaan pakken en zag dat zij weg wilde lopen. Ik zag meerdere dingen in brand staan, het leek ook alsof het op een specifieke manier was neergezet, alsof het een altaar was. In het midden stond iets van een uitvouwbare campingstoel, aan beide kanten stond een doos en aan beide kanten stond iets van een fles. De ene fles was iets van lampenolie en de andere fles was iets om alg van stenen te verwijderen. De campingstoel was ondertussen al helemaal gesmolten en alleen de ijzeren delen waren nog over. De flessen waren ook al aardig warm en gedeeltelijk gesmolten.
4. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in
een proces-verbaal van bevindingenvan 19 juni 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik opende de map met foto’s op de telefoon van verdachte. Ik zag hierop twaalf foto’s van de voordeur van de woning aan de [adres] met verschillende stadia van vuur, waarbij de eerste foto gemaakt is op maandag 19 juni 2023 om 05.56 uur en de laatste om 05.58 uur. Vier van deze foto’s voeg ik toe als bijlage aan dit proces-verbaal van bevindingen onder foto 5, 6, 7, en 8.
5. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 13 september 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Mij werd een fotobijlage gemaild bestaande uit 11 foto’s welke afkomstig zijn van een mobiele telefoon. Op foto 5 t/m 8 is een beperkte brand zichtbaar van de voornoemde goederen voor perceel [huisnummer] . De primaire brandhaard betreft een campingstoel welke geplaatst was direct voor de deur van perceel [huisnummer] . Zichtbaar is dat de stoel nagenoeg volledig opbrand en daarbij schade als gevolg van de hitte-inwerking aan de naastgelegen materialen toebrengt (foto 5 t/m 8). Gelet op het aangetroffen brand- en schadebeeld, daarbij rekening houdend met informatie met betrekking tot het brandbeeld evenals de opgedane expertise op het gebied van brandgedrag en - ontwikkeling, en gelet op de analyse van foto- en beeldmateriaal, kon worden vastgesteld dat bij deze brand gemeen gevaar voor goederen was te duchten als bedoeld in artikel 157 onder het le lid wetboek van strafrecht.
Bewijsoverwegingen feit 2 primair
Verklaring verdachte over brandstichting niet aannemelijk
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de brand voor de woning van aangever [aangever 2] (hierna: aangever) op 19 juni 2023 heeft aangestoken. Verdachte stelt zich op het standpunt dat dit niet het geval is. Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat zij aanwezig is geweest bij de brand, maar deze niet heeft aangestoken. Volgens verdachte heeft zij de spullen samen met getuige [getuige] op de stoep van de woning van aangever geplaatst maar is het getuige [getuige] geweest die de brand heeft aangestoken. Hij zou dit hebben gedaan omdat hij verdachte wilde helpen, omdat hij het vervelend vond dat zij door aangever werd lastiggevallen.
In het licht van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van verdachte niet aannemelijk. Verdachte en getuige [getuige] kenden elkaar niet en uit het dossier blijkt ook niet dat aangever [aangever 2] en getuige [getuige] elkaar kenden. Getuige [getuige] kwam op de ochtend van de brand toevallig langs de woning van aangever op weg naar zijn werk. Hij is degene geweest die de bewoners heeft wakker gemaakt en heeft gewaarschuwd door aan te bellen en hij is ook degene geweest die de brandende spullen bij de woning heeft weggehaald. Hier staat tegenover dat verdachte aangever kende en dat het contact tussen haar en aangever niet goed was. Ter terechtzitting heeft verdachte bovendien verklaard een signaal aan aangever te willen afgeven. Verdachte was bij de brand aanwezig, heeft niets gedaan om de brand te stoppen en op haar telefoon zijn foto’s aangetroffen van verschillende stadia van de brand. Ook probeerde verdachte, op het moment dat getuige [getuige] haar vroeg om de politie te bellen, weg te lopen. Dat niet verdachte, maar getuige [getuige] , de brand zou hebben aangestoken acht de rechtbank onder deze omstandigheden niet aannemelijk. De rechtbank gaat aan die verklaring van verdachte voorbij en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de brand heeft aangestoken.
Vrijspraak van levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of als gevolg van deze brand levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Daarvoor is vereist dat kan worden vastgesteld dat dat gevaar op het moment van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Daarvoor biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten. Zo concludeert verbalisant [verbalisant 4] na onderzoek van het aangetroffen brand- en schadebeeld dat bij de brand enkel gemeen gevaar voor goederen was te duchten. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.