In deze zaak heeft eiser een verzoek ingediend op basis van de Algemene verordening gegevensverwerking (AVG) bij de minister van Financiën, waarin hij vroeg om inzage in zijn persoonsgegevens die verwerkt zijn in de Fraude Signalering Voorziening (FSV). De minister heeft op 17 maart 2022 geantwoord dat er drie signalen over eiser in de FSV zijn aangetroffen. Eiser heeft vervolgens meerdere keren contact opgenomen met de Belastingdienst, omdat hij vermoedt dat hij nadelige gevolgen heeft ondervonden van deze registratie. De Belastingdienst heeft aangegeven dat er een onderzoek loopt naar de gevolgen van deze registratie, maar de duur van dit onderzoek is onduidelijk.
Eiser heeft op 20 december 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van de uitkomst van het onderzoek. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de bestuursrechter niet bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen. De meldingen van eiser kunnen niet worden aangemerkt als aanvragen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat er geen publiekrechtelijke grondslag is voor een besluit van de minister op de meldingen van eiser, en dat hij daarom geen beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en gelast dat het door eiser betaalde griffierecht wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Vollebregt-Kuipers op 16 januari 2024, en is openbaar uitgesproken. Eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.