ECLI:NL:RBMNE:2024:3357

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
23/76
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser had beroep ingesteld tegen de Minister van voor Rechtsbescherming, omdat hij van mening was dat de minister niet tijdig had beslist op zijn aanvraag van 14 maart 2022 om informatie over de verwerking van persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verweerder niet tijdig in gebreke heeft gesteld, wat een voorwaarde is voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser had op 2 december 2022 een brief gestuurd waarin hij stelde dat verweerder dwangsommen aan hem verschuldigd was, maar deze brief werd niet als een geldige ingebrekestelling beschouwd. Eiser heeft pas op 25 januari 2023 verweerder in een e-mail in gebreke gesteld, maar dit was te laat, aangezien de ingebrekestelling vóór het indienen van het beroep moest plaatsvinden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank werd toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/76

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de Minister van voor Rechtsbescherming, verweerder

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 14 maart 2022 om informatie over de verwerking van persoonsgegevens op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Op 5 april 2023 heeft verweerder met een brief gereageerd op dit beroep.
Eiser heeft met verschillende brieven gereageerd op het verweerschrift.

Overwegingen

Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht, omdat hij dat niet kan betalen. Dit verzoek wordt toegewezen.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]
3. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
4. De rechtbank heeft eiser in een brief van 18 januari 2023 verzocht om de ingebrekestelling over te leggen die hij aan verweerder heeft gestuurd. Eiser heeft hierop gereageerd met een brief van 16 februari 2023, waarin hij zegt dat hij is vergeten verweerder in gebreke te stellen. Hij heeft verweerder alsnog gemaild op 25 januari 2023 en verweerder in die e-mail bericht dat hij in gebreke is.
5. Dit is te laat. Een ingebrekestelling moet worden ingediend bij het bestuursorgaan voordat het beroep wordt ingesteld. Eiser heeft weliswaar op 2 december 2022 een brief aan verweerder verstuurd, waarin hij stelt dat verweerder dwangsommen aan hem is verschuldigd, maar dat geldt niet als ingebrekestelling. Verweerder heeft deze brief ook niet zo begrepen. Dat blijkt uit de reactie van 5 april 2023. Het is verweerder niet duidelijk waar het beroep van eiser over gaat. Verlangd mag echter worden dat een ingebrekestelling zonder meer duidelijk maakt op welke aanvraag/verzoek beslist moet worden. Dat blijkt in dit geval dus niet.
6. Omdat eiser verweerder niet op tijd in gebreke heeft gesteld, is het beroep niet-ontvankelijk.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2024.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen).
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.