Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de ontnemingszaak met parketnummer 16/093849-21. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen ter hoogte van € 56.774,-. Dit bedrag is gebaseerd op de opbrengsten van valse facturen die zijn opgemaakt door de veroordeelde en haar partner, waarbij geen daadwerkelijke dienstverlening heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die aanvankelijk een hoger bedrag had gevorderd, aangepast en vastgesteld op het genoemde bedrag. De veroordeelde is eerder veroordeeld voor medeplegen van valsheid in geschrift en witwassen, gepleegd tussen 16 augustus 2019 en 15 oktober 2021. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de aanpassing van de vordering niet in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de staat opgelegd, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel gelijkelijk is verdeeld tussen de veroordeelde en haar partner. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen.