ECLI:NL:RBMNE:2024:3349

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
16/301633-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen poging plofkraak op een winkelpand met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 19-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot plofkraak op een winkelpand in Utrecht op 14 november 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een explosief heeft geplaatst en tot ontploffing heeft gebracht, met als doel goederen te stelen. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er algemene en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan diagnostiek en behandeling. De benadeelde partij, [bedrijf], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/301633-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen
op het adres: [adres 1] , [plaats 1] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. drs. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 14 november 2023 te Utrecht, samen met een ander of anderen, een explosief tot ontploffing heeft gebracht bij een winkelpand van [bedrijf] ;
feit 2
op 14 november 2023 te Utrecht, samen met een ander of anderen, geprobeerd heeft goederen uit een winkelpand van [bedrijf] weg te nemen, door middel van braak, te weten door het tot ontploffing brengen van een explosief.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen bewijsverweer gevoerd en refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 mei 2024;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 14 november 2023 genummerd PL0900-2023348983, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , namens [bedrijf] , pagina’s 10 tot en met 13 van het ‘proces-verbaal voorgeleiding rechter-commissaris’;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 14 november 2023 genummerd PL0900-2023348983-32, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een proces-verbaal forensisch plaats delict, pagina’s 86 tot en met 88 van het ‘proces-verbaal voorgeleiding rechter-commissaris’.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 14 november 2023, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij een winkelpand (gelegen aan de [adres 2] ) op de glazen pui een explosief, aan te brengen en/of te plaatsen en vervolgens dat explosief tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en de nabij gelegen panden, te duchten was;
feit 2op 14 november 2023, te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meer camera's, dat/die aan [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- voorzien van een scooter en regenpakken en bivakmutsen en handschoenen en
explosief materiaal en een tas naar voornoemde locatie zijn gereden en
- vervolgens op de glazen pui van voornoemde [bedrijf] een explosief, aan te brengen en/of te plaatsen en
- vervolgens dat explosief tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 1 en 2 bewezenverklaarde sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezenverklaarde levert volgends de wet de volgende strafbare feiten op:
De eendaadse samenloop van
feit 1
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
en
feit 2
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hierbij heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering zijn geadviseerd op te leggen, behalve de voorwaarde inhoudende het locatieverbod voor de [adres 2] te [plaats 2] . De bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan een locatiegebod kan in die zin worden aangepast dat daaraan door de rechtbank een maximumduur gekoppeld wordt.
De officier van justitie stelt zich tot slot op het standpunt dat het jeugdstrafrecht niet van toepassing is en dat het volwassenenstrafrecht dient te worden toegepast.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd en de persoon van verdachte en het jeugdstrafrecht toe te passen.
De verdediging heeft voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden het volgende aangevoerd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht af te zien van het opleggen van een locatiegebod met elektronisch toezicht, gelet op het vrijheidsbenemende karakter daarvan. Als de rechtbank daartoe al zou overgaan, zou daaraan volgens de raadsvrouw een maximumduur van drie maanden dienen te worden gekoppeld. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het door de reclassering geadviseerde contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] niet zinvol is. Beide verdachten hebben niet de intentie nogmaals een strafbaar feit te plegen. Ook is niet gebleken dat beide verdachten in het verleden samen in de criminaliteit actief zijn geweest.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen, met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
• meldplicht bij reclassering;
• diagnostiek en als geïndiceerd ambulante behandeling en
• het volgen van onderwijs dan wel werken.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft samen met anderen getracht een plofkraak te plegen en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van criminaliteit. Hij en zijn mededader hebben een explosief op de etalageruit van een winkelpand geplaatst en tot ontploffing gebracht. Door de zware ontploffing is aanzienlijke schade ontstaan aan het winkelpand. De schade bedraagt volgens een eerste begroting c.a. € 35.000,00. Het spreekt voor zich dat de impact voor de winkeleigenaar is. Ook is er schade ontstaan aan bovenliggende appartementen; door de explosie zijn brokken steen van de balkons losgekomen en op straat beland.
Plofkraken zorgen voor veel onrust en schade bij omwonenden en in de maatschappij, vanwege de heftigheid van de explosie en de grote ravage die dat tot gevolg heeft. Het voelt onveilig om in een stad te wonen waar mensen blijkbaar bereid zijn om dergelijke ontploffingen in drukbevolkte gebieden te veroorzaken. Verdachte heeft door het deelnemen aan de plofkraak laten zien slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin.
Doordat het gat in de etalageruit te klein was om doorheen te kruipen, zijn er uiteindelijk geen goederen weggenomen.
Het standpunt van de raadsvrouw dat er sprake zou zijn van een weinig professionele uitvoering, en dus een minder ernstig feit, volgt de rechtbank niet. Het gebruikte explosief, een cobra, het werken met een heldere taakverdeling, en de maatregelen die verdachten hebben genomen om hun vlucht te bewerkstelligen (een scooter zonder zichtbaar kenteken) en om beschermd en anoniem te blijven (regenpakken, bivakmutsen en werkhandschoenen), tonen een degelijke voorbereiding die in beginsel toereikend is om een plofkraak uit te voeren. Dat verdachten een winkel overvielen die over gepantserd glas beschikte, waardoor het bij een poging bleef, brengt niet mee dat de uitvoering minder professioneel was en daarom minder strafwaardig; althans, niet in die zin dat er naast de vermindering omdat het bij een poging gebleven is, nog verdere strafvermindering zou moeten plaatsvinden.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 16 april 2024 van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapportage van Reclassering Nederland van 25 april 2024, opgemaakt door M. van Wijnen. In dit rapport komt naar voren dat een inschatting van risico's moeilijk te maken is, gezien de (destijds nog) zwijgende houding van verdachte. In hoeverre het cognitief vermogen of psychosociaal functioneren meespeelt is voor de reclassering niet helder. Mogelijk zou verdiepingsdiagnostiek hier verduidelijking in kunnen geven. Eveneens is het voor de reclassering onduidelijk of verdachte een 'leider' of een 'volger' is in sociale context. Daarnaast volgt uit het rapport dat verdachte plannen heeft om een opleiding tot kapper te volgen en dat hij zijn werk bij het Chinese restaurant, waar hij eerder werkte, wil vervolgen.
De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, diagnostiek en (als geïndiceerd) ambulante behandeling, een contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] , een locatiegebod met elektronische monitoring en het volgen van een opleiding (volwassenstrafrecht) en/of werk.
Verdachte heeft ter zitting en tijdens de gesprekken bij de reclassering aangegeven dat hij openstaat voor begeleiding van de reclassering en zich kan vinden in de door de reclassering geformuleerde voorwaarden.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte bestraft moet worden volgens het jeugdstrafrecht, zoals de raadsvrouw heeft bepleit, of volgens het volwassenenstrafrecht.
Verdachte was tijdens het plegen van de feiten 19 jaar oud. Het uitgangspunt is dan dat het strafrecht voor volwassenen aan de orde is. De rechtbank heeft bij jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar echter de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen. Dat kan de rechtbank doen wanneer de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan daar aanleiding voor geven. Het jeugdstrafrecht is specifiek in het leven geroepen voor jongvolwassenen tussen de 18 en 23 jaar, omdat hun hersenfuncties nog niet uitontwikkeld en zij dus (in beginsel) pedagogisch beïnvloedbaar zijn. Het jeugdstrafrecht kan toegepast bij een jongvolwassene die leeftijdsconform functioneert.
In haar rapport van 25 april 2024 adviseert de reclassering, zonder nadere motivering, het volwassenenstrafrecht toe te passen. In haar eerdere advies van 6 februari 2024 (opgemaakt ten behoeve van de raadkamer gevangenhouding), was de motivering slechts summier: “
Wij adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen. Er lijkt in het aanbod vanuit huidig toezicht (volwassene reclassering) niets te ontbreken wat enkel te halen valt binnen een jeugd reclassering toezicht. Daarnaast lijkt betrokkene zich 'staande te houden' binnen de volwassen detentie.”
De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte en wat ter terechtzitting door de verdediging naar voren is gebracht - anders dan de officier van justitie en de reclassering - aanleiding om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht, nu het jeugdstrafrecht pedagogische meerwaarde heeft en overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank ziet op basis van de verklaring van verdachte ter zitting reden om te vermoeden dat verdachte qua cognitieve vaardigheden niet op een volledig volgroeid niveau functioneert. Hoewel de rechtbank sterk vermoedt dat verdachte meer doordacht te werk is gegaan dan hij ter zitting laat merken, wijzen zijn verklaring ter zitting en het dossier er op dat verdachte zich geen volledige rekenschap heeft gegeven van de potentiële moeilijkheden in de uitvoering van de feiten, noch van de mogelijke gevolgen van de gepleegde feiten voor hemzelf en zijn medeverdachte. De verklaring van verdachte, dat het plegen van de plofkraak als ‘geintje’ is ontstaan wijst, indien waar, eveneens op een gebrek aan zicht op consequenties van het handelen. Indien onwaar wijst ze op een dusdanig gebrek aan inlevingsvermogen dat de verdachte niet in staat is sociaal wenselijk gedrag te vertonen, ook wanneer dat zijn intentie is. Ook wijst de verklaring van verdachte ter zitting er sterk op dat hij het feit heeft gepleegd onder invloed of op aanwijzen van een ander. De reclassering heeft hierover nog geen conclusies kunnen trekken.
Ook overigens zijn er omstandigheden die toepassing van het jeugdstrafrecht passend maken. Verdachte beschikt nog niet over een startkwalificatie nu hij ten gevolge van zijn de detentie zijn accountancy opleiding heeft afgebroken. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij na de zomer de kappersopleiding wil volgen. Verdachte woont nog thuis bij zijn moeder en stiefvader. Hoewel blijkens de rapportage van de reclassering eerdere contacten met de reclassering stroef verliepen, verbetert het contact gedurende het verblijf van verdachte in de penitentiaire inrichting. Hij lijkt daarmee gevoelig voor interventies en corrigeerbaar te zijn. De door reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met name het locatiegebod met daarbij de strikte bepaling wanneer en waarvoor verdachte van huis mag zijn, hebben bovendien een pedagogisch aspect in zich.
De rechtbank is, gelet op bovengenoemde omstandigheden, met de raadsvrouw, van oordeel dat het jeugdstrafrecht toegepast dient te worden. De begeleiding van verdachte in het kader van de door de reclassering geformuleerde voorwaarden zal wel door de volwassenenreclassering worden uitgevoerd.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. In zoverre volgt de rechtbank de officier van justitie. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen vrijheidsstraf heeft de rechtbank echter een ander uitgangspunt dan de officier van justitie, nu de rechtbank uitgaat van het jeugdstrafrecht. Met toepassing van het jeugdstrafrecht komen de pedagogische en recidive beperkende doestellingen op de voorgrond te staan, waar bij het volwassenen strafrecht de vergelding een grotere rol speelt. Daarmee is een kortere vrijheidsbeneming gerechtvaardigd. Dat de rechtbank bij de straftoemeting afwijkt van de eis van de officier van justitie is voor een groot deel hierdoor te verklaren.
De rechtbank kijkt voor het bepalen van de strafmaat naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank neemt in strafverhogende zin mee dat verdachte de feiten samen met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank houdt er anderzijds rekening mee dat is dit geval geen sprake is van een voltooide plofkraak, maar van een poging.
Alles overwegende vindt de rechtbank een jeugddetentie voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van het voorarrest, op zijn plaats. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de hierna te noemen algemene en bijzondere voorwaarden verbinden, met het om doel verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte eind augustus dan wel begin september 2024 weer wil starten met een opleiding.
De bijzondere voorwaarden
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd is de rechtbank van oordeel dat het locatiegebod met elektronisch toezicht wel opgelegd dient te worden. De rechtbank realiseert zich dat het locatiegebod met elektronische monitoring een serieuze inbreuk op de vrijheid van verdachte is, maar is van oordeel dat de ernst van het feit dit rechtvaardigt, evenals het belang om verdachte een goede gestructureerde start na detentie te bieden, waarbij zijn contacten en activiteiten voor een tijd goed inzichtelijk blijven. De rechtbank zal de duur van het locatiegebod met elektronische monitoring echter beperken tot een termijn van (maximaal) 6 maanden.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat het geadviseerde contactverbod met medeverdachte [medeverdachte] achterwege kan blijven, nu niet is gebleken is dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] eerder samen strafbare feiten hebben begaan of anderszins samen in negatieve zin met de politie in aanraking zijn gekomen.
De voorlopige hechtenis
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt afgewezen, gelet op de duur van de jeugddetentie die de rechtbank verdachte oplegt.

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
- een regenpak (PL0900-2023348983-3251377);
- handschoenen (PL0900-2023348983-3251369, oranje);
- een muts (PL0900-2023348983-3251375);
- schoenen (PL0900-2023348983-3251376);
- een lamp (PL0900-2023348983-3251373).
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle in beslag genomen voorwerpen verbeurd dienen te worden verklaard, nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het beslag heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- een regenpak (PL0900-2023348983-3251377);
- handschoenen (PL0900-2023348983-3251369, oranje);
- een muts (PL0900-2023348983-3251375);
- schoenen (PL0900-2023348983-3251376);
- een lamp (PL0900-2023348983-3251373), verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten begaan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 35.000,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade (schade aan de winkelpui van circa € 30.000,00 en inschakelen van monteurs voor tijdelijke voorziening begroot op circa € 5.000,00), ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarnaast heeft de officier van justitie aangegeven dat het waarschijnlijk is dat de schade niet bij [bedrijf] ligt, maar bij een andere partij.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, nu de schade onvoldoende is onderbouwd en de schade mogelijk niet daadwerkelijk door de benadeelde partij is geleden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Zo ontbreken er offertes of facturen van de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de schade te herstellen. De rechtbank zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 47, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
15 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte
gedurende de gehele proeftijd:
 zich na drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering Leger des Heils op de Zeehaenkade 30, 3526 LC te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 meewerkt met diagnostiek en als geïndiceerd vanuit deze diagnostiek aan behandeling. Verdachte laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start, indien geïndiceerd, als aanmeldingen rond zijn. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de
zorgverlener dat nodig vindt;
 zich inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, met een vaste structuur, die bijdraagt aan het behalen van maatschappelijk geaccepteerde doelen. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delict gedrag;
- stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat verdachte
gedurende de eerste 6 maanden van de proeftijd:
 op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres (met een maximumduur van
6 maandenna het ondergaan van de jeugddetentie of zoveel minder als de officier van justitie nodig acht). De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod.
Het huidige verblijfadres is [adres 1] , [plaats 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
De aansluiting van het elektronische monitoringmiddel kan plaatsvinden
wanneer verdachte uit jeugddetentie komt. De aansluiting zal plaatsvinden in de penitentiaire jeugd inrichting;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een regenpak (PL0900-2023348983-3251377);
  • handschoenen (PL0900-2023348983-3251369, oranje);
  • een muts (PL0900-2023348983-3251375);
  • schoenen (PL0900-2023348983-3251376);
  • een lamp (PL0900-2023348983-3251373);
Benadeelde partij
- verklaart
[bedrijf]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.W. Stein, voorzitter, mrs. C.A.M. van Straalen en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. van Loon, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1hij, op of omstreeks 14 november 2023, te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/of bij een (winkel)pand (gelegen aan de [adres 2] ) op de (glazen) pui een explosief, althans een explosieve lading, aan te brengen en/of te plaatsen en/of (vervolgens) dat explosief tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor dat pand en/of de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en/of de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
feit 2hij, op of omstreeks 14 november 2023, te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door
verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een/of meer camera's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/hun mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
- (voorzien van een scooter en/of regenpakken en/of bivakmutsen en/of handschoenen en/of
explosief materiaal en/of een tas) naar voornoemde locatie is/zijn gereden en/of
- (vervolgens) bij/op de (glazen) pui van voornoemde [bedrijf] een explosief, althans een explosieve lading, aan te brengen en/of te plaatsen en/of
- (vervolgens) dat explosief tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.