ECLI:NL:RBMNE:2024:3346

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
518849
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en wijziging gezag in een complexe scheiding met een kwetsbare minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een complexe familiekwestie betreffende de minderjarige [minderjarige], geboren in 2012. De ouders van [minderjarige] zijn verwikkeld in een langdurige strijd over de zorgregeling en het gezag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dynamiek tussen de ouders een negatieve impact heeft op de ontwikkeling van [minderjarige]. De moeder heeft eenhoofdig gezag gekregen, terwijl de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verlengd tot 3 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat de minderjarige momenteel onvoldoende draagkracht heeft voor omgang met de vader, gezien de stress en strijd die dit met zich meebrengt. De vader heeft verzocht om wijziging van de zorgregeling, maar dit verzoek is afgewezen. De rechtbank benadrukt dat de strijd tussen de ouders moet stoppen om de ontwikkeling van [minderjarige] niet verder te schaden. De moeder heeft toegezegd de vader wekelijks te informeren over de gang van zaken rondom [minderjarige]. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/571781 / JE RK 24-414 en C/16/518849 / FO RK 21-255 en C/16/518849 / FO RK 21-255
Datum uitspraak: 3 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter/rechtbank over een verlenging ondertoezichtstelling, wijziging zorgregeling en wijziging gezag
in de zaak C/16/571781 / JE RK 24-414 van:
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Utrecht,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie,
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. S. van Donk.
in de zaak C/16/518849 / FO RK 21-255 van:
[vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. S. van Donk,
tegen
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. G.A. Nandoe Tewarie.
1.
Het verdere verloop van de procedure
In de zaak C/16/571781 / JE RK 24-414:
1.1. De kinderrechter neemt in haar beoordeling mee de beschikking van 10 april 2024.
In de zaak C/16/518849 / FO RK 21-255:
1.2. De rechtbank neemt in haar beoordeling de volgende stukken mee:
  • de beschikkingen van 28 april 2021 en 14 maart 2023;
  • de berichten van de GI van 28 november 2023, 18 december 2023, 2 februari 2024, 7 februari 2024, 15 februari 2024 en 1 maart 2024;
  • de berichten van 13 maart 2023, 18 december 2023 en 21 maart 2024 van de moeder;
  • de bericht van 18 december 2023, 20 december 2023, 23 april 2024 en 24 april 2024 van de vader;
  • het verweerschrift van de moeder van 18 april 2024 inzake de ondertoezichtstelling en contactregeling en een zelfstandig verzoek tot eenhoofdig gezag;
  • het verweerschrift van de vader van 25 april 2024 op het zelfstandig verzoek van de moeder.
1.3. Op 22 april 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van voornoemde zaken met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [A] , vertegenwoordigster van de Raad;
- mevrouw [B] , vertegenwoordigster van de GI.
De vader is niet verschenen. Op de zitting heeft mr. Van Donk een brief namens de vader overgelegd.
De rechtbank heeft op de zitting aan partijen medegedeeld dat de beslissing (het dictum) op 3 mei 2024 via de e-mail zal worden verstuurd en dat de schriftelijke uitwerking op 24 mei 2024 zal volgen.
1.4. Na de zitting is binnengekomen het bericht van de GI van 29 april 2024 in de zaak C/16/518849 / FO RK 21-255. Daarop hebben de moeder en de vader op 30 april 2024 gereageerd.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van de rechtbank Den Haag van 20 maart 2020 is een zorgregeling bepaald waarbij [minderjarige] bij de vader zal zijn de ene zaterdag van 12:00 uur tot 17:00 uur en de andere zaterdag van 11:00 uur tot 19:30 uur. Daarbij is bepaald dat partijen deze regeling in samenspraak met de hulpverlening zo nodig wijzigen indien het belang van [minderjarige] daarom vraagt.
2.4.
[minderjarige] staat sinds 12 april 2021 onder toezicht van de GI. Laatstelijk heeft de kinderrechter bij beschikking van 10 april 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 3 mei 2024 en het verzoek van de GI voor het overige aangehouden.
2.5.
[minderjarige] heeft sinds de zomer van 2022 geen contact of omgang meer met de vader.

3.De verzoeken

In de zaak C/16/571781 / JE RK 24-414:
3.1.
De GI verzoekt, als de rechtbank nog geen beslissing op de verzoeken van de ouders geeft, de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de resterende duur van de verzochte zes maanden, tot 12 oktober 2024. Als de rechtbank beslist dat het gezag over [minderjarige] alleen toekomt aan de moeder, verzoekt de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 3 juli 2024. Ook verzoekt de GI de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
In de zaak C/16/518849 / FO RK 21-255:
3.2.
De vader verzoekt de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat [minderjarige] één weekend per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 17:00 uur bij hem verblijft, een regeling voor de vakanties- en feestdagen vast te leggen en om de moeder te veroordelen tot nakoming van de zorg- en vakantieregeling op verbeurte van een dwangsom.
De moeder voert verweer. Zij verzoekt de rechtbank primair het verzoek van de vader af te wijzen en subsidiair om de zorgregeling voor een jaar of een andere duur te schorsen.
3.3.
De moeder verzoekt verder te bepalen dat het eenhoofdig gezag over [minderjarige] aan de moeder toekomt, althans het gezag van de vader voor twee jaar te schorsen.
De vader voert verweer en vraagt de rechtbank om het verzoek van de moeder af te wijzen.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen maar dan voor een jaar of zes maanden. Gelet op de problematiek van [minderjarige] is het in haar belang dat de GI de regie voert en dat de GI, wanneer hiertoe ruimte is bij [minderjarige] , het contact tussen de vader en [minderjarige] vormgeeft en begeleidt. Zonder een ondertoezichtstelling zal er nooit contact komen tussen de vader en [minderjarige] . De moeder heeft op geen enkele manier laten zien dat zij dit ondersteunt. De vader voelt zich machteloos. Hij en zijn zorgen worden niet serieus genomen. De vader is verbaasd dat hij de verslagen van de GI niet heeft ontvangen. Hij wordt aan de kant gezet. Er wordt niet kritisch naar de thuissituatie van de moeder gekeken.
De vader snapt dat zijn verzoek over de zorgregeling op dit moment niet kan worden toegewezen. De ontwikkeling van [minderjarige] is leidend. De vader wil dat toekomstig contact zorgvuldig wordt opgebouwd. Hij wil niet forceren. Op advies van de Raad stuurt hij af en toe een kaart. De vader wil dat de verdere behandeling van zijn verzoek wordt aangehouden. Een aanhouding is niet tegen het belang van [minderjarige] . De vader vindt dat de moeder haar verzoek over het gezag te laat heeft gedaan. Er is bovendien geen grond om het gezag van de vader te beëindigen. Hij werkt mee als er beslissingen over [minderjarige] moeten worden genomen. Dat hij daarbij vragen stelt en kritisch is, is geen reden om hem niet langer met het gezag te belasten. Als de vader geen gezag meer heeft, dan zal hij volgens hem geen informatie meer krijgen terwijl de informatievoorziening nu al minimaal is.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI. [minderjarige] heeft rust nodig om zich verder te kunnen ontwikkelen. Er is geen rust als de vader strijd blijft voeren over het contact en over de beslissingen die moeten worden genomen over [minderjarige] . Er zijn geen mogelijkheden zijn contact tussen [minderjarige] en de vader. De moeder loopt er tegenaan dat de vader zijn toestemming voor hulpverlening of vakantie laat geeft. Er zijn vele hulpverleningstrajecten geprobeerd en de moeder heeft haar best gedaan, maar dat heeft niet geleid tot een verbetering van de situatie. De moeder wenst een eindbeschikking.
4.3.
De GI stelt zich op het standpunt dat zo lang de strijd tussen de ouders en de strijd van de vader tegen de instanties voortduurt, de betrokkenheid van de GI nodig om zoveel mogelijk rust voor [minderjarige] te bewaren. De GI volgt het advies van Pluryn dat contact met de vader op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is. De gezinsvoogd heeft, ondanks het respectloze gedrag van de vader naar haar en haar collega’s toe, geprobeerd naar zijn perspectief te kijken en het gesprek met de vader aan te gaan. De vader heeft meerdere kansen gekregen van de gezinsvoogd en via verschillende hulpverleningstrajecten. De vader wil niet praten over wat hij kan doen om weer contact met [minderjarige] te krijgen. Hij is alleen maar strijd aan het voeren met de gezinsvoogden en de hulpverleners. De GI zegt de vader altijd informatie te hebben toegestuurd. Ook is met inzet van [instelling] gekeken naar de opvoedsituatie bij moeder thuis. De GI staat achter het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten. Als het gezag over [minderjarige] voortaan alleen toekomst aan de moeder, kan de ondertoezichtstelling worden beëindigd. De hulpverlening kan dan in het vrijwilliger kader worden voortgezet. Er is tijd nodig om dit te regelen. De GI ziet geen andere oplossing voor [minderjarige] , ook al is het triest voor de vader.

5.De beoordeling

De beslissing
5.1.
De rechtbank wijst af het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen, een regeling voor de vakanties en feestdagen vast te stellen en om de moeder te veroordelen tot nakoming hiervan op straffe van een dwangsom. Verder bepaalt de rechtbank dat het gezag over [minderjarige] vanaf nu alleen toekomt aan de moeder. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 juli 2024. Hierna worden deze beslissingen uitgelegd.
Wat speelt hier?
5.2.
Deze procedure loopt al ruim drie jaar. Daarvoor zijn er ook al vele procedures geweest tussen de ouders. In al die procedures is de rode draad dat ouders een tegengestelde mening hebben over wat [minderjarige] ’s welzijn nodig heeft. De vader is van mening dat het feit dat het slecht gaat met [minderjarige] samenhangt met het gebrek aan contact dat [minderjarige] met hem heeft, en met het bij hem weghouden van [minderjarige] door de moeder. Contactherstel is dus van belang, om het beter te laten gaan met [minderjarige] . De moeder vindt dat [minderjarige] door de dwingende houding van de vader onvoldoende tijd en rust heeft om te werken aan haar trauma’s. Die verwerking is nu juist nodig om contactherstel met de vader succesvol te laten zijn.
5.3.
De rechtbank volgt de vader niet in zijn stelling dat hier sprake is van ouderverstoting, waaronder de rechtbank verstaat contactverlies met één ouder door toedoen van de andere ouder, zonder dat er voor dat contactverlies een objectieve reden is.
5.4.
Vaststaat dat de relatie tussen de ouders, voordat zij uit elkaar gingen toen [minderjarige] vier was, niet goed was en toenemende onrust kende. Uit het rapport van de Raad uit 2019 blijkt dat in juni 2018 bij [minderjarige] de diagnose PTSS met aanvang onder de 6 jaar is gesteld. Tevens was sprake van problemen in de gezinssituatie (complexe scheiding), ouder-kind relatieproblemen (gerelateerd aan een incident tussen [minderjarige] en de vader) en problemen op school (niet bereikbaar zijn, concentratieproblemen). Ook de moeder is gediagnostiseerd met PTSS. Zij is in april 2018 met EMDR begonnen.
5.5.
In de afgelopen jaren zijn de zorgen over [minderjarige] toegenomen. Nadat het contact tussen [minderjarige] en de vader in de eerste helft van 2022 beter leek te gaan, heeft [minderjarige] voor de zomervakantie in dat jaar een terugval gehad. Na de zomer is het slechter met haar gegaan. Zij is uitgevallen op school. Thuis lag zij veel in bed. Basisdingen als aankleden en tanden poetsen kostten haar al teveel energie. Ook dissocieerde zij regelmatig. [minderjarige] kon in die periode niet alleen zijn, ook ’s nachts niet. De moeder heeft haar baan opgezegd om voor [minderjarige] te kunnen zorgen.
5.6.
In de tweede helft van 2023 wordt [instelling] van Pluryn ingezet. In het Perspectiefplan van 9 januari 2024 beschrijft [instelling] dat [minderjarige] een overprikkeld meisje is met een overactief stresssysteem, dat in aanleg al voor haar geboorte is ontstaan. Uit de informatie over [minderjarige] van eerdere hulpverlenende instanties komt steeds naar voren dat de strijd tussen de ouders om [minderjarige] heen leidt tot overprikkeling van [minderjarige] , die daardoor uiteindelijk helemaal niet meer kan functioneren. De kern van het trauma, te weten de strijd en spanning tussen ouders, is dus nog niet gestopt. Dat stoppen is echter een voorwaarde om aan [minderjarige] traumatherapie te kunnen bieden. Om tot ontwikkeling te komen heeft [minderjarige] het nodig dat zij tijd, rust en ruimte krijgt en dat de strijd wordt gestopt. De druk voor contactherstel met vader en weer naar school gaan zijn voor [minderjarige] teveel, en haar grenzen hierin worden volgens [instelling] onvoldoende gerespecteerd.
5.7.
De dynamiek tussen de ouders heeft van [minderjarige] al haar hele leven, en zelfs voor haar geboorte, heel veel gevraagd. Meer dan zij aankan. Dat hebben beide ouders ongetwijfeld nooit zo bedoeld of gewild, maar het is wel waar [minderjarige] het mee heeft te doen. Zij begint zich langzaam weer staande te houden in het leven, en ze komt daarbij van ver. De vader blijft zich vastbijten in het frame van ouderverstoting. Hij bekritiseert alle hulpverlening – en dat is er veel geweest – die de afgelopen jaren heeft gezegd dat [minderjarige] tijd nodig heeft om haar trauma’s te kunnen verwerken. Ook het advies van de rechtbank uit de vorige beschikking, om de hulpverlening tijd en ruimte te geven om [minderjarige] te helpen, heeft hij niet ter harte genomen. Hoewel de vader dat niet zo bedoelt, is de rechtbank van oordeel dat hij daarmee zijn dochter tekort doet, door iets van haar te vragen wat ze simpelweg niet kán. De rechtbank heeft er, gelet op de duur van de procedure en de volhardende houding van de vader, geen vertrouwen in dat die houding van de vader zal veranderen. De vader is niet in staat om naar zichzelf te kijken, en om zich daadwerkelijk de vraag te stellen wat híj kan doen om het welzijn van zijn dochter te verbeteren gegeven haar problematiek, in plaats van alle andere betrokkenen – verzorgers en professionals – om [minderjarige] heen te bekritiseren. Het is die combinatie, van wat [minderjarige] nu nodig heeft en de houding van de vader, die maakt dat de rechtbank de volgende beslissingen neemt.
De zorgregeling
5.8.
De rechtbank wijst het verzoek van de vader af. De rechtbank is van oordeel dat de moeder voldoende heeft onderbouwd dat [minderjarige] onvoldoende draagkracht heeft om contact met haar vader te hebben. De moeder heeft tijdens de zitting uitgelegd dat de zogenaamde
window of tolerancevan [minderjarige] langzaam groter wordt, naarmate zij minder situaties meemaakt die haar trauma’s triggeren en naarmate zij meer toekomt aan traumaverwerking. Dat proces is al gaande. Met [minderjarige] gaat het stapje voor stapje steeds iets beter. Zij gaat nu vier keer per week naar een zorgboerderij voor dagbesteding, en kan daar ook zonder de moeder zijn. Ook andere dingen die eerst niet lukte, zoals naar een museum gaan of boodschappen doen, zijn in de afgelopen periode wel gelukt. De
window of tolerancevan [minderjarige] wordt dus al iets groter. De verwachting is dat haar
window of toleranceop enig moment groot genoeg zal zijn om weer contact met haar vader te kunnen hebben. Maar daarvoor is dus nodig dat daar geen druk op zit. Om die reden vindt de rechtbank het niet in [minderjarige] ’s belang om de verzoeken nog langer aan te houden. Ook het aanhangig zijn van een procedure over een contactregeling geeft ongewenste druk.
Het gezag
5.9.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de moeder vanaf nu alleen het gezag over [minderjarige] heeft. [1] Daartoe is de bijzonder slechte verstandhouding tussen de ouders van belang. Alleen een slechte communicatie is onvoldoende om het gezag van een ouder te beëindigen. Het gaat hier echter om een bijzonder kwetsbaar meisje over wie vele beslissingen door haar ouders moeten worden genomen. De vader is al lange tijd uiterst kritisch naar de moeder en verschillende vormen van hulpverlening, en voert bij iedere beslissing die moet worden genomen strijd met hen. Naar het oordeel van de rechtbank gaat zijn houding verder dan een kritische houding, die een gezaghebbende ouder uiteraard kan en mag hebben. Vaders houding leidt ertoe dat hij zijn toestemming voor de in te zetten hulpverlening laat geeft. Dat wordt door de moeder en de GI bevestigd. [minderjarige] kan zich gelet op haar problematiek niet permitteren dat iedere beslissing over de in te zetten hulpverlening gepaard gaat met veel strijd, stress en vertraging.
5.10.
De moeder heeft toegezegd dat zij iedere week een e-mail naar de vader zal sturen met informatie over [minderjarige] (gezondheid, hobby’s en school) en foto’s van [minderjarige] .
De verlenging van de ondertoezichtstelling
5.11.
De moeder die met ingang van 3 mei 2024 alleen het gezag over [minderjarige] heeft, heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 juli 2024. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling [2] van [minderjarige] tot 3 juli 2024, omdat is voldaan aan de wettelijke criteria daarvoor [3] . [minderjarige] wordt nog steeds ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Dat is onder 5.2. uitgelegd. Eerder is de ondertoezichtstelling verlengd, omdat de betrokkenheid van de GI nodig was vanwege de strijd en de slechte communicatie tussen de ouders en omdat er veel hulpverlening geregeld moest worden voor [minderjarige] . Omdat de moeder nu voortaan alleen het gezag over [minderjarige] heeft, is de betrokkenheid van de GI niet langer meer nodig als tussenschakel tussen de ouders bij het nemen van de nodige beslissingen voor [minderjarige] . De kinderrechter vindt net als de GI dat de moeder zich zal blijven inzetten voor de behandeling en hulpverlening die [minderjarige] nodig heeft. De regie van de hulpverlening voor [minderjarige] ligt nog bij de GI. De GI heeft aangegeven tot 3 juli 2024 de tijd nodig te hebben om te organiseren dat de hulpverlening in het vrijwillige kader kan worden voortgezet. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat de betrokkenheid van de GI tot 3 juli 2024 nog nodig is.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
5.12.
De kinderrechter/rechtbank zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kinderrechter/ rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

6.De beslissing

De kinderrechter/rechtbank:
in de zaak C/16/518849 / FO RK 21-255:
6.1
wijst af het verzoek van de vader om de zorgregeling te wijzigen, een regeling voor de vakanties en feestdagen vast te stellen en om de moeder te veroordelen tot nakoming hiervan op straffe van een dwangsom;
6.2
bepaalt dat het gezag over [minderjarige] vanaf nu alleen toekomt aan de moeder;
6.3
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
in de zaak C/16/571781 / JE RK 24-414:
6.4
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 3 juli 2024;
6.5
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024 door
mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Ö. Duran als griffier, en op schrift gesteld op 24 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikelen 1:253n lid 1 jo 1:251a lid 1 sub a en b BW.
2.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
3.Genoemd in artikel 1:255 BW.