ECLI:NL:RBMNE:2024:3320

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10749184
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg huurovereenkomst en gemeenschappelijk gebruik van inpandige trap in wooncomplex

In deze zaak gaat het om de uitleg van de huurovereenkomst tussen de verhuurder en de huurder, met name over het gebruik van de inpandige trap naar het souterrain. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de inpandige trap voor gemeenschappelijk gebruik is en niet exclusief aan de gedaagde toebehoort. De eiseres, die de verhuurder is, vorderde een verklaring voor recht dat de inpandige trap en de tussenruimte niet exclusief ter beschikking staan van de gedaagde, die sinds 1 december 2018 huurt. De gedaagde had sloten op de deuren geplaatst, wat de toegang voor andere bewoners verhinderde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst geen exclusief gebruik van de trap aan de gedaagde verleent en dat de trap door alle bewoners van het pand gebruikt moet kunnen worden. De gedaagde heeft geen vragen gesteld over het gebruik van de trap tijdens de bezichtiging en heeft ook geen bewijs geleverd dat zij meer huur betaalt voor exclusief gebruik. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen en de gedaagde veroordeeld om de sloten binnen zeven dagen te verwijderen, op straffe van een dwangsom. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10749184 \ UC EXPL 23-7008
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.J.G. Mengelberg.

1.De zaak in het kort

In deze zaak gaat het om de uitleg van de huurovereenkomst die partijen hebben gesloten en meer in het bijzonder om de vraag of de inpandige trap naar het souterrain exclusief tot het gehuurde van [gedaagde] hoort of ook mag worden gebruikt door de andere bewoners van het pand aan het [straat 1] [nummeraanduiding 1] (hierna: het Pand) te [plaats] .

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 oktober 2023 met producties 1 tot en met 10;
- de conclusie van antwoord van 16 januari 2024 met productie 1;
- de bij brief van 19 april 2024 aanvullende productie 11 aan de zijde van [eiseres] .
2.2.
Op 1 mei 2024 vond de gerechtelijke plaatsopneming (descente) en aansluitend de mondelinge behandeling van de zaak plaats, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was namens [eiseres] aanwezig de heer [A] , bijgestaan door mr. Van Wezel. [gedaagde] was ook aanwezig, bijgestaan door mr. Mengelberg.
2.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

3.Waar deze zaak over gaat

3.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] sinds 1 december 2018 zelfstandige woonruimte aan het adres [straat 1] [nummeraanduiding 1] in [plaats] . Aan dit adres zit een woongebouw met in totaal vier zelfstandige wooneenheden (hierna: het Pand). De vier huurders maken gezamenlijk gebruik van de zich in het woongebouw bevindende ruimten en gangen die niet tot de privégedeelten van de huurders behoren. Tussen [eiseres] en [gedaagde] is in geschil of de tussenruimte, deur en trap naar het souterrain voor gezamenlijk gebruik is of enkel bij het gehuurde van [gedaagde] hoort.
3.2.
[eiseres] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat onderdeel van de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] het gezamenlijk (mede)gebruik is van de tussenruimte, deur en trap naar het souterrain (hierna: de inpandige trap), welke zich bevinden in de hal na de voordeur, en dat deze tussenruimte, deur en inpandige trap niet exclusief ter beschikking staan aan [gedaagde] . [eiseres] vordert verder veroordeling van [gedaagde] om de door haar geplaatste sloten op de deuren binnen 7 dagen na betekening van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag dat wordt geconstateerd dat [gedaagde] zich aan deze veroordeling niet houdt en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiseres] wil de mogelijkheid krijgen om het vonnis meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
3.3.
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering, omdat zij van mening is dat de deur en de inpandige trap naar het souterrain onderdeel zijn van het exclusief door haar gehuurde. [gedaagde] wil dat [eiseres] in de proceskosten wordt veroordeeld en wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen uit te voeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

4.De beoordeling

Wordt de eiswijziging van [eiseres] toegelaten? Ja
4.1.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven haar eis te willen vermeerderen, in die zin dat ook onderdeel van de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] is het gezamenlijk (mede)gebruik van de tussenruimte en dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de sloten van de deuren (voor zover aangebracht op de deuren die toegang geven boven- en onderaan de inpandige trap) te verwijderen in plaats van het verwijderen van de sloten van één deur.
4.2.
De gemachtigde van [gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging, omdat hij daar nog niet op heeft kunnen reageren. Hij wenst daarover nog jurisprudentie na te kunnen slaan. De kantonrechter staat de eiswijziging toe. Het is niet nodig [gedaagde] daar nog bij afzonderlijk te nemen akte op te laten reageren, omdat [gedaagde] zelf het punt heeft aangekaart dat het niet mogelijk is de inpandige trap te bereiken zonder de tussenruimte te betreden en uitvoerig ingegaan is op de consequenties daarvan. Dat betekent dat [gedaagde] voldoende is gehoord en de gelegenheid heeft gehad over deze kwestie, die ook bij de drie uur durende mondelinge behandeling de nodige aandacht heeft gehad, haar standpunt naar voren te brengen. Zij wordt dus niet in enig procesbelang geschaad. Bovendien is de eiswijziging niet echt van doorslaggevend belang, omdat het evident is dat de tussenruimte gebruikt moet worden om van en naar de inpandige trap te gaan.
Wordt de vordering van [eiseres] toegewezen? Ja
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat onderdeel van de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] het gezamenlijk (mede)gebruik is van de deur en inpandige trap naar het souterrain, welke zich bevinden in de hal na de voordeur, en dat deze deur en inpandige trap niet exclusief ter beschikking staan aan [gedaagde] . [gedaagde] was daarom niet gerechtigd sloten te plaatsen op de deur(en) en zo de toegang tot de inpandige trap naar het souterrain onmogelijk te maken voor de overige bewoners van het Pand. Dat betekent dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden toegewezen. De kantonrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt.
Kan uit de tekst van de huurovereenkomst worden afgeleid dat [gedaagde] het exclusieve recht de inpandige trap naar het souterrain te gebruiken? Nee
4.4.
In artikel 1.1. van de huurovereenkomst staat het gehuurde als volgt gedefinieerd:
Betreft: een woning op zowel de bel-etage als het souterrain, totaal circa 110 m² aan verblijfsruimten.
De woning kent de volgende indeling: entree in centrale hal op bel-etage met doorgang naar tussenruimte met groepenkast en afzonderlijk toilet. Trap naar souterrain met bergkast onder de trapopgang. Bel-etage: woonkamer aan de pleinzijde, slaapkamer met doorgang naar doucheruimte, achterkamer met dubbele deuren naar het balkon.
Souterrain: gezamenlijke gang, ruime keuken, bijkeuken met cv-ketel en een extra slaap-/werkkamer. Onder het balkon en net daarvoor bevindt zich een stukje grond te gebruiken als tuin (ca. 20 m²)
Nader aangegeven op bijgevoegde plattegrond welke deel uitmaakt van deze huurovereenkomst.
In deze tekst wordt geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen gemeenschappelijke ruimten en ruimten die exclusief tot het gehuurde behoren. Zo staat bij de centrale hal niet vermeld dat die gemeenschappelijk is. Alleen de gezamenlijke gang in het souterrain staat als zodanig benoemd.
4.5.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat een onduidelijkheid in de overeenkomst in het nadeel van [eiseres] uitgelegd moet worden, maar de kantonrechter vindt de tekst niet onduidelijk, hoogstens onvolledig. [eiseres] heeft toegelicht dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling was de inpandige trap exclusief aan [gedaagde] te verhuren. Op de vraag van de kantonrechter waarom het gezamenlijk gebruik van de inpandige trap niet in de huurovereenkomst staat vermeld, is namens [eiseres] naar voren gebracht dat niemand er over na heeft gedacht, omdat dit voor alle broeders een vanzelfsprekendheid was en is en ook bij de andere panden die zij verhuurt gebruikelijk is. De kantonrechter vindt dit een aannemelijke verklaring. Mede gelet op de hierna te beschrijven eigen verantwoordelijkheid van [gedaagde] om onderzoek in te stellen naar de ins en outs van het gehuurde (zie hierna vanaf punt 4.9.), is de kantonrechter dus van oordeel dat [eiseres] niet heeft hoeven te begrijpen dat [gedaagde] er, zonder vragen daarover te stellen, vanuit ging dat zij het exclusieve gebruik van de inpandige trap zou hebben. Dat de tekst van de huurovereenkomst niet volledig is kan haar dus niet worden tegen geworpen met een beroep op de contra proferentum regel.
Moet uit de situatie ter plaatse worden afgeleid dat de inpandige trap naar het souterrain alleen door [gedaagde] kan en mag worden gebruikt? Nee
4.6.
De kantonrechter heeft samen met de griffier voorafgaand aan de mondelinge behandeling de situatie ter plaatse bekeken en zich door partijen laten informeren over het gebruik van de verschillende ruimtes. Daarbij werd het volgende duidelijk.
4.6.1.
Aan weerszijden van de gang in het souterrain bevinden zich ruimtes waar het daglicht kan toetreden. Aan de ene zijde bevindt zich de inpandige trap naar het souterrain die uitkomt in een tussenruimte waarin de deur zit naar het appartement van [gedaagde] . Dat is de tussenruimte die in artikel 1.1. van de huurovereenkomst wordt genoemd. In die tussenruimte zit ook de meterkast die enkel groepen lijkt te bevatten voor het appartement van [gedaagde] . Ook zit in de tussenruimte een wc die alleen wordt gebruikt door [gedaagde] . [gedaagde] heeft in haar appartement, naast haar slaapkamer, nog een wc. Onder de inpandige trap naar het souterrain zit een bergkast die [gedaagde] in gebruik heeft als bergruimte. Aan de zijde van de inpandige trap naar het souterrain bevindt zich in het souterrain de keuken van [gedaagde] met daarnaast nog een ruimte. Naast de ruimte van [gedaagde] zit de ruimte van broeder [B] . Tegenover de keuken van [gedaagde] bevindt zich aan de andere zijde van de gang in het souterrain een soortgelijke ruimte die broeder [C] in gebruik heeft als bibliotheek en wasruimte. Naast de ruimte van broeder [C] zit de ruimte van [D] .
De ruimtes die [gedaagde] en de medebewoners van het pand aan het [straat 1] huren en zich in het souterrain bevinden hebben allemaal een soortgelijke toegangsdeur en soortgelijke afmetingen. Het gebruik ervan wisselt. [D] en broeder [B] gebruiken hun ruimtes vooral als opslag (van onder andere tuinmeubels en gereedschap) en het stallen van hun fietsen. Broeder [C] en [gedaagde] gebruiken de ruimtes om daadwerkelijk in te verblijven. [gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord de ruimtes die de broeders in het souterrain gebruiken beschreven als bergruimtes. Daaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de ruimtes die de broeders in het souterrain huren van meer ondergeschikt belang zijn dan de ruimte die [gedaagde] in het souterrain huurt. Dat blijkt echter niet zo te zijn.
4.6.2.
De inpandige trap is voor alle bewoners van het Pand de enige mogelijkheid om vanuit hun woningen, via de centrale hal, de door hen gehuurde ruimtes in het souterrain en de (aan de achterzijde van het Pand gelegen) tuin te bereiken. De tuin is, net als het Pand gesplitst in gedeelten waar iedere huurder het exclusieve gebruik van heeft. Bij de splitsing van het Pand in verschillende wooneenheden is onderkend dat de bereikbaarheid van het souterrain onhandig was. Toen [gedaagde] haar appartement voor het eerst kwam bezichtigen heeft de toenmalige rentmeester, [E] , zelfs gezegd dat het niet meer van deze tijd is dat je door een gemeenschappelijke gang naar een onderdeel van het gehuurde gaat, dat normaal gesproken tot het besloten gedeelte van de woning hoort.
4.7.
Dat de woningen op deze manier zijn gesplitst is echter een gegeven waar alle bewoners van het Pand mee om moeten gaan en mee om zijn gegaan. Broeders [C] en [B] (beiden op hoge leeftijd) hebben toegelicht dat zij sinds jaar en dag gebruik maken van de inpandige trap om naar de door hen gehuurde ruimtes naar het souterrain en/of de tuin te gaan. [eiseres] heeft uitgelegd dat alle omliggende panden van [eiseres] , net als het Pand, monumentale panden zijn die op enig moment zijn gesplitst. Er zijn meerdere panden waarbij de inpandige trap door meerdere bewoners wordt gebruikt om via een tussenruimte, die aansluit op de centrale hal, in het souterrain te komen. Het Pand is echter het enige gebouw waarbij in de tussenruimte ook een wc zit die niet voor gemeenschappelijk gebruik bestemd is maar voor exclusief gebruik van één van de huurders ( [gedaagde] ). Voor [gedaagde] is dit echter een tweede wc. Zij heeft ook nog een wc in haar badkamer. Het is dus, anders dan zij heeft gesteld in de stukken, niet nodig dat zij in nachtkleding vanuit haar slaapkamer naar haar wc moet en daarbij ongewenst overvallen zou kunnen worden door de broeders of hun gasten.
4.7.1.
Voordat er in 2023 (eerst door [eiseres] en daarna door [gedaagde] ) sloten op de deur van de centrale hal naar de tussenruimte werden aangebracht was die deur niet afsluitbaar. Er zat en zit een ouderwets groot sleutelgat in, maar een passende sleutel waarmee de deur zou kunnen worden afgesloten heeft [gedaagde] nooit ontvangen. De deur is voordat [gedaagde] ging huren en tijdens de huurperiode ook nooit via dit bestaande sleutelgat afgesloten geweest.
De deur in de tussenruimte die toegang geeft tot de inpandige trap naar het souterrain is ook nooit afgesloten geweest, net zo min als de deur die vanuit het souterrain toegang geeft tot de inpandige trap. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] nooit sleutels voor die deuren ontvangen. [gedaagde] dacht van wel, omdat zij een heleboel sleutels heeft ontvangen van [eiseres] bij aanvang van de huurovereenkomst, maar kon die sleutel desgevraagd niet laten zien en heeft hem ook nooit gebruikt.
4.7.2.
Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] (relatief) meer huur betaalt dan de andere huurders voor een exclusief gebruik van de inpandige trap.
4.8.
Uit de feitelijke situatie zoals die hiervoor is beschreven kan de kantonrechter niet opmaken dat het evident is dat alleen [gedaagde] gerechtigd zou zijn tot het gebruik van de inpandige trap naar het souterrain, eerder ligt voor de hand dat de inpandige trap voor gemeenschappelijk gebruik is bestemd.
Heeft [gedaagde] uit de gang van zaken bij het sluiten van de huurovereenkomst op mogen maken dat tot het gehuurde het exclusieve gebruik van de inpandige trap naar het souterrain hoorde? Nee
4.9.
De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geprobeerd te achterhalen wat er precies is besproken tijdens de bezichtiging, maar heeft daar geen concreet beeld van gekregen. [gedaagde] kon zich niet meer herinneren wat er gezegd is over de inpandige trap, anders dan dat die niet van deze tijd was en dat er wellicht een nieuwe trap vanuit haar woonkamer naar haar keuken zou kunnen worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter had [gedaagde] uit deze mededeling kunnen afleiden dat de inpandige trap voor gezamenlijk gebruik is, of had zij hier in ieder geval vragen over moeten stellen. Wanneer er namelijk een nieuwe trap vanuit haar woonkamer naar haar keuken zou worden gerealiseerd en de inpandige trap niet voor gezamenlijk gebruik zou zijn geweest, dan zou de inpandige trap door niemand meer gebruikt worden en dus compleet overbodig worden. Het is niet aannemelijk dat dat de bedoeling zou zijn geweest van [eiseres] . Het had daarom op de weg van [gedaagde] gelegen om naar aanleiding van deze mededeling hierover vragen aan [eiseres] te stellen.
4.10.
Verder zegt [gedaagde] zelf geen vragen te hebben gesteld over het gebruik van de inpandige trap, omdat het voor haar evident was dat de andere bewoners, als zij naar hun ruimtes in het souterrain en de achterliggende tuin wilden, gebruik zouden maken van de buitendeur en dus buitenom zouden lopen. Zij heeft uitgelegd dat dit voor haar evident was, omdat bij alle gebouwen een buitendeur naar het souterrain zit. De kantonrechter kan [gedaagde] in die gedachtegang niet volgen. Om via de buitendeur van en naar het souterrain te gaan is het namelijk nodig via de centrale hal naar buiten te gaan, de treden van het bordes af te lopen, linksaf te slaan en dan weer een trapje naar beneden te pakken om zo via een daar aanwezige buitendeur direct toegang te krijgen tot de gang in het souterrain. Die buitendeur zit vrijwel naast de deur die toegang biedt tot de inpandige trap.
De enkele aanwezigheid van de buitendeur naast de toegangsdeur naar de inpandige trap hoeft nog niet te betekenen dat de inpandige trap niet door de andere bewoners gebruikt zal worden. Het gaat hier om een deur op zekere afstand van de voordeur en het is een stuk korter en logischer om binnendoor te gaan, zeker als het donker is of als het slecht weer is. Omdat de deur van de centrale hal naar de tussenruimte en de deuren naar de inpandige trap niet afsluitbaar waren en de gang van het souterrain voor gezamenlijk gebruik is, had het dus voor de hand gelegen dat [gedaagde] vragen had gesteld over het gebruik van de inpandige trap. Zeker omdat [gedaagde] ervan uit ging dat zij anderen tegen zou komen voordat zij haar ruimte in het souterrain kon bereiken. Die wetenschap volgt uit de mails die zijn gewisseld voor de bezichtiging. [gedaagde] schreef op 7 oktober 2018 namelijk:
Hoewel ik het [straat 1] misschien qua locatie mooier vind begrijp ik uit de beschrijving dat het een souterrain is met veel kleine ruimtes en bereikbaar via een gemeenschappelijke gang, en dat heeft denk ik niet mijn voorkeur.
Uit die mail volgt ook dat [gedaagde] bekend was met het soort huizen. Zij heeft namelijk bij [F (voornaam)] ( [straat 2] [nummeraanduiding 2/letteraanduiding 1)] ) gelogeerd en had een voorkeur voor [straat 1] [nummeraanduiding 3/letteraanduiding 2] die ook te huur kwam, maar had nummer [nummeraanduiding 1] nog niet gezien en dat pand heeft zij dus bezichtigd. Dat betekent dat zij de mogelijkheid heeft gehad zich te verdiepen in de ins en outs van wat zij ging huren. Dat [gedaagde] geen vragen heeft gesteld moet daarom ook om deze reden voor haar rekening en risico blijven.
Heeft [gedaagde] uit de gang van zaken tijdens de huurperiode op mogen maken dat tot het gehuurde het exclusieve gebruik van de inpandige trap naar het souterrain hoorde? Nee
4.11.
[gedaagde] heeft bevestigd dat ook nadat zij haar appartement is gaan huren in 2018 de inpandige trap door de beide broeders werd gebruikt. Zij heeft, om met de woorden van haar gemachtigde te spreken, dit gebruik in eerste instantie vergund, maar in april 2022 en maart 2023 hebben er twee incidenten plaatsgevonden met een neef van broeder [C] en zijn er spanningen ontstaan. Na het eerste incident in april 2022 zijn de broeders de inpandige trap blijven gebruiken, maar na het incident in maart 2023 heeft [gedaagde] melding gemaakt bij [eiseres] en heeft [eiseres] sloten op de deuren aangebracht.
4.12.
De inpandige trap is dus tot het incident in maart 2023 gemeenschappelijk gebruikt. Op dat moment is de discussie ontstaan over het gemeenschappelijk gebruik van de inpandige trap. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiseres] eerst het verhaal van [gedaagde] over het incident in maart 2023 heeft aangehoord en toen sloten op de deuren heeft geplaatst. Daarna heeft [eiseres] het verhaal van de neef van broeder [C] en de broeders aangehoord en de sloten weer verwijderd. De kantonrechter heeft begrepen dat het voorval voor meerdere interpretaties vatbaar was en dat [eiseres] daarom in eerste instantie de sloten heeft aangebracht en vervolgens weer heeft weggehaald. Hieruit kan naar het oordeel van de kantonrechter niet afgeleid worden dat de inpandige trap exclusief aan [gedaagde] in gebruik is gegeven en dat zij dat als zodanig heeft uitgedragen. Evenmin kan hieruit worden afgeleid dat [gedaagde] het recht heeft verworven exclusief van de inpandige trap gebruik te maken. De kantonrechter begrijpt namelijk dat [eiseres] zich het belang van [gedaagde] aantrekt om ongestoord gebruik te kunnen maken van het gehuurde. Het voorval met de neef van broeder [C] heeft zij aanvankelijk beschouwd als een signaal dat de privacy van [gedaagde] gewaarborgd diende te worden door de toegang naar de binnentrap af te sluiten. De bezwaren tegen die beslissing, die gebaseerd zijn op het belang van de overige huurders om eveneens ongestoord gebruik te kunnen maken van hetgeen zij huren, heeft [eiseres] terecht net zo serieus genomen. Beide broeders hebben namelijk net als [gedaagde] een gerechtvaardigd belang bij het kunnen bereiken van onderdelen van de door hen gehuurde woonruimte via de inpandige trap. Tegenover dit belang staat het belang van [gedaagde] bij een verruiming van hetgeen tot het door haar gehuurde hoort. [gedaagde] heeft bij de mondelinge behandeling toegelicht dat haar gegroeide bezwaar tegen het gemeenschappelijk gebruik van de inpandige trap drieërlei is:
  • ze schrikt van onverwachte momenten van de bewoners in de tussenruimte en op de inpandige trap;
  • een bezoeker van de wc in de tussenruimte (die wc gebruikt [gedaagde] alleen voor haar bezoekers) zou kunnen schrikken als iemand de tussenruimte betreedt terwijl de bezoeker net uit de wc komt;
  • door het traumatisch voorval met de neef van broeder [C] in april 2023 voelt zij zich niet langer veilig in haar eigen huis.
Het komt er dus op neer dat [gedaagde] mogelijke incidenten wil voorkomen. De manier waarop zij dat wil doen heeft echter bij de broeders de indruk bevestigd dat [gedaagde] doende is haar territorium in het pand uit te breiden. De broeders hebben met voorbeelden onderbouwd toegelicht dat [gedaagde] in de loop der jaren steeds nadrukkelijker de regie lijkt te willen voeren over de gemeenschappelijke delen van het pand, terwijl de insteek van de bewoners van het complex juist is dat alles in goed onderling overleg wordt gedeeld. Voor incidenten hoeft volgens hen niet te worden gevreesd, omdat die zich nooit eerder hebben voorgedaan. Het incident van april 2023 staat op zichzelf en vindt zijn basis in miscommunicatie, die weer zijn basis vindt in de veronderstelling van [gedaagde] dat zij de enige rechthebbende is op het gebruik van de inpandige trap en de behoefte van de (ook in het complex wonende) neef van broeder [C] om voor de belangen van zijn oom op te komen. De kantonrechter begrijpt dat [eiseres] heeft ingeschat dat [gedaagde] het risico op incidenten te groot maakt en heeft de gerechtvaardigde belangen van de overige huurders zwaarder laten wegen. Om die reden heeft zij de overige huurders ook niet de regeling op willen leggen die partijen hebben besproken om de onderhavige procedure te voorkomen. Die regeling hield in dat de overige huurders zou worden vergund om tussen 10:00 en 17:00 gebruik te maken van de inpandige trap. Broeders [C] en [B] hebben geweigerd daarmee akkoord te gaan omdat ze in de belangen van [gedaagde] geen rechtvaardiging zien voor het beperken van hun rechten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] op grond van een en ander tot de conclusie kon komen dat de privacy van [gedaagde] voldoende gewaarborgd is door de status quo als de huurders over en weer een beetje rekening houden met elkaars belangen. Het appartement van [gedaagde] is namelijk goed afsluitbaar met haar voordeur en de vrees voor incidenten lijkt overtrokken. Te meer omdat [gedaagde] zelf heeft voorgesteld dat het probleem van de inpandige trap zou kunnen worden opgelost door het realiseren van een inpandige trap vanuit haar woonkamer naar de keuken in het souterrain. Dat verandert echter niets aan mogelijke onverwachte ontmoetingen in de tussenruimte met bezoekers of als [gedaagde] van en naar haar appartement gaat. Bovendien kunnen zich ook in de overige gemeenschappelijke ruimten (gang in het souterrain, centrale hal en tuinpad) onverwachte ontmoetingen voordoen.
4.13.
[gedaagde] heeft dus ook uit de gang van zaken tijdens de huurperiode niet op mogen maken dat tot het gehuurde het exclusieve gebruik van de inpandige trap naar het souterrain hoorde. De inpandige trap is altijd gemeenschappelijk gebruikt, totdat de incidenten hebben plaatsgevonden.
Conclusie
4.14.
De conclusie is dat [gedaagde] niet gerechtigd was en is de deuren naar de inpandige trap met sloten af te sluiten en zo het gebruik van de inpandige trap door de medebewoners van het pand onmogelijk te maken. Dat betekent dat de vordering zoals hierna vermeld zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen belang voor recht te verklaren dat de tussenruimte voor gemeenschappelijk gebruik is, aangezien tussen partijen niet ter discussie staat dat die tussenruimte alleen bedoeld is om van en naar de inpandige trap te gaan en voor [gedaagde] om van en naar haar wc en bergruimte in de tussenruimte te gaan. De kantonrechter heeft niet vastgesteld dat [gedaagde] ook nieuwe sloten heeft geplaatst op de deuren boven- en onderaan de inpandige trap. Voor zover zij dat wel heeft gedaan moeten ook die sloten verwijderd worden.
Proceskosten
4.15.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
936,14
Uitvoerbaar bij voorraad
4.16.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat onderdeel van de huurovereenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] het gezamenlijk (mede)gebruik is van de deur en trap naar het souterrain, welke zich bevinden in de hal na de voordeur, en dat deze deur en trap niet exclusief ter beschikking staan aan [gedaagde] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om de door haar geplaatste sloten op de deur van en naar de centrale hal en de deuren van en naar de inpandige trap binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van
€ 50,00 per dag dat wordt geconstateerd dat [gedaagde] zich niet aan deze veroordeling houdt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 936,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.