Overwegingen
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank, behalve in zeer uitzonderlijke gevallen, ook niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in een tussenuitspraak.
Wat staat er in de tussenuitspraak?
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat zij het Laadpalenbeleid 2020-2025 (Laadpalenbeleid) niet onredelijk vindt. De aanwijzing van de parkeerplaats ter hoogte van de [adres 1] als oplaadpunt is in lijn met dit beleid. De rechtbank vindt het besluit echter niet goed gemotiveerd en niet zorgvuldig genomen, omdat het college niet kenbaar is ingegaan op de door eiseres aangedragen alternatieve locaties voor een laadpaal. Dat had het college wel moeten doen. Om het gebrek te herstellen moet het college alsnog ingaan op de alternatieven die eiseres naar voren heeft gebracht. Ook moet hij, als hij het belangrijk vindt dat de parkeerdruk in de wijk onder een bepaalde grenswaarde blijft, toelichten dat deze in dit geval niet wordt overschreden. Tot slot heeft eiseres op 1 september 2023 nog een brief aan de rechtbank toegestuurd, waarin zij er melding van maakt dat er op een door haar aangewezen alternatieve locatie ook laadpalen zijn neergezet die nauwelijks gebruikt worden. Deze laadpalen staan volgens eiseres te dichtbij de laadpalen ter hoogte van de [adres 1] , waarmee het college in strijd met het eigen beleid handelt. De rechtbank heeft het college er in de tussenuitspraak op gewezen dat hij bij het herstellen van het gebrek ook kan reageren op deze brief.
4. Het college heeft op 11 december 2023 een aanvullende motivering gegeven. Hij handhaaft het bestreden besluit onder verwijzing naar deze nieuwe motivering. Eiseres heeft daartegen een zienswijze ingediend op 12 januari 2024.
Heeft het college het gebrek hersteld?
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het college met zijn aanvullende motivering het gebrek in de besluitvorming heeft hersteld. Zij zal hierna toelichten waarom dat is en daarbij ook de argumenten die eiseres daartegenin heeft gebracht bespreken.
6. Het college heeft in de brief van 11 december 2023 verwezen naar het Laadpalenbeleid. Dit beleid heeft de rechtbank in de tussenuitspraak niet onredelijk bevonden. In het beleid zijn verschillende locaties voor een mogelijke laadpaal aangewezen. Aan een aanvrager wordt een laadpaal toegewezen op maximaal 150 meter afstand van diens woning. Als er meerdere laadpalen aan het afstandscriterium voldoen, wordt gekozen voor de gunstigste laadpaal als het gaat om ruimtebeslag van de laadpaal (impact), aanrijveiligheid, toegankelijkheid en sociale controle. Daarbij heeft haaksparkeren de voorkeur boven fileparkeren. De eerste aanvraag die het college heeft ontvangen dateert van 15 september 2021. De afstand tussen de woning van de aanvrager en de locatie [adres 1] is 120 meter. Er zijn vervolgens op 13 november 2021 en 15 februari 2022 nog twee aanvragen gedaan. Het college heeft toegelicht dat hij deze aanvragen aan de al voorliggende aanvraag heeft gekoppeld. De afstand van de woning van deze aanvragers tot de locatie [adres 1] is 44 meter en 130 meter. Het college heeft er in antwoord op deze aanvragen voor gekozen om een laadpaal te plaatsen op de [adres 1] . Eiseres heeft als alternatieve locatie voor deze aanvragen gewezen op de locatie [adres 2] . Het college heeft in reactie daarop zijn voorkeur uitgesproken voor de locatie [adres 1] , omdat daar haaks geparkeerd kan worden, waardoor er minder ruimte wordt ingenomen. Ook vindt het college relevant dat de ligging in het plantsoen veiliger is. Er is daar sprake van een betere toegankelijkheid en een betere sociale controle. De locatie [adres 2] is bovendien voor één van de drie eerste aanvragers geen geschikte locatie, omdat deze locatie 190 meter van de woning van deze aanvrager is gelegen.
7. Het college heeft verder uiteengezet dat aanvragen niet eindeloos aan één locatie gekoppeld kunnen worden. De volgende twee aanvragen van 5 april 2022 en 13 februari 2023 hebben er daarom toe geleid dat ook de als alternatief aangedragen locatie, [adres 2] , is voorzien van laadpalen.
8. Eiseres vindt dat de toelichting van het college op de gemaakte keuze voor de locatie [adres 1] niet voldoende is. Zij verwerpt het standpunt van het college dat deze locatie beter toegankelijk zou zijn en ook ziet zij niet in dat de sociale controle er beter is dan op de alternatieve locatie. De rechtbank ziet hierin geen argumenten die afdoen aan de motivering van het college. Dat eiseres een andere kijk heeft op de standpunten van het college, kan zo zijn, maar dat maakt voor deze beoordeling geen verschil. Pas als eiseres haar eigen argumenten onderbouwt met objectieve informatie, bijvoorbeeld een rapport van een deskundige, zou dat anders kunnen zijn.
9. Eiseres heeft verder naar voren gebracht dat de plek aan de locatie [adres 1] voor de aanvraag van 5 april 2022 te ver weg zou liggen, namelijk 220 meter van zijn/haar woning. Dat klopt. Daarom heeft het college deze aanvraag ook niet gekoppeld aan de locatie [adres 1] maar aan de locatie [adres 2] . De rechtbank ziet niet waarom er, zoals eiseres betoogt, daarom naar een totaal andere locatie gezocht moet worden: de twee locaties die nu zijn gekozen voor de in totaal vijf aanvragen voldoen aan de eisen van het Laadpalenbeleid.
10. Eiseres heeft in de brief van 1 september 2023 gewezen op de Kaders voor plaatsing in het Laadpalenbeleid. Daarin staat: “Voldoet een indiener aan de algemene voorwaarden, dan plaatsen wij een nieuwe laadpaal in de openbare ruimte, tenzij:
[…]
2. Er binnen 150 meter een laadpaal in de openbare ruimte is met een lage bezettingsgraad (<50%) en laag verbruik (<450 kWh per maand). “
Eiseres stelt dat de twee locaties aan de [locatie] 90 meter van elkaar verwijderd zijn en dat daarom strijd bestaat met het hiervoor geciteerde beleid.
11. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Uit de toelichting blijkt dat de afstand van 150 meter de maximale afstand is tussen de woning of werklocatie van de aanvrager en de voor hem/haar aangewezen laadpaal. Het gaat dus niet om de afstand tussen de twee laadpalen onderling, zoals eiseres lijkt aan te nemen. Het college heeft verder toegelicht dat het ook niet zo is dat er oneindig veel aanvragen aan een bestaande laadpaal worden toegevoegd. De bezettingsgraad en het verbruik zijn daarbij een mee te wegen factor.
12. De rechtbank vindt voor deze procedure ook niet relevant dat, zoals eiseres stelt, de laadpaal aan de locatie [adres 2] op dit moment (te) weinig gebruikt zou worden. Als dat al zo zou zijn, betekent dat niet dat er op de locatie [adres 1] geen laadpaal geplaatst had mogen worden. Het zou hooguit iets kunnen zeggen over de noodzaak van de plaatsing van de laadpaal op de [adres 2] , nu die op een later moment is geplaatst dan de laadpaal waar eiseres bezwaar tegen heeft.
13. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres onrechtvaardig voelt dat de alternatieve locatie nu ook in gebruik is genomen, terwijl daar op het moment waarop zij op deze locatie wees, nog geen sprake van was. Dit is echter het gevolg van het feit dat er meer aanvragen gedaan zijn en dat voor die aanvragen de alternatieve locatie, mede gelet op de afstand tussen de woning van de aanvrager en de gekozen laadpaal, wel de meest geschikte locatie was. Dat er nu meer laadpalen in de wijk waar eiseres woont geplaatst zijn, is het gevolg van het streven van het college om een dekkend laadnetwerk te creëren. Dit streven maakt dat het aanwijzen van laadpalen in ontwikkeling is.
14. De rechtbank is van oordeel dat het college in de aanvullende toelichting heeft voorzien in een afdoende motivering waarom hij voor de eerste drie aanvragen heeft gekozen voor de locatie [adres 1] en niet voor de locatie [adres 2] .
Daarbij geldt dat deze locatie als alternatieve locatie feitelijk inmiddels achterhaald is, omdat het college ook op deze plek laadpalen heeft geplaatst.
Hoewel eiseres heeft gezegd dat er op de hoorzitting is gesproken over meer alternatieve locaties, merkt de rechtbank op dat zij op de zitting en ook in haar schriftelijke reactie geen andere concrete locaties heeft genoemd anders dan de [adres 2] . Het college hoefde dus geen andere alternatieve locaties te bespreken.
15. Voor zover eiseres heeft verwezen naar alternatieve locaties die niet op de laadnetwerkkaart voorkomen, mag het college verwijzen naar het vastgestelde beleid, dat de rechtbank in de tussenuitspraak niet onredelijk heeft bevonden. Het college hoeft niet van dit beleid af te wijken, behalve in bijzondere gevallen. Eiseres heeft niet onderbouwd dat hier van een bijzonder geval sprake is. De rechtbank komt tot de conclusie dat de argumenten van eiseres die pleiten tegen de plaatsing van de laadpalen op de locatie [adres 1] niet slagen.
16. Eiseres heeft tot slot benoemd dat niet alleen zij gekant is tegen de aanwijzing van de [adres 1] als oplaadpunt, maar dat er ook andere buurtgenoten zijn die hier bezwaar tegen hebben. Dit kan en mag worden nagevraagd.
17. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor een andere conclusie. Feit is dat alleen eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het bestreden besluit. Als er meer mensen zijn die het niet eens zijn met deze locatie, had het op de weg van deze mensen gelegen om bezwaar te maken tegen de aanwijzing van deze locatie in het Laadpalenbeleid, dan wel tegen het bestreden besluit.
18. De beroepsgrond van eiseres dat het college het gebrek niet heeft hersteld, slaagt niet.
Hoe zit het met de parkeerdruk?
19. Het college heeft verder, in reactie op de tussenuitspraak, toegelicht dat de parkeerdruk geen onderdeel uitmaakt van het Laadpalenbeleid. Het beleid is erop gericht om een dekkend laadnetwerk te creëren. Het gevolg daarvan is dat de parkeercapaciteit mogelijk afneemt. Dit effect accepteert het college vooralsnog en dat is ook vastgesteld in het Laadpalenbeleid. De rechtbank maakt uit deze toelichting op dat – anders dan het college op de zitting leek te suggereren – de parkeerdruk bij het plaatsen van laadpalen nooit wordt onderzocht omdat het niet relevant is. Wat eiseres heeft aangevoerd over de parkeerdruk, leidt dus niet tot aanvullend onderzoek.
Is sprake van een ongerechtvaardigd onderscheid als het college voorrang geeft aan laadpalen boven reguliere parkeerplaatsen?
20. Eiseres vindt het oneerlijk dat de reguliere parkeerplaatsen moeten wijken voor oplaadpunten. Zij ziet hierin een ongerechtvaardigd onderscheid: mensen die geen geld hebben voor een elektrische auto moeten verder lopen om te parkeren dan mensen die daar wel het geld voor hebben. Mensen met elektrische auto’s krijgen dus voorrang om dichterbij hun huis te parkeren boven mensen die een brandstofauto bezitten.
20. De rechtbank wijst op wat zij in de tussenuitspraak in overweging 4.3 heeft overwogen. Het college mag de keuze maken om laadpalen te plaatsen, ook als dat ten koste gaat van parkeerplekken. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de oplaadpunten geen parkeerplekken zijn voor elektrische auto’s, maar dat elektrische auto’s er gedurende een bepaalde periode mogen staan om op te laden. Het is feitelijk onjuist dat het college eigenaars van elektrische auto’s hiermee bevoordeelt. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.
Is het plaatsen van een laadpaal brandgevaarlijk?
20. Tot slot heeft eiseres gewezen op brandgevaarlijkheid van elektrische auto’s. Dat – zoals eisers stelt – een elektrische auto minder makkelijk te blussen is dan een brandstofauto, heeft eiseres niet onderbouwd. Het college heeft dit overigens ook weerlegd onder verwijzing naar onderzoek van het Duitse expertisecentrum DEKRA. Nog afgezien van de vraag hoe relevant de discussie over het blussen van auto’s is voor de plaatsing van een laadpaal, overweegt de rechtbank dat eiseres niets tegenover de argumenten van het college heeft gesteld. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie en gevolgen
20. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit dan ook. Omdat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dit betekent dat er laadpalen mogen staan aan de [adres 1] .
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.