ECLI:NL:RBMNE:2024:3293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
16/262402-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk vervoeren van 121,77 kg hasj met betrekking tot vormverzuim en bewijsuitsluiting

Op 17 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 9 oktober 2023 in Breukelen opzettelijk 121,77 kg hasj heeft vervoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden. De officier van justitie, mr. A.L. Rinsma, heeft de verdachte vervolgd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Klaveren, vrijspraak heeft bepleit op basis van een te late cautie. De rechtbank oordeelde dat de cautie tijdig was gegeven en dat de bewijsstukken, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van bevindingen, wettig en overtuigend bewijs vormden voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 134 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen goederen gelast, met uitzondering van de personenauto, die verbeurd werd verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoon van de verdachte, zijn blanco strafblad en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/262402-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [plaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 januari 2024 (pro forma) en 3 mei 2024 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.L. Rinsma en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S.C. van Klaveren, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 9 oktober 2023 in Breukelen opzettelijk 121,77 kg hasj heeft vervoerd, dan wel aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman voert daartoe aan dat verbalisanten verdachte niet de cautie hebben gegeven op het moment dat al wel sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Naar aanleiding van de vraag van de verbalisanten of verdachte iets strafbaars in zijn etui had zitten, heeft hij daar een ponypack cocaïne uit gehaald. Dat vormde de grondslag voor de verdenking in de zin van de Opiumwet en de daaropvolgende onderzoekshandelingen. Pas na het zien van de ponypack werd de cautie gegeven aan verdachte. De raadsman stelt dat met het te laat geven van de cautie een onherstelbaar vormverzuim is begaan in de zin van artikel 359a Sv, waardoor de resultaten daaruit – waaronder de hasj die in de auto van verdachte is aangetroffen – moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Voor zover van belang worden de standpunten van de verdediging hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de cautie tijdig is gegeven aan verdachte en dat dus geen sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder opgenomen bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 121,77 kilo hasj heeft vervoerd en voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd.
Bewijsmiddelen [1]
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 mei 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 9 oktober 2023 hasj heb vervoerd in mijn auto.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij hebben op 9 oktober 2023 het betrokken voertuig ter hoogte van Breukelen een volgteken gegeven, waaraan de bestuurder voldeed en met ons mee reed naar een tankstation te Breukelen. [2] De bestuurder bleek te zijn genaamd: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] . [3]
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag bij het openen van de kofferbak van het voertuig dat er meerdere bigshopper boodschappentassen in de kofferbak stonden.
Ik zag een grote donkerkleurige bigshopper en zag dat deze tas tevens was gevuld en leek te zijn afgedekt door middel van een blauwe vuilniszak. Er waren direct twee grote blokken zichtbaar, welke waren ingetaped met bruin plakband. [4]
De volgende goederen zijn in beslag genomen:
Meerdere bigshoppers gevuld met vermoedelijk verdovende middelen. [5]
Proces-verbaal van relaas, voor zover inhoudende:
De volgende goederen zijn bij verdachte [verdachte] in beslag genomen:
Goednummer 3233936: 8 bigshoppers met in totaal 1230 stuks, nettogewicht 121 kilogram hasj, aangetroffen in kofferbak van voertuig. [6]
Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Goednummer: PL0900-2023309349-3233936
SIN: AAQT633NL
Inhoud: 8 bigshoppers met blokken van hasj van ca. 99 gram per stuk
Gewicht netto: 121770 gram
MMC cannabis test: positief voor cannabis. [7]
Bewijsoverweging
Is er sprake van een vormverzuim dat tot bewijsuitsluiting zou moeten leiden?
De raadsman heeft bepleit dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geschied omdat de cautie te laat is gegeven. Volgens de raadsman is daarmee sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a lid 1 Sv en dient de aangetroffen hasj in de auto van verdachte uitgesloten te worden van het bewijs. De rechtbank verwerpt dat verweer en overweegt als volgt.
Op grond van artikel 29, tweede lid, Sv is een verdachte niet tot antwoorden verplicht en wordt dat hem voor aanvang van het verhoor medegedeeld (de cautie). Het begrip verhoor heeft betrekking op alle vragen aan een door een opsporingsambtenaar als verdachte aangemerkt persoon. Als verdachte wordt aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit (artikel 27 lid 1 Sv).
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] blijkt weliswaar dat de verbalisanten vraagtekens plaatsten bij (onder meer) het nerveuze gedrag van de bestuurder en het antwoord dat er ‘een beetje snuif’ in zijn etui zat, maar op dat moment was nog geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit in de zin van artikel 27 lid 1 Sv. De rechtbank merkt de vraag of de bestuurder dat uit zijn etui wilde halen daarom niet aan als een verhoor zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, Sv.
Pas toen de bestuurder een klein envelopje, wat de verbalisanten ambtshalve herkenden als ponypack, uit zijn etui haalde ontstond het vermoeden dat de bestuurder zich schuldig maakte aan een strafbaar feit en moest hij redelijkerwijze worden aangemerkt als verdachte. Vanaf dat moment moest de cautie wel worden gegeven en dat hebben de verbalisanten ook gedaan. De rechtbank stelt daarmee vast dat de cautie tijdig is gegeven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a wetboek van Strafvordering en dat bewijsuitsluiting niet aan de orde is. De in de auto van verdachte aangetroffen en in beslag genomen hasj kan dienen als bewijs in de strafzaak tegen verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 oktober 2023 te Breukelen, opzettelijk heeft vervoerd een hoeveelheid van 121,77 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 134 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 180 uren (subsidiair 90 dachten hechtenis).
De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafeis rekening gehouden met zijn eis ten aanzien van de in beslag genomen personenauto van verdachte, zoals geformuleerd in paragraaf 9.1.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte heeft al een paar maanden in voorlopige hechtenis gezeten en vanaf zijn schorsing is hij meteen gemotiveerd aan de slag gegaan om te werken aan zijn doelen en om zijn leven weer op te pakken. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal tot gevolg hebben dat hij weer opnieuw moet beginnen.
De raadsman heeft verzocht bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte rekening te houden met zijn blanco strafblad en zijn proceshouding. Verdachte heeft vanaf het begin zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de te nemen beslissing op de in beslag genomen auto.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van ruim 121 kilo hasj. Het is algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Het kan niet anders dan dat de vervoerde hoeveelheid drugs bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het vervoeren van drugs vormt een belangrijke schakel in deze keten en verdachte heeft hieraan, enkel voor zijn eigen financiële gewin, een actieve bijdrage geleverd. Dit is kwalijk.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte van 10 oktober 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit. Het strafblad van verdachte weegt dus niet in strafverminderende of strafvermeerderende zin mee.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 22 april 2024, opgesteld door M. van Kuijeren van Reclassering Nederland. Uit het rapport volgt dat hoewel verdachte geen financiële problemen had, de verleiding van snel geld verdienen voor hem te groot was op het moment van het ten laste gelegde. De reclassering ziet de zelfcontrole en zelfreflectie die verdachte over het algemeen laat zien als beschermende factoren. Verdachte heeft zich eerder in zijn leven altijd af kunnen zetten tegen criminele verleidingen en kan ook nu goed beredeneren waarom hij niet opnieuw zo een stap zou zetten. Hoewel de reclassering enige risico’s ziet op het gebied van financiën, middelengebruik en sociaal netwerk, wordt het recidiverisico laag ingeschat. De reclassering acht verdachte zelfstandig in staat zijn leven positief te blijven vormgeven en negatieve verleidingen in de toekomst te weerstaan. Er wordt dan ook geen reclasseringstoezicht geadviseerd.
Oplegging straf
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de hoogte daarvan, vormt de bewezenverklaring het uitgangspunt. De rechtbank merkt op dat in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor het aanwezig hebben van meer dan 25 kilogram softdrugs een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van twaalf maanden als uitgangspunt wordt genomen. In dit geval was er sprake van ruim 121 kilo softdrugs.
Gelet op de ernst van het feit kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter wel van oordeel dat het niet passend is om verdachte terug te sturen naar de gevangenis. De rechtbank let daarbij in het bijzonder op de persoon van verdachte en zijn blanco strafblad. Verdachte heeft al een paar maanden in voorlopige hechtenis gezeten en de schorsing met beide handen aangepakt om zijn leven in positieve zin weer op te pakken. Verdachte lijkt zijn leven verder goed op de rit te hebben. De rechtbank gaat er vanuit dat het bewezen verklaarde een eenmalige misstap is. Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat door de reclassering positief wordt gerapporteerd over verdachte. Het recidiverisico wordt op laag geschat en verder toezicht acht de reclassering niet geïndiceerd.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 134 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast acht de rechtbank passend een taakstraf voor de duur van 240 uren (subsidiair 120 dagen hechtenis).
De rechtbank komt tot een hogere straf dan geëist door de officier van justitie, gelet op de (afwijkende) beslissing in paragraaf 9.3 ten aanzien van de in beslag genomen auto van verdachte.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslag genomen personenauto verbeurd zal verklaren als bijkomende straf. Verdachte heeft met deze personenauto het strafbare feit begaan.
Wat betreft het in beslag genomen geld heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank zal gelasten dat het geld teruggegeven moet worden aan verdachte, nu niet is vast te stellen of het strafbare feit daarmee is begaan of voorbereid.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt net als de officier van justitie het in beslag genomen geld terug te geven aan verdachte, nu niet is vast te stellen of het strafbare feit daarmee is begaan of voorbereid.
Ten aanzien van de in beslag genomen auto verzoekt de raadsman de rechtbank primair om teruggave te gelasten aan verdachte, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair verzoekt de raadsman om teruggave te gelasten aan verdachte, omdat verbeurdverklaring van de auto niet in verhouding staat tot het strafbare feit. De raadsman wijst daarbij op het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat de auto voortdurend voor het vervoer van verdovende middelen werd gebruikt. Daar staat tegenover dat er wel aanwijzingen zijn dat de personenauto als taxi werd gebruikt. Zowel verdachte als zijn medevennoot hebben een half jaar geen gebruik kunnen maken van de auto. Verdachte heeft tijdens zijn schorsing een taxi moeten huren, zodat hij kon blijven werken als taxichauffeur.
Tot slot merkt de raadsman op dat verdachte destijds € 18.000 voor de auto heeft betaald en de auto nu nog ongeveer € 13.000 á € 14.000 euro waard zou zijn.
Van de overige goederen op de beslaglijst heeft verdachte ter zitting afstand gedaan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte ter zitting afstand heeft gedaan van de op de beslaglijst staande verdovende middelen (G3233533, G3235015 en G3233936) hoeft de rechtbank daarop geen beslissing meer te nemen.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- 1 STK Personenauto (G3233479);
- 20 EUR IBG (G3233518);
- 20 EUR IBG (GG3233521);
- 50 EUR IBG (G3233526).
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen geld, omdat uit het dossier niet blijkt van een verband met het bewezen verklaarde feit en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Ten aanzien van de personenauto overweegt de rechtbank dat het strafbare feit met behulp van deze personenauto is begaan, waardoor de personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring. De rechtbank vindt het echter, alles overziend, een te verstrekkend gevolg en een ongewenste bijkomende straf om de auto slechts om die reden verbeurd te verklaren. Daarbij wijst de rechtbank in de eerste plaats op hetgeen zij heeft overwogen in 8.3 ten aanzien van de persoon van verdachte. Met de raadsman is de rechtbank daarnaast van oordeel dat de personenauto van verdachte aantoonbaar wordt gebruikt om zijn beroep als taxichauffeur uit te oefenen. De rechtbank ziet in het dossier en in het strafblad van verdachte geen aanwijzingen dat de auto van verdachte vaker voor strafbare feiten is gebruikt. Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank de auto teruggeven aan verdachte. De rechtbank heeft hier wel rekening mee gehouden in de strafmaat door een hogere taakstraf op te leggen aan verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
240 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 134 dagen,
nietzal worden
ten uitvoer gelegd,tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Personenauto (G3233479);
  • 20 EUR IBG (G3233518);
  • 20 EUR IBG (GG3233521);
  • 50 EUR IBG (G3233526).
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. Vos, voorzitter, mrs. C. van de Lustgraaf en L.M.G. de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Breukelen, gemeente Stichtse Vecht, althans in Nederland, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 121,77 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 november 2023, genummerd PL0900-2023309349, opgemaakt door de politie, Landelijke Eenheid, doorgenummerd in de bijlage van pagina’s 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1.
3.Pagina 2.
4.Pagina 6.
5.Pagina 6.
6.Pagina 7 van het proces-verbaal relaas.
7.Pagina 15.