Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de producties van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 8 mei 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, [eiser], heeft de ontruiming van de huurwoning gevorderd vanwege een huurachterstand van vier maanden door de huurder, [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van bedrijfsmatige verhuur, aangezien de verhuurder de woning als belegging heeft gekocht en de huurder als consument-huurder wordt aangemerkt. Dit betekent dat de consumentenbeschermende bepalingen van toepassing zijn.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gevorderde ontruiming toewijsbaar is, gezien de huurachterstand van vier maanden. De ontruimingstermijn is vastgesteld op drie weken na betekening van het vonnis, waarbij de verhuurder heeft aangegeven niet tot ontruiming over te zullen gaan als de huurder voor de uiterlijke ontruimingsdatum de huurachterstand en bijkomende kosten heeft voldaan. De kantonrechter heeft ook de vordering van de verhuurder tot betaling van de huurachterstand van € 4.455,00 en de huur vanaf mei 2024 tot de daadwerkelijke ontruiming toegewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter de buitengerechtelijke incassokosten van € 570,50 toegewezen en de wettelijke rente over de huurachterstand. De huurder is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van € 1.062,72 betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.