ECLI:NL:RBMNE:2024:3284

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
16/114855-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dwang in zorginstelling met taakstraf opgelegd

Op 29 mei 2024 heeft de politierechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 maart 2023 in [plaats] een bejaarde vrouw, [slachtoffer], heeft gedwongen iets te dulden door een koker tegen haar hoofd en in haar mond te duwen. De verdachte, geboren in 2001 in Syrië en werkzaam als stagiaire in een zorginstelling, heeft deze handelingen gefilmd en gedeeld in een Snapchat-groep. De politierechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dwang in de zin van artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was zich bewust van de kwetsbare positie van het slachtoffer, die leed aan dementie, en de handelingen vielen buiten zijn takenpakket als zorgverlener. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur geëist, waarvan 40 uur voorwaardelijk. De politierechter heeft deze eis gevolgd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de lage kans op recidive. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, met de voorwaarde dat bij niet-naleving 60 dagen hechtenis kan worden opgelegd. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/114855-23 (P)
Vonnis van de politierechter van 29 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] (Syrië),
wonende aan de [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 mei 2024.
De politierechter heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L. van Zijl en van hetgeen verdachte en mr. Y. Finani, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging zit als bijlage achter dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 22 maart 2023 te [plaats] samen met iemand anders [slachtoffer] door (bedreiging met) geweld of enige andere feitelijkheid heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden door een koker tegen het hoofd van [slachtoffer] te duwen en die koker in de mond van [slachtoffer] te stoppen, terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de politierechter is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De standpunten van de officier van justitie worden besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De standpunten van de raadsman worden ook besproken in paragraaf 4.3, voor zover dat nodig is.
4.3
Het oordeel van de politierechter
Bewijsmiddelen [1]
1. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 11 mei augustus 2023 – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd: [2]
Onder Videos zag ik een filmpje met een duur van 10 seconden met de naam [account] Ik zag dat er onder modified de datum 22-3-2023 met het tijdstip 13:00:15 uur stond. Ik zag dat er een zwarte koker ter hoogte van het geslachtsdeel werd gehouden van degene die het filmpje maakte. Ik zag dat er richting een bejaarde vrouw werd gelopen met de zwarte koker op dezelfde plek. Ik zag dat de koker tegen het hoofd van de bejaarde vrouw werd geduwd. Ik zag dat de bejaarde vrouw omhoog keek, waarna de koker in de mond van de bejaarde vrouw werd geduwd. Ik zag dat de bejaarde vrouw op de koker beet.
2. Verdachte heeft volgens een
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 28 april 2023 het volgende verklaard:
V: Waar loop je op dit moment stage?
A: [zorgcentrum] in [plaats] . [3]
V: Wat voor mensen wonen er op de afdeling?
A: Dementerende mensen.
V: Wat is volgens jou dementie?
A: Dat ze vergeetachtig zijn, dat ze niet meer weten wat zij in het dagelijks leven
doen. [4]
3. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 13 oktober 2023 verklaard:
Het klopt dat ik dat filmpje heb gemaakt tijdens mijn stage. De vrouw is mevrouw [slachtoffer] en ik ben de andere persoon op het filmpje.
Bewijsoverweging
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte een koker voor zijn geslachtsdeel heeft gehouden en vervolgens de koker tegen het hoofd en in de mond van mevrouw [slachtoffer] heeft geduwd. De politierechter staat voor de vraag of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan dwang in de zin van artikel 284 Wetboek van Strafrecht.
Toegesneden op deze zaak gaat het om de vraag of verdachte door enige feitelijkheid mevrouw [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden. Naar het oordeel van de politierechter moet deze vraag bevestigend beantwoord worden. Dat wordt als volgt toegelicht.
Door te handelen zoals hierboven omschreven heeft verdachte mevrouw [slachtoffer] gedwongen te dulden dat zij een koker tegen haar hoofd en in haar mond geduwd kreeg. Mevrouw [slachtoffer] leidde aan dementie. Blijkens het filmpje wist zij nauwelijks wat haar overkwam. Daarin schuilt ook het onverhoedse van de actie. Mevrouw [slachtoffer] was hier niet op bedacht en hoefde dat ook niet te zijn. Verdachte was een van haar verzorgers. De omschreven handelingen vallen in dit verband overduidelijk buiten de reikwijdte van verdachtes takenpakket. Daarmee zijn zij ook wederrechtelijk.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dwang. De raadsvrouw miskent daarbij dat niet is vereist dat verdachte opzet had op het plegen van een strafbaar feit (boos opzet). Voldoende is dat verdachte opzet had op de handelingen die hij heeft verricht en op de wederrechtelijkheid daarvan. Naar het oordeel van de politierechter moest verdachte weten dat dergelijke handelingen buiten zijn takenpakket vielen, zodat minst genomen sprake is van voorwaardelijk opzet.
Ten slotte geldt dat verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Zij verkeerde in een zeer kwetsbare en afhankelijke positie. Haar persoonlijke vrijheid was vanwege haar gezondheidstoestand in zekere zin al beperkt, zodat iedere verdere wederrechtelijke beperking daarvan als zeer ernstig moet worden beschouwd.

5.BEWEZENVERKLARING

De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 22 maart 2023 te [plaats] een ander, te weten [slachtoffer] (een cliënt van de zorginstelling [zorginstelling] ), door een feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te dulden, immers heeft hij, verdachte (terwijl hij, verdachte, dit filmde), een zwartkleurige koker welke verdachte voor zijn kruis hield, tegen het hoofd van die [slachtoffer] geduwd en vervolgens dat voorwerp naar de mond van die [slachtoffer] gebracht en vervolgens in de mond van die [slachtoffer] geduwd, terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] aan een psychogeriatrische aandoening leed en dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
een ander door een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 120 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is een jonge jongen en de context van het incident is alles bepalend. Daarnaast is er geen sprake van een (parafiele) stoornis. Tot slot wil hij graag doorstuderen en werkzaam zijn in de zorg. De raadsvrouw verzoekt om een taakstraf op te leggen van 80 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk.
8.3
Het oordeel van de politierechter
Bij het bepalen van de straf heeft de politierechter rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dwang. Hij heeft een zwarte koker voor zijn geslachtsdeel gehouden en deze koker vervolgens tegen het hoofd en in de mond van een bejaarde en dementerende vrouw geduwd. Verdachte was op dat moment werkzaam als stagiaire in het zorgcentrum. Van hem werd juist verwacht dat hij voor de vrouw zou zorgen. Door aldus te handelen heeft verdachte zowel strafrechtelijke als morele grenzen overschreden.
Vanuit een oogpunt van normhandhaving komen voor dit soort feiten gevangenisstraffen in beeld, te meer nu verdachte deze 'grap' niet alleen heeft bedacht en uitgevoerd, maar ook heeft opgenomen en een filmpje ervan heeft verspreid in een snapchat-groep.
De politierechter heeft echter ook gelet op de persoon van verdachte. Verdachte heeft een blanco strafblad. Hij is onderzocht door een psycholoog en daarbij zijn geen psychische stoornissen of (seksuele) afwijkingen geconstateerd. Verdachte heeft een bewogen leven achter de rug, maar blijkens de reclasseringsrapportage zijn er niet of nauwelijks problemen op de verschillende leefgebieden. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. Verdachte wil zijn opleiding graag afmaken en kennelijk is de school daartoe bereid, ondanks het feit dat zij op de hoogte zijn van hetgeen gebeurd is.
Al het bovenstaande afwegende, zal de politierechter geen gevangenisstraf opleggen en zich aansluiten bij de eis van de officier van justitie. Het voorwaardelijke strafdeel dient ertoe verdachte er in de toekomst van te weerhouden strafbare feiten te plegen.
Het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 284 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De politierechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren,bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 20 dagen hechtenis, niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 22 maart 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen, meermalen, althans eenmaal, een ander, te weten [slachtoffer] (een cliënt van de zorginstelling [zorginstelling] ), in ieder geval een persoon, door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of medeverdachte (al dan niet terwijl hij, verdachte, dit filmde), een zwartkleurige koker, althans een (langwerpig) voorwerp, welke verdachte en/of medeverdachte voor zijn/haar/hun kruis/geslachtsdeel hield(en), tegen het hoofd van die [slachtoffer] geduwd en/of (vervolgens) dat voorwerp naar de mond van die [slachtoffer] gebracht/geduwd en/of (vervolgens) in de mond van die [slachtoffer] gestopt/geduwd, (al dan niet) terwijl verdachte en/of medeverdachte wist(en) dat die [slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 juni 2023, genummerd MDRBC23059 (onderzoek Erato), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 177. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 128.
3.Pagina 36.
4.Pagina 38.