ECLI:NL:RBMNE:2024:3275

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
C/16/573876 / KG ZA 24-199
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beïnvloeding besluitvorming huisvesting asielzoekers door burgemeester

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiseres], procederend voor zichzelf en als lasthebber van de informele vereniging Bewonerscommissie [bewonerscommissie]. De zaak betreft uitlatingen van de burgemeester van de gemeente Houten over de huisvesting van asielzoekers in het kader van het plan 'Houten Hub'. [Eiseres] vorderde onder andere dat de burgemeester niet meer betrokken zou zijn bij de besluitvorming over dit dossier en dat er een onafhankelijke waarnemer zou worden aangesteld. De burgemeester had in de media verklaard dat de kans dat de Houten Hub gerealiseerd zou worden '100% zeker' was, wat volgens [eiseres] de besluitvorming zou beïnvloeden en de participatiemogelijkheden van belanghebbenden zou ontmoedigen.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de uitlatingen van de burgemeester geen onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming opleverden. De rechter stelde vast dat de burgemeester geen beslissingsbevoegdheid voorgewend had en dat zijn uitlatingen niet in strijd waren met de wet of andere normen. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de gemeente Houten. De rechter benadrukte dat de uitingsvrijheid van de burgemeester in het bestuurlijke domein een belangrijke rol speelt, vooral bij controversiële onderwerpen zoals de huisvesting van asielzoekers.

De uitspraak is van belang voor de verhouding tussen politieke uitlatingen van burgemeesters en de juridische mogelijkheden voor burgers om deze uitlatingen aan te vechten. De voorzieningenrechter heeft de rol van de kort gedingrechter als restrechter in dit soort zaken benadrukt, waarbij de bestuursrechtelijke waarborgen in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/573876 / KG ZA 24-199
Vonnis in kort geding van 17 mei 2024
uitwerking verkort vonnis
in de zaak van
[eiseres],
procederend voor zichzelf en als lasthebber van de informele vereniging Bewonerscommissie [bewonerscommissie] ,
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.I.J. Snijders te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
GEMEENTE HOUTEN,
te Houten,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaten: mr. M.E. van Velzen-de Boer en mr. M. Rus-van der Velde te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 mei 2024 met producties 1 tot en met 18
- de door de gemeente op 8 mei 2024 ingediende akte overleggen producties 1 tot en met 13
- de door [eiseres] op 10 mei 2024 ingediende akte overleggen producties 19 en 20.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2024. De griffier heeft aantekeningen gemaakt en de advocaat van [eiseres] alsook de advocaten van de gemeente hebben spreekaantekeningen overgelegd.
1.3.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 17 mei 2024 verkort vonnis uitgesproken (ook wel kop-staartvonnis). Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijk uitwerking en is vastgesteld op 28 mei 2024.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
De burgemeester van de gemeente, de heer [burgermeester] (hierna: de burgemeester) heeft in de media uitlatingen gedaan over het plan ‘Houten Hub’, dat onder meer voorziet in tijdelijke woonruimte voor 175 asielzoekers/statushouders (dit plan hierna: Houten Hub). [eiseres] komt op tegen die uitlatingen, met name tegen de uitlating dat hij de kans 100% acht dat de Houten Hub in Houten-Oost zal komen. Volgens [eiseres] doorkruist de burgemeester met zijn uitlatingen het besluitvormingstraject, dat nog in volle gang is en ontmoedigt hij dat belanghebbenden van hun participatiemogelijkheden gebruikmaken. Zij vordert – samengevat – dat de voorzieningenrechter de gemeente gelast om:
I. te zorgen dat haar burgemeester niet meer betrokken is bij de verdere besluitvorming over het dossier Houten Hub en over de opvang van asielzoekers in Houten;
II. een onafhankelijke waarnemer aan te stellen die zal toezien op en rapporteren over die besluitvorming;
III. te zorgen dat de burgemeester in de toekomst geen uitspraken meer doet waarmee hij de schijn wekt zelfstandig te kunnen besluiten over Houten Hub en de opvang van asielzoekers in Houten, of zijn persoonlijke en door zijn ambtsgewicht sturende voorkeuren uitspreekt over dit plan en de 100% positieve kansuitkomst daarvan;
IV. op de website van de gemeente een rectificatie te plaatsen waarin wordt erkend dat de burgemeester de onder III bedoelde uitspraken nooit had mogen doen;
V. de locatiekeuze en het plan voor Houten Hub integraal te heroverwegen en om daarbij alle beschikbare locaties voor de vestiging van alsielzoekers/statushouders te onderzoeken, met de bijbehorende participatie van de inwoners van de gemeente,
met dwangsommen, rente, kosten en uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
2.2.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de uitlatingen van de burgemeester geen onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming over de Houten Hub opleveren en ook anderszins niet onrechtmatig zijn. De vorderingen worden dan ook afgewezen en [eiseres] moet een proceskostenvergoeding betalen aan de gemeente. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

[eiseres] is ontvankelijk
3.1.
De voorzieningenrechter verwerpt het betoog van de gemeente dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vorderingen omdat er verschillende met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgangen openstaan waarin zij de zorgvuldigheid van de besluitvorming kan aanvechten. [eiseres] heeft – terecht – aangevoerd dat feitelijke uitlatingen als deze geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, en dat er daarvoor dan ook geen bestuursrechtelijke rechtsgang is.
Spoedeisend belang
3.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval. Het raadsvoorstel over de Houten Hub zal worden besproken in de gemeenteraadsvergadering van 13 juni 2024 en vooruitlopend daarop zal op 23 mei 2024 een rondetafelgesprek met inwoners plaatsvinden. [eiseres] heeft voldoende onderbouwd dat het wenselijk is dat voor 23 mei 2024 een beslissing is genomen.
Kans op toewijzing in bodemprocedure niet voldoende
3.3.
Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Om welke uitlatingen van de burgemeester gaat het?
3.4.
Het meest recente raadsvoorstel voor de Houten Hub, van 9 april 2024, voorziet in tijdelijke huisvesting (voor een periode van 15 jaar) van 175 primair statushouders en mogelijk aangevuld met kansrijke asielzoekers, drie maatschappelijke organisaties (Voedselbank, KrachtFabriek en DoorGeefLuik) en 150 Houtense woningzoekenden, met voorrang voor onderwijzers, verplegend en verzorgend personeel en brandweervrijwilligers. Het voorstel is dat de Houten Hub wordt gerealiseerd in Houten-Oost, in een weiland in de buurt van de woningen van [eiseres] en de andere leden van de bewonerscommissie.
3.5.
[eiseres] betoogt dat de burgemeester zich te stellig over dit plan heeft uitgelaten. Concreet wijst zij in dit verband op de volgende drie uitlatingen (hierna: de uitlatingen):
- een artikel van [A] van [website] van 19 maart 2024 “Krijgt Houten dan toch een vluchtelingenopvang? Burgemeester acht kans ‘100%” waarin onder meer staat:
Kortom: komt die tijdelijke opvang er in Houten-Oost? Burgemeester [burgermeester] acht de kans ‘100%’. “Als het aan mij ligt, wel. Wij geloven hier echt in; ik ben ervan overtuigd dat we dit kunnen regelen. Zelfs als sommige mensen dat niet willen horen.”
En wat nu als de raad tóch tegen gaat stemmen, of er weer een tegen-petitie komt? Gaan de plannen dan ook weer de ijskast in? Daar wil [burgermeester] niet te veel over denken. “Op een of andere manier moeten we dit met zijn allen gaan doen. Op 1 november komt het Rijk echt checken of we het al hebben geregeld of niet, dus we zullen wel moeten.”
- een artikel van [B] van 20 maart 2024 “Burgemeester [burgermeester] vol vertrouwen dat ‘Houten-Hub’ er komt”, waarin onder meer staat:
[burgermeester] verwacht dat provincie akkoord zal gaan met de beoogde locatie HoutenOost. Daarbij komt ook nog eens dat de Spreidingswet inmiddels door de Tweede Kamer is aangenomen en dat er voor Houten een opgave ligt voor de opvang van in totaal 344 asielzoekers. De burgemeester is vol vertrouwen de klus te klaren: “Barmhartigheid past bij onze gemeente. Met medewerking van onze inwoners en een handreiking van de tegenstanders heb ik er het volste vertrouwen in.
- de uitzending van
[C] & [D]van 7 januari 2024 waarin onder meer is gezegd:
[D] : Die Houten Hub, die komt er?
[burgermeester] : Die komt er.
[D] : Ja. En welke termijn?
[burgermeester] : Ja dat is eh... dat is even de vraag hè. We moeten dat netjes en zorgvuldig doen want dat is erg belangrijk, ook voor het draagvlak. Maar de Houten Hub, de opvang van vluchtelingen, die gaat in Houten ook gewoon komen.
[D] : Waarvan akte, hartelijk dank.
3.6.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de burgemeester nog meer onrechtmatige uitlatingen heeft gedaan, maar dat dit de uitlatingen zijn waarvan hard bewijs voor handen is. Omdat onduidelijk is om welke andere uitlatingen het precies gaat en omdat bewijs ontbreekt zal de voorzieningenrechter zich beperken tot een oordeel over de drie onder 3.5 genoemde uitlatingen.
3.7.
[eiseres] betoogt in de kern dat de burgemeester met de uitlatingen zijn persoonlijke en door zijn ambtsgewicht sturende voorkeur voor het plan heeft uitgesproken en dat hij daarmee geen enkele ruimte heeft gelaten aan de gemeenteraad en aan de wethouder die over het asielbeleid gaat, [Werthouder] (hierna: [Werthouder] ), om anders te beslissen. De uitlatingen zijn in strijd met de staatsrechtelijke en bestuursrechtelijke plichten van de burgemeester en met de maatschappelijke zorgvuldigheid en hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Zij zijn dan ook onrechtmatig. Daar komt bij dat de burgemeester met de uitlatingen ten onrechte heeft gepretendeerd bevoegd te zijn om zelfstandig over Houten Hub te beslissen, aldus nog steeds [eiseres] .
Onvoldoende aannemelijk dat de uitlatingen onrechtmatig zijn
3.8.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in dit betoog. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uitlatingen in strijd zijn met de wet of met een andere geschreven norm. De enige regeling die [eiseres] in dit verband heeft genoemd is de Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Houten 2012 (hierna: de gedragscode), waarbij zij echter geen concrete regel noemt maar enkel verwijst naar de daarin genoemde kernbegrippen onafhankelijkheid en zorgvuldigheid. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om uit te leggen waarom het met die kernbegrippen in strijd is als een burgemeester zijn stellige voorkeur voor een raadsvoorstel uitspreekt. Dat is voorshands niet aannemelijk gemaakt, te meer omdat in de gedragscode bij het begrip onafhankelijkheid staat dat de schijn moet worden vermeden dat vermenging optreedt met oneigenlijke belangen. Het begrip zorgvuldigheid vermeldt de toelichting dat burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat hun belangen op correct wijze worden afgewogen. De verwijten van [eiseres] gaan echter vooral over (de schijn van) vooringenomenheid. Daarover vermeldt de gedragscode echter niets.
3.9.
Ook anderszins leveren de uitlatingen geen onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming over de Houten Hub op. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter het volgende meegewogen:
- [eiseres] heeft niet onderbouwd dat de besluitvorming over de Houten-Hub is beïnvloed door de uitlatingen. Er zijn bijvoorbeeld geen verklaringen van raadsleden overgelegd waaruit dat blijkt. De enkele stelling dat [Werthouder] een nieuwe en onervaren wethouder, is in dit verbande onvoldoende
- De uitlating zijn minder stellig dan [eiseres] doet voorkomen. Bij de de-kans-is-100%-uitlating heeft de burgemeester ook gezegd “als het aan mij ligt wel” “ik heb er het volste vertrouwen in”, en “Met medewerking van onze inwoners en een handreiking van de tegenstanders heb ik er het volste vertrouwen in”. Daarmee heeft hij duidelijk gemaakt dat het gaat om zijn mening, intentie en hoop.
- Ook heeft de burgemeester geen beslissingsbevoegdheid voorgewend die hij niet heeft. Hij heeft er onduidelijkheid over laten bestaan dat de beslissing over Houten Hub uiteindelijk bij de gemeenteraad ligt. In de artikelen wordt vermeld dat het gaat om een raadsvoorstel en gaat de burgemeester in op mogelijke weerstand van bijvoorbeeld de gemeenteraad, inwoners en de provincie.
- De uitlatingen zijn gedaan in het bestuurlijke domein, waar er bestuursrechtelijke waarborgen zijn. Zo kan de gemeenteraad een burgemeester ter verantwoording roepen als zij vindt dat hij zich al te dwingend over een voorstel uitlaat, of kan het raadvoorstel helemaal wegstemmen. Andere bestuursrechtelijke waarborgen zijn de bestuursrechtelijke toetsingsmogelijkheden, als eenmaal besluiten zijn genomen. Het betoog van [eiseres] dat het dan al te laat zal zijn, wordt verworpen wegens gebrek aan onderbouwing. Deze waarborgen leiden niet tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] (zie 3.1), maar brengen wel mee dat de rol voor de kort gedingrechter als restrechter beperkter is dan wanneer die waarborgen er niet zouden zijn.
- Ten slotte is van belang dat de huisvesting van asielzoekers een controversieel onderwerp is waarover burgemeesters zich geregeld uitspreken en positie kiezen. Juist bij dergelijke kwesties is het van belang dat een burgemeester dat in vrijheid kan doen en dergelijke uitlatingen zullen daarom niet snel onrechtmatig zijn in civielrechtelijke zin. De civiele rechter zal alleen in uitzonderlijke gevallen die uitingsvrijheid kunnen beperken. Daarvan is in dit geval geen sprake.
3.10.
De slotsom is dat de vorderingen worden afgewezen.
[eiseres] moet een proceskostenvergoeding aan de gemeente betalen
3.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Schuman en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024 door mr. door mr. J.K.J. van den Boom.
JO/4972