ECLI:NL:RBMNE:2024:3273

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
16/303389-20 en 16/309985-21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met valse declaraties en oplichting in de zorgsector en huurmarkt

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende meerdere jaren schuldig heeft gemaakt aan het indienen van valse declaraties bij verschillende zorgverzekeraars. De verdachte, geboren in 1982, heeft als opticien en eigenaar van een eenmanszaak, [onderneming 2], valse declaraties ingediend voor brillen en contactlenzen die nooit zijn besteld. Dit leidde tot aanzienlijke schade voor de zorgverzekeraars en benadeelde verzekerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften, wat resulteerde in een veroordeling voor valsheid in geschrift.

Daarnaast heeft de verdachte als bestuurder van [onderneming 1] B.V. niet voldaan aan zijn administratieve verplichtingen, wat de afhandeling van het faillissement bemoeilijkte. Hij heeft ook huurpenningen aan de boedel onttrokken, waardoor schuldeisers zijn benadeeld. De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan oplichting door zijn woning te huur aan te bieden via Marktplaats, waarbij hij borgsommen van slachtoffers heeft ontvangen zonder de woningen daadwerkelijk te verhuren. De rechtbank heeft de redelijke termijn overschreden met ruim twee jaar, wat heeft geleid tot een matiging van de gevangenisstraf. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/303389-20 en 16/309985-21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1982] te [plaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 april 2024 (inhoudelijk) en 14 mei 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Schimmel, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/303389-20
feit 1:in de periode van 23 januari 2015 tot en met 8 juli 2017 in [plaats 1] gebruik heeft gemaakt van valse geschriften door meerdere declaraties van brillen(glazen) in te dienen bij ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., terwijl deze brillen(glazen) niet besteld waren en/of niet gedeclareerd mochten worden,
en/of
aan bovenstaande gedraging opdracht dan wel feitelijk leiding heeft gegeven;
feit 2:
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in [plaats 1] gebruik heeft gemaakt van valse geschriften door meerdere declaraties van brillen(glazen) en/of contactlenzen in te dienen bij zorgverzekeraar CZ en/of Ohra en/of Delta Loyd terwijl deze brillen(glazen) en/of contactlenzen niet besteld waren en/of niet gedeclareerd mochten worden,
en/of
aan bovenstaande gedraging opdracht dan wel feitelijk leiding heeft gegeven;
16/309985-21
feit 1
primair:als bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [onderneming 1] B.V., tijdens of voor het faillissement, in de periode 28 maart 2018 tot en met 10 januari 2021 in [plaats 1] , opzettelijk niet heeft voldaan aan de administratie-, bewaar- en/of afgifteplicht;subsidiair:als bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [onderneming 1] B.V., tijdens of voor het faillissement, in de periode 28 maart 2018 tot en met 10 januari 2021 in [plaats 1] , het aan zijn schuld te wijten was dat niet werd voldaan aan de aan de administratie-, bewaar- en/of afgifteplicht;
feit 2:voor of tijdens persoonlijk faillissement, in de periode 3 april 3018 tot en met 9 januari 2021 in [plaats 1] , schuldeisers heeft benadeeld in hun verhaalsmogelijkheid door een of meerdere huurpenningen aan de boedel te onttrekken;
feit 3
primair:in de periode van 26 september 2019 tot en met 2 december 2019 in [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 1] heeft opgelicht door hem 3.000 euro borg te laten betalen voor een huurwoning en vervolgens de huurovereenkomst niet na te komen;subsidiair:in de periode van 26 september 2019 tot en met 2 december 2019 in [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander 3.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft verduisterd;
feit 4
primair:hij in de periode van 21 september 2019 tot en met 4 oktober 2019 in [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 2] heeft opgelicht door hem 3.000 euro borg te laten betalen voor een huurwoning en vervolgens de huurovereenkomst niet na te komen;subsidiair:in de periode van 21 september 2019 tot en met 2 december 2019 in [plaats 1] tezamen en in vereniging met een ander 3.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft verduisterd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
16/303389-20
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario vindt geen steun in het dossier en is door verdachte, die daarvoor ruim de tijd heeft gehad, ook niet onderbouwd.
16/309985-21
De officier van justitie acht de onder feit 1 ten laste gelegde feitelijke gedragingen wettig en overtuigend te bewijzen in die zin dat verdachte niet heeft voldaan aan zijn administratieplicht en zijn afgifteplicht.
De officier van justitie acht ook het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, nu verdachte zijn huis heeft verhuurd en dit niet aan de curator kenbaar heeft gemaakt.
Verder acht de officier van justitie de onder feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feitelijke gedragingen wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16/303389-20
De raadsman acht de onder feit 1 ten laste gelegde valsheid in geschrift met betrekking tot de declaratie [A] wettig en overtuigend te bewijzen. Verdachte heeft dit feit in zoverre bekend. Ten aanzien van het overige onder feit 1 ten laste gelegde en het (geheel) onder feit 2 ten laste gelegde bepleit de raadsman, bij gebrek aan bewijs, vrijspraak. De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte ook vrij te spreken van het feitelijk leidinggeven aan indiening van de declaraties door de in de tenlastelegging genoemde rechtspersonen, nu verdachte bij de zorgverzekeringen declareerde vanuit zijn eenmanszaak.
16/309985-21
De raadsman bepleit vrijspraak van het onder feit 1 primair ten laste gelegde, nu het vereiste opzet ontbreekt op het niet voldoen aan de administratieplicht. De raadsman verzoekt de rechtbank verdachte ook vrij te spreken van het niet voldoen aan de afgifteplicht, nu verdachte alle administratie die hij heeft gevoerd daadwerkelijk heeft overhandigd aan de curator. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman bepleit daarnaast vrijspraak van feit 2, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte betrokken was bij het verhuren van de woning. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist dat met de verhuur van de woning schuldeisers konden worden benadeeld.
De raadsman heeft, tot slot, vrijspraak bepleit van de onder feit 3 en 4 ten laste gelegde oplichting. Verdachte heeft niets te maken gehad met de verhuur van de woning en heeft geen enkele bijdrage geleverd aan de vermeende oplichtingshandelingen. Ook is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de heer [medeverdachte] . De raadsman refereert zich wat betreft het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft wel vrijspraak bepleit van de onder feit 4 subsidiair ten laste gelegde verduistering, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte over het door aangever overgemaakte bedrag heeft beschikt.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang voor de beoordeling – besproken onder paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
16/303389-20
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich steeds schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift. De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen in bijlage II van dit vonnis. Hieronder zal de rechtbank haar oordeel toelichten en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen
Valsheid van de declaraties
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat bij de verzekeringen ONVZ Zorgverzekeraar, OHRA, CZ en Delta Lloyd, via webportaal [onderneming 7] , meerdere declaraties zijn ingediend door [onderneming 2] , de eenmanszaak van verdachte. Uit onderzoek van deze zorgverzekeraars en uit meldingen van de verzekerden blijkt dat een groot deel van deze gedeclareerde brillen, brillenglazen of contactlenzen niet besteld waren door de verzekerden.
De verdediging voert aan dat door veel verzekerden waarschijnlijk onterecht is aangegeven dat ze de gedeclareerde goederen niet hebben aangeschaft en dat dus geen sprake is van valse declaraties. De verzekerden zijn namelijk gevraagd naar declaraties gedaan door ‘ [onderneming 2] ’, terwijl de klanten de optiekzaak van verdachte kenden bij de handelsnaam ‘ [handelsnaam] ’. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de begeleidende brief bij de enquête die is uitgestuurd naar verzekeringnemers van OHRA, CZ en Delta Lloyd is expliciet benoemd dat de declaraties van [handelsnaam] / [onderneming 2] onderwerp van onderzoek zijn. Daarnaast noemden veel verzekerden expliciet de handelsnaam ‘ [handelsnaam] ’ in de door hen geretourneerde enquête of verklaring afgelegd bij de politie. Zij gaven aan dat zij niet bekend zijn met deze optiekzaak, dat zij in het geheel geen bril/lenzen dragen of dat zij klant zijn bij een andere opticien. Van eventuele andere aanwijzingen dat de verzekeringsnemers ten onrechte hebben laten weten geen declaraties te hebben gedaan is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank komt op basis van de bewijsmiddelen dan ook tot de conclusie dat de op de tenlastelegging genoemde door [onderneming 2] ingediende declaraties vals zijn. Naast deze afzonderlijk ten laste gelegde declaraties zijn er meer valse declaraties ingediend. Uit de bewijsmiddelen volgt dat valse declaraties zijn ingediend in de periode van 17 februari 2015 tot en met 21 juni 2017 (feit 1) en in de periode van 25 oktober 2014 tot en met 15 september 2017 (feit 2). De rechtbank merkt hierbij nog op dat de rechtbank er, anders dan de raadsman, van uit gaat dat de in het overzicht van ONVZ Zorgverzekeraar N.V. als ‘gecorrigeerd’ gelabelde declaraties juist de valse declaraties zijn. Het vals gedeclareerde bedrag is door ONVZ gecorrigeerd en teruggevorderd, zoals in de tabel (als opgenomen in de bewijsmiddelen) is aangegeven.
Gebruik maken van valse geschriften door verdachte
De declaraties zijn steeds ingediend door [onderneming 2] , de eenmanszaak van verdachte. Verdachte heeft verklaard zelf declaraties te hebben ingediend. De rechtbank ziet in het dossier geen enkele aanwijzing dat een ander dan verdachte de valse declaraties bij de zorgverzekeraars heeft ingediend. Weliswaar blijkt uit het dossier dat medewerkers van verdachte ook declaraties indienden, maar niet is gebleken dat zij daarbij gebruik hebben gemaakt van valse gegevens. Bovendien zijn deze werknemers niet gedurende de gehele periode, waarin valse declaraties zijn ingediend, voor [onderneming 2] werkzaam geweest.
De verdediging voert verder aan dat klanten bij verdachte mogelijk aankopen hebben gedaan met verzekeringsgegevens van een ander. Dit alternatieve scenario is door de verdediging echter geheel niet onderbouwd en de rechtbank vindt dit ook ongeloofwaardig gelet op de veelheid aan valse declaraties die door [onderneming 2] zijn ingediend. De rechtbank concludeert dan ook dat het verdachte is geweest die opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse declaraties.
Het verweer dat verdachte volgens de verdediging niet zomaar over persoonsgegevens kon beschikken die benodigd waren voor het indienen van de declaraties, legt de rechtbank naast zich neer. Vast is komen te staan dat er op grote schaal declaraties zijn ingediend met gegevens van personen die geen klant waren van verdachte. Dat niet is komen vast te staan hoe hij over deze gegevens kon beschikken staat een bewezenverklaring van valsheid in geschrift niet in de weg.
Vrijspraak feitelijk leidinggeven
Onder feit 1 en feit 2 is ook ten laste gelegd dat verdachte opdracht dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan de rechtspersonen [onderneming 3] B.V., [onderneming 1] B.V., [onderneming 4] B.V. en/of [onderneming 5] B.V. om de ten laste gelegde gedragingen te verrichten. Uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken, noch aannemelijk geworden, dat uit hoofde van deze rechtspersonen valse declaraties zijn ingediend. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften door telkens declaraties in te dienen bij zorgverzekeraars van een bril, brillenglazen of lenzen die door de betreffende verzekerden niet besteld waren, en komt tot een bewezenverklaring van feit 1 en feit 2 als weergegeven in rubriek 5.
16/309985-21
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke schending van zijn informatie- en administratieplicht rond het faillissement van zijn bedrijf, benadeling van de schuldeisers in zijn persoonlijk faillissement en (tweemaal) oplichting. De bewijsmiddelen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgenomen in bijlage II van dit vonnis. Hieronder zal de rechtbank haar oordeel toelichten en ingaan op de verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Niet voldoen aan administratieplicht
Verdachte is met zijn bedrijf [onderneming 1] B.V. vanaf eind 2016 als opticien werkzaam geweest en heeft omzet gemaakt. Hij bekent dat hij, behalve een soort kasboek, geen administratie heeft bijgehouden voor dit bedrijf. Naast dit zogenaamde kasboek, heeft de curator alleen een aantal in- en verkoopfacturen en bankafschriften ontvangen. Die stukken waren echter niet compleet. Hoewel verdachte in correspondentie met de curator aangaf nog stukken te zullen verstrekken, blijkt uit de verklaring van verdachte op de zitting dat de door de curator gevraagde stukken – jaarstukken, overzichten van crediteuren en debiteuren, grootboeken en proef- en saldibalansen – niet (hebben) bestaan. De rechtbank concludeert dan ook verdachte als bestuurder van [onderneming 1] B.V. niet heeft voldaan aan zijn wettelijke administratieve verplichtingen. De afhandeling van het faillissement werd daardoor bemoeilijkt.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank wel bewijs voor opzet op het niet voldoen aan de administratieplicht. De rechtbank overweegt daarover als volgt. De verplichting tot het voeren van een administratie vloeit voort uit het rechtspersonenrecht (artikel 2:10 Burgerlijk Wetboek) en het belastingrecht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen) en dient het doel dat de rechten en (belasting)verplichtingen van de rechtspersoon kenbaar zijn. Het voeren van een deugdelijke administratie is naar het oordeel van de rechtbank zo’n essentieel onderdeel van het ondernemen, dat iedere ondernemer dat behoort te weten en zich zo nodig moet verdiepen in de omvang en reikwijdte van de precieze verplichtingen. Verdachte heeft vrijwel geen administratie bijgehouden. Hij hield niet per klant bij wat de klant kocht omdat dat volgens hem ‘geen doen’ was, zo verklaarde verdachte op zitting. Hij hield geen overzichten van crediteuren en debiteuren en ook geen grootboeken bij. Hij heeft, zo verklaarde hij op zitting, nooit jaarstukken opgemaakt, ook niet in concept. Dit terwijl verdachte al jaren ondernemer was en ook al vóór de oprichting van [onderneming 1] B.V. meerdere ondernemingen heeft gehad. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting tot het voeren van een administratie.
Vrijspraak niet voldoen aan afgifteplicht
Verdachte heeft verklaard dat hij alles wat hij aan administratie van [onderneming 1] B.V. bezat aan de curator heeft verstrekt. Uit het dossier is niet gebleken dat de stukken waarvan de curator verder nog overgave heeft verzocht, ook daadwerkelijk (hebben) bestaan en dat verdachte deze had kunnen overleggen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het eveneens onder feit 1 primair ten laste gelegde niet voldoen aan de afgifteplicht.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat verdachte sinds het opstarten van zijn bedrijf [onderneming 1] B.V. in 2016 tot de datum van het faillissement op 18 juni 2019, opzettelijk niet heeft voldaan aan de administratieplicht. Hiermee is het onder feit 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Onttrekken huurpenningen aan de boedel
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat verdachte in staat van faillissement verkeerde ten tijde van de verhuur van de woning aan de [adres 2] in [plaats 1] aan de huurders [B] en [C] . Ten tijde van de verhuur was verdachte (mede-)eigenaar van deze woning. De huurpenningen werden op de rekening van [onderneming 3] B.V. gestort; de rekening van het bedrijf waarvan verdachte enige aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder was. Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat de huurpenningen ten bate van verdachte zijn gekomen. Deze zijn, gelet op de aangifte van de curator, buiten de boedel gehouden. De curator heeft verdachte meermaals verzocht om een opgave van de ontvangen huurpenningen voor de woning aan de [adres 2] te verstrekken. Verdachte verstrekte die gegevens vervolgens niet.
De curator heeft verdachte erop geattendeerd dat huuropbrengsten zijn aan te merken als inkomen en dat de curator moet beoordelen of verdachte hiervan een gedeelte aan de boedel moet overdragen. Verdachte wist dus dat hij de € 17.500,- die hij aan huur en borg heeft ontvangen in het faillissement had moeten betrekken. Verdachte heeft dit, door niet te doen wat de curator hem vroeg, bewust niet gedaan. Het kan daarom niet anders dan dat verdachte wist dat hij schuldeisers zou benadelen door de huurinkomsten aan de boedel te onttrekken.
Ook uit de wijze waarop het huurcontract is opgesteld, te weten het laten vooruitbetalen van een jaar aan huur aan de niet failliete holdingmaatschappij van verdachte, kan worden afgeleid dat verdachte wist waar hij mee bezig was. De enkele opmerking van verdachte op de zitting dat de huurinkomsten bedoeld waren voor het afbetalen van de hypotheek staat aan een bewezenverklaring niet in de weg. Niet alleen is deze stelling op geen enkele wijze met stukken onderbouwd en daarom geenszins aannemelijk, ook is verdachte in staat van faillissement niet meer gerechtigd om te kiezen welke (eventuele) schuldeiser als eerste wordt betaald.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tijdens zijn faillissement opzettelijk meerdere huurpenningen aan de boedel heeft onttrokken, terwijl hij wist dat daardoor de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld en komt tot een bewezenverklaring van feit 2.
Feit 3
Oplichting van aangever [slachtoffer 1]
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Aangever [slachtoffer 1] heeft op www.markplaats.nl de advertentie voor de te huur aangeboden woning aan de [adres 2] in [plaats 1] zien staan. Op 26 september 2021 heeft aangever deze woning bezichtigd. De woning was destijds eigendom van verdachte. De bezichtiging werd verzorgd door een persoon die zich voorstelde als [D] , een medewerker van [onderneming 3] B.V. Van dit bedrijf was verdachte de enige aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder. Het signalement van [D] past bij het uiterlijk van verdachte. Na de bezichtiging heeft aangever een concepthuurovereenkomst ontvangen op naam van [onderneming 3] B.V. De borg van € 3.000,- heeft aangever conform het huurcontract overgemaakt naar een bankrekening, waarvan blijkt dat deze op naam van verdachte staat.
De rechtbank is van oordeel dat al het voorgaande erop wijst dat verdachte degene is die zich ten opzichte van [slachtoffer 1] heeft voorgedaan als [D] en hem heeft bewogen tot afgifte van de € 3.000,- aan borg. Aanwijzingen voor betrokkenheid van iemand anders dan verdachte ziet de rechtbank niet, juist omdat het uiterlijk van verdachte past in het gegeven signalement van [D] . De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte die naam heeft gebruikt in zijn contact met aangever. Hij heeft aangever de borg laten betalen en, nadat aangever de overgemaakte borg terugvroeg, niets meer van zich laten horen. De rechtbank acht hiermee bewezen dat sprake was van een vooropgezet plan om aangever geld afhandig te maken.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank ziet voor dit feit geen aanknopingspunten in het dossier dat naast verdachte nog iemand een rol heeft gespeeld in de oplichting. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
Conclusie
De rechtbank acht de onder feit 3 primair ten laste gelegde oplichting van aangever [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Oplichting van aangever [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Aangever [slachtoffer 2] heeft via de advertentie op www.marktplaats.nl een bezichtiging gepland bij de te huur aangeboden woning aan de [adres 2] in [plaats 1] . Deze advertentie is geplaatst door een marktplaatsaccount dat gebruik maakt van een e-mailadres op naam van en in gebruik bij verdachte. Op 21 september 2021 heeft aangever de woning bezichtigd. De bezichtiging werd verzorgd door medeverdachte [medeverdachte] . Aangever werd tijdens deze bezichtiging verteld dat de eerste persoon die € 3.000,- borg zou overmaken, de woning zou krijgen. Aangever heeft de borg op verzoek van de verhuurder overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van [.] [medeverdachte] bedrijfs [onderneming 6] BV. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte toegang had tot deze rekening. Verdachte was destijds ook gemachtigde op de bankrekening van dit bedrijf. Aangever werd hierna medegedeeld dat hij de woning niet had gekregen, maar heeft tot op heden de door hem overgemaakte borg niet terug gekregen.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] beiden een rol hebben gehad in de oplichting van aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de advertentie heeft geplaatst en zijn huis ter beschikking heeft gesteld. [medeverdachte] heeft de bezichtiging verzorgd en heeft onder de, volgens hemzelf, niet bestaande naam [valse naam 1] contact gehad met aangever. Verdachte en [medeverdachte] hebben vervolgens de afhandig gemaakte borg ontvangen op een rekening waar zij beiden toegang tot hadden. Dit leidt tot het oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte] , die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Door een valse naam te gebruiken in het contact met aangever en hem met spoed de borg te laten betalen, maar deze nooit terug te storten, is blijk gegeven van een vooropgezet plan om aangever geld afhandig te maken.
Het scenario van de verdediging waarin [medeverdachte] de oplichting alleen heeft begaan wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Verdachte was immers eigenaar van de woning die zogenaamd verhuurd werd en zijn e-mailadres is gebruikt. Het bewijs van verdachtes betrokkenheid bij feit 3 sterkt de rechtbank daarnaast in haar overtuiging van betrokkenheid van verdachte bij dit feit.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 4 primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting van aangever [slachtoffer 2] wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16/303389-20
feit 1
op meer tijdstippen in de periode van 17 februari 2015 tot en met 21 juni 2017 te [plaats 1] , handelend onder de naam [onderneming 2] en [handelsnaam] , meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door onder meer
- een declaratie voor brillenglazen van verzekerde nummer [nummeraanduiding 1]
- een declaratie voor brillenglazen van verzekerde nummer [nummeraanduiding 2]
- declaraties voor brillenglazen van verzekerde [A]
- een declaratie voor een bril van verzekerde [E]
- een declaratie voor een bril van verzekerde [M]
- een declaratie van verzekerde [G]
- een declaratie voor een bril van verzekerde [H]

middels een webapplicatie van [onderneming 7] B.V. in te dienen bij zorgverzekeraar ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., terwijl deze brillen/brillenglazen niet besteld waren door voornoemde verzekerden;

feit 2
op meer tijdstippen in de periode van 25 oktober 2014 tot en met 15 september 2017 te [plaats 1] , handelend onder de naam [onderneming 2] en [handelsnaam] , meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door onder meer
- een declaratie voor brillenglazen van verzekerde [I] aan zorgverzekeraar CZ
- een declaratie voor een bril/contactlenzen van verzekerde [J] aan zorgverzekeraar CZ
- een declaratie voor een bril van verzekerde relatienummer [relatienummer 1] aan zorgverzekeraar CZ
- een declaratie voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 2] aan zorgverzekeraar Delta Lloyd
- declaraties voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 3] aan zorgverzekeraar Ohra
- een declaratie voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 4] aan zorgverzekeraar Delta Lloyd
- een declaratie voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 5] aan zorgverzekeraar Ohra,

middels een webapplicatie van [onderneming 7] B.V. in te dienen bij zorgverzekeraar CZ en Ohra en Delta Lloyd, terwijl deze brillen/brillenglazen/contactlenzen niet besteld waren door voornoemde verzekerden;

16/309985-21
feit 1 primair
als bestuurder van de rechtspersoon [onderneming 1] B.V., voor het faillissement van de rechtspersoon, te weten in de periode van 28 maart 2018 tot en met 18 juni 2019 te [plaats 1] , opzettelijk niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt;
feit 2
als degene die in staat van faillissement was verklaard, voor of tijdens dat faillissement, te weten in de periode van 8 juni 2020 tot en met 9 januari 2021, te [plaats 1] , meerdere huurpenningen aan de boedel heeft onttrokken, terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
feit 3 primair
in de periode van 26 september 2019 tot en met 2 december 2019 te [plaats 1] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van 3.000 (drieduizend) euro, door
- de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] te huur aan te bieden op Marktplaats, en
- vervolgens een bezichtiging te plannen bij die woning, en
- vervolgens een huurovereenkomst toe te sturen aan die [slachtoffer 1] met het verzoek om 3.000 (drieduizend) euro borg te betalen, en
- vervolgens 3.000 (drieduizend) euro borg op rekening [rekeningnummer 1] ten

name van [onderneming 3] B.V. te ontvangen, en

- vervolgens niet meer op e-mails van die [slachtoffer 1] te reageren en de huurovereenkomst niet na te komen, en
- vervolgens de borg van 3.000 (drieduizend) euro niet terug te storten op de rekening van [slachtoffer 1] ;
feit 4 primair
in de periode van 21 september 2019 tot en met 4 oktober 2019 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten 3.000 (drieduizend) euro, door
- de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] te huur aan te bieden op Marktplaats, en
- vervolgens bij de bezichtiging van die woning aan te geven dat de huurder die het eerst 3.000 (drieduizend) euro borg overmaakt de woning krijgt, en
- vervolgens 3.000 (drieduizend) euro borg op rekening [rekeningnummer 2] ten name van [.] te ontvangen, en
- vervolgens via een e-mail aan die [slachtoffer 2] kenbaar te maken dat die [slachtoffer 2] de woning niet heeft gekregen en de borg van 3.000 (drieduizend) euro wordt terug gestort,
- vervolgens de borg van 3.000 (drieduizend) euro niet terug te storten op de rekening van [slachtoffer 2] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16/309985-21
feit 1 en feit 2, telkens:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
16/303389-20
feit 1 primair:
als bestuurder van een rechtspersoon, voor het faillissement van de rechtspersoon, terwijl dit is gevolgd, opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt;
feit 2:
het als degene die in staat van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement enig goed aan de boedel onttrekken terwijl hij weet dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden worden benadeeld;
feit 3 primair:
oplichting;
feit 4 primair:
medeplegen van oplichting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte voor de feiten die zij bewezen acht te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij de strafoplegging rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte heeft nu zijn leven eindelijk op orde en is in de afgelopen jaren niet in aanraking gekomen met politie en justitie. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is om deze redenen en gelet op het totale benadelingsbedrag heel vergaand. De verdediging verzoekt de rechtbank daarom te volstaan met het opleggen van een taakstraf, met daarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst en omstandigheden van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan het indienen van een groot aantal valse declaraties bij verschillende zorgverzekeraars. Hij heeft hiermee het vertrouwen geschaad dat de maatschappij in het algemeen, en de zorgsector in het bijzonder, moet kunnen stellen in de juistheid en het gebruik van deze geschriften. Verdachte is niet uit eigen beweging gestopt met het plegen van deze feiten, maar is hiertoe gedwongen doordat de verzekeraars hier na eigen onderzoek achter zijn gekomen. Verdachte heeft kennelijk enkel oog gehad voor eigen financieel gewin en heeft zich niets aangetrokken van de gevolgen van zijn acties.
Daarnaast heeft verdachte als bestuurder van [onderneming 1] B.V. niet gezorgd voor een deugdelijke boekhouding. Als gevolg daarvan heeft hij, toen het faillissement eenmaal was uitgesproken, geen deugdelijke, volledige administratie aan de curator kunnen verstrekken. Hierdoor heeft hij de afhandeling van het faillissement bemoeilijkt. Het gevolg daarvan was, dat de curator geen inzicht heeft gekregen in de rechten en plichten van de failliete rechtspersoon. De schuldeisers zijn hierdoor benadeeld. Het vertrouwen dat in het economisch verkeer in het naleven van wettelijke verplichtingen moet kunnen worden gesteld, is op deze manier ondermijnd.
Ook in zijn persoonlijke faillissement heeft verdachte schuldeisers benadeeld door huurpenningen aan de boedel te onttrekken. Ook na herhaaldelijk aandringen van de curator gaf verdachte geen opening van zaken. Verdachte heeft het de curator onmogelijk gemaakt om het faillissement op juiste wijze af te wikkelen en daarbij de belangen van de schuldeisers te dienen.
Tot slot heeft verdachte zich, al dan niet samen met een ander, schuldig gemaakt aan oplichting van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hij heeft via marktplaats.nl zijn woning te huur aangeboden. Nadat aangevers de woning hadden bezichtigd en hij hen een huurcontract heeft toegestuurd, heeft verdachte hen bewogen tot afgifte van € 3.000,- euro borg. Aangevers hebben de sleutel van de woning nooit ontvangen en hebben het door hen overgemaakte geldbedrag niet teruggekregen. Hiermee heeft verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat burgers moeten kunnen hebben in de woningmarkt. Verdachte heeft aangevers benadeeld voor zijn eigen en/of andermans financieel gewin.
In de bewezen verklaarde feiten ziet de rechtbank een patroon van zelfverrijking ten koste van anderen. Aan wetten en regels die de belangen van schuldeisers, huurders en zorgverzekeraars beogen te beschermen heeft hij geen boodschap. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 19 maart 2024. Daarin ziet de rechtbank geen aanleiding om lichter of zwaarder te straffen.
De straf
De rechtbank laat zich bij het bepalen van de straf alleen gedeeltelijk leiden door de oriëntatiepunten voor straftoemeting opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraude. De rechtbank wijkt hiervan af, omdat het benadelingsbedrag niet precies kan worden vastgesteld, maar ook omdat de faillissementsfraude in verband met [onderneming 1] B.V geen benadelingshandeling veronderstelt. De zorgfraude, het onttrekken van huurpenningen aan de boedel en de oplichting heeft evenwel tot enkele tienduizenden euro’s aan nadeel geleid. Nog los van het nadeel dat verdachte heeft veroorzaakt, heeft hij zich gedurende een zeer lange tijd, van 2014 tot en met 2021, schuldig gemaakt aan een veelheid en een variatie van strafbare feiten. Verdachte heeft tot op heden geen van de benadeelden iets terugbetaald. Gelet op de aard en de ernst van de feiten kan naar oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met andere straf dan een gevangenisstraf. Dit zal de rechtbank dan ook aan verdachte opleggen.
Daarnaast acht de rechtbank een stok achter de deur noodzakelijk. Ter terechtzitting heeft verdachte geen enkele blijk gegeven inzicht te hebben in de ernst en ontoelaatbaarheid van zijn handelen. Dit baart de rechtbank zorgen. Gelet hierop zal de rechtbank, naast een onvoorwaardelijk deel, een deel gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, in beginsel passend. Echter, bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, geschonden. Voor parketnummer 16/303389-20 is deze termijn geschonden met ruim twee jaar en voor parketnummer 16/309985-21 met ruim één jaar. Van bijzondere omstandigheden die een termijnoverschrijding zouden kunnen rechtvaardigen, is niet gebleken. De rechtbank zal, rekening houdend met vaststaande jurisprudentie, het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf matigen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.000,-. Dit bedrag bestaat uit € 3.000,- materiële schade en € 1.000,- affectieschade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 3 van parketnummer 16/309985-21 ten laste gelegde oplichting.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 3.000,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder feit 4 van parketnummer 16/309985-21 ten laste gelegde oplichting.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 1] voor het materieel gevorderde bedrag van € 3.000,- kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. De gevorderde affectieschade kan volgens de officier van justitie worden gezien als immateriële schade. Deze schadepost is niet voldoende onderbouwd en de benadeelde partij dient in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [slachtoffer 2] geheel kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vorderingen gericht zijn aan de verkeerde partij, nu de gelden door de benadeelde partijen zijn overgemaakt aan twee vennootschappen en niet aan verdachte. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de door [slachtoffer 1] gevorderde affectie- of immateriële schade moet worden afgewezen, nu daarvoor geen enkele onderbouwing is geleverd. Voor de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] schade heeft geleden dat in rechtstreeks verband staat met het onder feit 3 van parketnummer 16/309985-21 bewezen verklaarde. Het is niet van belang naar welke tegenrekening de benadeelde partij de waarborgsom heeft overgemaakt, nu de schade rechtstreeks voortvloeit uit de door verdachte gepleegde oplichting.
De materiële schade, bestaande uit de overgemaakte borg, ter hoogte van € 3.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 3.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2019 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft daarnaast affectieschade, dan wel immateriële schade, gevorderd ter hoogte van € 1.000,-. Benadeelde is het slachtoffer van een vermogensdelict. De rechtbank ziet in het dossier, noch in hetgeen benadeelde heeft aangevoerd een grondslag voor de vergoeding van affectieschade dan wel immateriële schade. De rechtbank zal de vordering voor dit onderdeel dan ook afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 september 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt daarnaast vast dat [slachtoffer 2] schade heeft geleden dat in rechtstreeks verband staat met het onder feit 4 van parketnummer 16/309985-21 bewezenverklaarde. Zoals hiervoor al besproken, is het niet van belang naar welke tegenrekening de benadeelde partij de waarborgsom heeft overgemaakt, nu er een rechtstreeks verband bestaat met de bewezen verklaarde oplichting.
De materiële schade, bestaande uit de overgemaakte borg, ter hoogte van € 3.000,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte en/of zijn mededader niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 40 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 225, 326, 341, 344a van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 3.000,- en wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2019 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 september 2019 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst toe de vordering van [slachtoffer 2] van € 3.000,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 september 2019 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 3.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente 21 september 2019 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 40 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en J.P. Verboom, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 mei 2024.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/303389-20
feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 januari 2015 tot en met 8 juli 2017 te [plaats 1] , althans in Nederland, handelend onder de naam [onderneming 2] en/of [handelsnaam] , meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door (onder meer)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde nummer [nummeraanduiding 1] (p. 56)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde nummer [nummeraanduiding 2] (p. 63)
- een of meer (declaratie)factu(u)r(en) voor een bril/brillenglazen van verzekerde
[A] (p. 72)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde [E] (p. 74)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde [M] (p. 75)
- een (declaratie)factuur van verzekerde [G] (p. 77)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde [H] (p. 79)
middels een webapplicatie van [onderneming 7] B.V. in te dienen bij zorgverzekeraar ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., terwijl deze brillen/brillenglazen niet besteld waren door voornoemde verzekerde(n) en/of dat deze brillen/brillenglazen niet gedeclareerd mochten worden,
en/of
[onderneming 3] B.V., [onderneming 1] B.V., [onderneming 4] B.V. en/of
[onderneming 5] B. V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 januari 2015 tot en met 8 juli 2017 te [plaats 1] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door (onder meer)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde nummer [nummeraanduiding 1] (p. 56)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde nummer [nummeraanduiding 2] (p. 63)
- een of meer (declaratie)factu(u)r(en) voor een bril/brillenglazen van verzekerde
[A] (p. 72)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde [E] (p. 74)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde [M] (p. 75)
- een (declaratie)factuur van verzekerde [G] (p. 77)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde [H] (p. 79)
middels een webapplicatie van [onderneming 7] B.V. in te dienen bij zorgverzekeraar ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., terwijl deze brillen/brillenglazen niet besteld waren door voornoemde verzekerde(n) en/of dat deze brillen/brillenglazen niet gedeclareerd mochten worden, zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht
heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 te [plaats 1] , althans in Nederland, handelend onder de naam [onderneming 2] en/of [handelsnaam] , meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door (onder meer)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde [I] aan zorgverzekeraar CZ (p. 199)
- een (declaratie)factuur voor een bril/contactlenzen van verzekerde [J] aan zorgverzekeraar CZ (p. 195)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde relatienummer [relatienummer 1] aan zorgverzekeraar CZ (p. 329)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 2] aan zorgverzekeraar Delta Lloyd (p. 335)
- een of meer (declaratie)factu(u)r(en) voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 3] aan zorgverzekeraar Ohra (p. 418)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 4] aan zorgverzekeraar Delta Lloyd (p. 419)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 5] aan zorgverzekeraar Ohra (p. 422),
al dan niet middels een webapplicatie van [onderneming 7] B.V. in te dienen bij zorgverzekeraar CZ en/of Ohra en/of Delta Loyd, terwijl deze brillen/brillenglazen/contactlenzen niet besteld waren door voornoemde verzekerde(n) en/of dat deze brillen/brillenglazen/contactlenzen niet gedeclareerd mochten worden,
en/of
[onderneming 3] B.V., [onderneming 1] B.V., [onderneming 4] B.V. en/of [onderneming 5] B. V. op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 januari 2015 tot en met 8 juli 2017 te [plaats 1] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, als waren deze echt en onvervalst, door (onder meer)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde [I] aan zorgverzekeraar CZ (p. 199)
- een (declaratie)factuur voor een bril/contactlenzen van verzekerde [J] aan zorgverzekeraar CZ (p. 195)
- een (declaratie)factuur voor een bril van verzekerde relatienummer [relatienummer 1] aan zorgverzekeraar CZ (p. 329)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 2] aan zorgverzekeraar Delta Lloyd (p. 335)
- een of meer (declaratie)factu(u)r(en) voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 3] aan zorgverzekeraar Ohra (p. 418)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 4] aan zorgverzekeraar Delta Lloyd (p. 419)
- een (declaratie)factuur voor brillenglazen van verzekerde relatienummer [relatienummer 5] aan zorgverzekeraar Ohra (p. 422),
middels een webapplicatie van [onderneming 7] B.V. in te dienen bij zorgverzekeraar CZ en/of Ohra en/of Delta Loyd, terwijl deze brillen/brillenglzen niet besteld waren door voornoemde verzekerde(n) en/of dat deze brillen/brillenglazen niet gedeclareerd mochten worden, zulks terwijl hij, verdachte, tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedragingen;
16/309985-21
feit 1
hij als bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [onderneming 1] B.V.,
tijdens of voor het faillissement van de rechtspersoon, te weten in of omstreeks de periode van 28 maart 2018 tot en met 10 januari 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland,
opzettelijk niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt en/of desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en/of bewaarde administratie en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij als bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [onderneming 1] B.V. voor en/of tijdens het faillissement, te weten in of omstreeks de periode van 28 maart 2018 tot en met 10 januari 2021 te [plaats 1] , althans in Nederland , grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam geen jaarrekeningen, Grootboekrekeningen, een kasboek en/of proef- en saldibalansen heeft opgemaakt,
waardoor het aan zijn schuld te wijten was dat niet werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt;
feit 2
hij als degene die in staat van faillissement was verklaard, voor of tijdens dat faillissement, te weten in of omstreeks de periode van 3 april 2018 tot en met 9 januari 2021, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland een of meerdere huurpenningen, in elk geval enig goed aan de boedel heeft onttrokken, terwijl hij, verdachte, wist dat hierdoor een of meer schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden werden benadeeld;
feit 3
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2019 tot en met 2 december 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
de afgifte van 3000 (drieduizend) euro, door
- de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] te huur aan te bieden op Marktplaats, en/of
- ( vervolgens) een bezichtiging te plannen bij die woning, en/of
- ( vervolgens) een huurovereenkomst toe te (laten) sturen aan die [slachtoffer 1] met het verzoek om 3000 (drieduizend) euro borg te betalen, en/of
- ( vervolgens) 3000 (drieduizend) euro borg op rekening [rekeningnummer 1] ten
name van [onderneming 3] B.V. te ontvangen, en/of
- ( vervolgens) niet meer op e-mails van die [slachtoffer 1] te reageren en/of de huurovereenkomst niet na te komen, en/of
- ( vervolgens) de borg van 3000 (drieduizend) euro niet terug te storten op de rekening van [slachtoffer 1] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2019 tot en met 2 december 2019 te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 3000 (drieduizend) euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als houder en/of verhuurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 4
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2019 tot en met 4 oktober 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
3000 (drieduizend) euro, door
- de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] te huur aan te bieden op Marktplaats, en/of
- ( vervolgens) bij de bezichtiging van die woning aan te geven dat de huurder die het eerst 3000 (drieduizend) euro borg overmaakt de woning krijgt, en/of
- ( vervolgens) 3000 (drieduizend) euro borg op rekening [rekeningnummer 2] ten name van [.] te ontvangen, en/of
- ( vervolgens) via een e-mail aan die [slachtoffer 2] kenbaar te maken dat die [slachtoffer 2] de woning niet heeft gekregen en de borg van 3000 (drieduizend) euro wordt terug gestort,
- ( vervolgens) de borg van 3000 (drieduizend) euro niet terug te storten op de rekening van [slachtoffer 2] ;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 21 september 2019 tot en met 4 oktober 2019 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk 3000 (drieduizend) euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als houder en/of verhuurder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bijlage II: de bewijsmiddelen
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsmiddelen 16/303389-20 [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[onderneming 2] was mijn eenmanszaak. Vanuit mijn eenmanszaak werden de declaraties van mijn optiekwinkel in [plaats 1] handelend onder de naam [handelsnaam] ingediend bij de zorgverzekeraars. Ik heb zelf ook declaraties ingediend vanuit mijn eenmanszaak.
Ik ken getuige [A] als mevrouw [achternaam van P, Q en R] .
Een proces-verbaal van aangifte namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., genummerd PL0900-2018080851-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De heer [verdachte] , hierna te noemen verdachte, heeft in zijn hoedanigheid van opticien en
eigenaar van het [onderneming 2] op naam van een aantal ONVZ-verzekerden
kosten van brillenglazen bij ONVZ ingediend en vergoed gekregen. [2] Deze declaraties zijn door verdachte via een factureringmaatschappij genaamd [onderneming 7] bij ons ingediend. Wij hebben de fraude vastgesteld aan de hand van gesprekken met verzekerden en de uitkomsten van een onder verzekerden gehouden enquête. [3]
Een geschrift, te weten verschillende meldingen van verzekeraars, opgenomen als bijlage bij de aangifte namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verklaring relatienummer [relatienummer 6]
Verklaart niet bekend te zijn met de bij ONVZ door [onderneming 2] ingediende declaraties voor Brillenglazen met als afleverdatum 10 juni 2016. [4]
Verklaring relatienummer [relatienummer 15]
Verklaart niet bekend te zijn met de bij ONVZ door [onderneming 2] ingediende declaratie voor een paar Brillenglazen met als afleverdatum 17 februari 2015. [5]
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [A] , genummerd, PL0900-2018080851-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb ooit een bril gekocht voor mijn zoon [L] bij [handelsnaam] . Op een gegeven moment was de bril die [L] dagelijks gebruikte stuk. Ik ben toen naar een andere opticien gegaan voor een nieuwe bril. Toen ik contact opnam met de verzekering voor de vergoeding kwam ik erachter dat er al een keer gedeclareerd bij was bij ONVZ voor [L] , maar ook voor twee andere kinderen die helemaal geen bril dragen. [6]
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [E] , genummerd, PL0900-2018080851-4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werd een tijdje geleden gebeld door mijn zorgverzekeraar ONVZ dat er een bril bij
mijn zorgverzekeraar was gedeclareerd. Ik weet niet meer welke opticien het was, maar
ik ga al jaren naar mijn vaste opticien Het Huis in [plaats 1] en de declaratie was
van een andere opticien die ik niet ken. [7]
Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [M] , genummerd PL0900-2018080851-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik logde een hele tijd terug in, bij mijn verzekering en zag dat er een declaratie was
gedaan door een opticien, ik denk [handelsnaam] . Ik weet niet meer precies wanneer
het was, maar ik draag helemaal geen bril dus belde met mijn verzekeraar om te melden
dat de declaratie helemaal niet van mij was. Ik heb daar ook nooit toestemming voor
gegeven of een handtekening voor gezet. [8]
Een proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [G] , genummerd PL0900-2018080851-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg van mijn verzekering ONVZ een overzicht dat ik 300 euro zou hebben
gedeclareerd. Die rekening zou afkomstig zijn van [onderneming 2] te [plaats 1] . Ik ben
echter nog nooit in die zaak geweest en heb daar ook nog nooit iets aangeschaft. Ik
ga altijd naar [onderneming 8] in [plaats 1] . [9]
Een proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [H] , genummerd PL0900-2018080851-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag ergens vorig jaar op mijn verzekeringsnota dat er een bedrag
gedeclareerd was voor een bril door een opticien. Ik draag helemaal geen bril dus dat
vond ik heel raar. Ik heb toen contact opgenomen met mijn zorgverzekeraar ONVZ en
verteld dat het om iets van [handelsnaam] in [plaats 1] gaat, dat had ik zelf
uitgezocht via een mobiel telefoonnummer dat ik van het bedrijf had gevonden. Ik ken
[onderneming 2] helemaal niet, ik ben daar nog nooit geweest. [10]
Een geschrift, te weten een overzicht van declaraties bij ONVZ Zorgverzekeraar N.V., opgenomen als bijlage proces-verbaal genummerd PL0900-2018080851-43 en als bijlage bij de aangifte namens ONVZ Ziektekostenverzekeraar N.V., voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven [11] :
Relatienummer
Naam
Naam declarant
Behandeldatum
Prestatiecode omschrijving
Naam uitvoerder
Netto declaratie-bedrag
Netto uitgekeerd bedrag
Actie
Terugvordering
[relatienummer 7]
[H]
[onderneming 7] BV
03-06-2017
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
125,00
125,00
Gecorrigeerd
125,00
[relatienummer 8]
[P]
[onderneming 7] BV
04-09-2015
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
60,00
60,00
Gecorrigeerd
60,00
[relatienummer 8]
[P]
[onderneming 7] BV
14-04-2016
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
40,00
40,00
Gecorrigeerd
40,00
[relatienummer 8]
[P]
[onderneming 7] BV
31-03-2017
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
150,00
150,00
Gecorrigeerd
150,00
[relatienummer 9]
[Q]
[onderneming 7] BV
31-03-2017
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
150,00
150,00
Gecorrigeerd
150,00
[relatienummer 10]
[R]
[onderneming 7] BV
14-04-2016
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
100,00
100,00
Gecorrigeerd
100,00
[relatienummer 10]
[R]
[onderneming 7] BV
31-03-2017
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
150,00
150,00
Gecorrigeerd
150,00
[relatienummer 11]
[G]
[onderneming 7] BV
28-12-2016
Brillenglazen meerfocus
[onderneming 2]
0,00
0,00
Geen, is al gecorrigeerd
300,00
[relatienummer 12]
[F]
[onderneming 7] BV
21-06-2017
Brillenglazen meerfocus
[onderneming 2]
450,00
450,00
Gecorrigeerd
450,00
[relatienummer 13]
[E]
[onderneming 7] BV
30-12- 2016
Brillenglazen meerfocus
[onderneming 2]
300,00
300,00
Gecorrigeerd
300,00
[relatienummer 14]
[M]
[onderneming 7] BV
30-12-2016
Brillenglazen enkelfocus
[onderneming 2]
300,00
300,00
Gecorrigeerd
300,00
[relatienummer 15]
[N]
[onderneming 7] BV
17-02-2015
Brillenglazen meerfocus
[onderneming 2]
300,00
300,00
Gecorrigeerd
300,00
[relatienummer 6]
[O]
[onderneming 7] BV
10-06-2016
Brillenglazen meerfocus
[onderneming 2]
0,00
0,00
Gecorrigeerd
300,00 [12]
Een proces-verbaal van aangifte van [I] , genummerd PL0900-2019066876-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In mei 2018 ontving ik een rekening van mijn verzekering OHRA dat ik 150,00 euro moest betalen. Dit was een rekening van [onderneming 2] te [plaats 1] . Dit ging om multifocale brillenglazen. Die zou ik daar hebben aangeschaft. Dit klopte niet, ik koop altijd mijn brillenglazen of bril bij een andere opticien. [13]
Een proces-verbaal van aangifte van [J] , genummerd PL0900-2018139860-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 mei 2018 ontving ik van mijn zorgverzekeraar CZ een brief. Ik las in de brief dat CZ een onderzoek doet naar declaraties van [handelsnaam] / [onderneming 2] te [plaats 1] . Het gaat over rekeningen die rechtstreeks bij de zorgverzekeraar waren binnen gekomen en door de zorgverzekering zijn vergoed. Ik heb bij deze opticien nog nooit een bril/contactlenzen gekocht. [14]
Een proces-verbaal van aangifte namens CZ, Ohra, Nationale Nederlanden en Delta Lloyd, genummerd PL0900-2019090380-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij zijn een onderzoek gestart naar de vervalste ingediende nota's van [handelsnaam] welke gevestigd was aan de [adres 3] te [plaats 1] . Er waren meldingen binnengekomen van verzekerden die hebben aangegeven nooit een bril te hebben aangeschaft bij [onderneming 2] . Verzekerden hebben op de MijnCZ omgeving gezien dat [onderneming 2] op hun naam heeft gedeclareerd en/of verzekerden deden navraag bij CZ omdat hun cumulatief al was bereikt, terwijl zij eerder geen bril hebben aangeschaft. In alle gevallen gaat het over de maximum vergoeding vanuit de aanvulling op de basisverzekering. [onderneming 2] heeft in de periode van 2014 tot en met 2017, 235 declaraties ingediend. Uit het onderzoek is gebleken dat 154 declaraties hebben verklaard dat zij geen aanschaf bij [onderneming 2] hebben gedaan, los van de opmerking dat de handelsnaam [onderneming 2] als [handelsnaam] vermeld staat. [15]
Geschriften, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, opgenomen als bijlage bij de aangifte namens CZ, Ohra, Nationale Nederlanden en Delta Lloyd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Een begeleidende brief bij de enquêtes uitgestuurd naar verzekeringnemers:
In de bijgevoegde tabel ziet u het jaartal waarin [handelsnaam] / [onderneming 2] voor u een bril, brillenglazen of lenzen heeft gedeclareerd. Wilt u in de tabel aangeven of u daar in het betreffende jaar een aanschaf heeft gedaan? [16]
Geretourneerde enquêtes door verzekeringnemers:
Relatienummer: [relatienummer 1]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
enkelfocus brillenglazen
€ 200 ,00
nee
Opmerking: onze dochter heeft geen bril nodig! Nog nooit bij deze [handelsnaam] geweest. [17]
Relatienummer: [relatienummer 2]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
dubbelfocus brillenglazen
€100,00
nee
Opmerking: ben geen klant van [handelsnaam] . Ben ook nooit bij [handelsnaam] in de winkel geweest. [18]
Relatienummer: [relatienummer 17] – [I]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
dubbelfocus brillenglazen
€75,00
nee
Opmerking: wij zijn nooit bij [verdachte] geweest. [19]
Relatienummer: [relatienummer 18]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
contactlenzen
€100,00
nee
Nee, ik draag geen bril of contactlenzen. Nog nooit van deze zaak gehoord. [20]
Relatienummer: [relatienummer 3]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
enkelfocus brillenglazen
€150,00
nee
2017
enkelfocus brillenglazen
€150,00
nee
Opmerking: onze dochter heeft geen bril. Zijn nooit bij [handelsnaam] geweest. [21]
Relatienummer: [relatienummer 4]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
enkelfocus brillenglazen
€100,00
nee
Opmerking: Ik ben nooit klant geweest bij [verdachte] . [22]
Relatienummer: [relatienummer 5]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
enkelfocus brillenglazen
€75,00
Relatienummer: [relatienummer 19] – [J]
Jaar
Product
Bedrag
Aangeschaft?
2017
enkelfocus brillenglazen
€100,00
Een geschrift, te weten een overzicht van declaraties van CZ, Ohra en Delta Lloyd, opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal genummerd PL0900-2018080851-43, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Relatienummer
Label
Datum ingang
Bedrag
[relatienummer 16]
CZ
25-10-2014
€100,00
[relatienummer 17]
OHRA
16-05-2017
€75,00
[relatienummer 2]
Delta Lloyd
10-07-2017
€100,00
[relatienummer 18]
CZ
19-07-2017
€100,00
[relatienummer 5]
OHRA
16-08-2017
€75,00
[relatienummer 3]
OHRA
17-08-2017
€150,00
[relatienummer 3]
OHRA
17-08-2017
€75,00
[relatienummer 19]
CZ
26-08-2017
€100,00
[relatienummer 1]
CZ
14-09-2017
€ 200 ,00
[relatienummer 20]
OHRA
15-09-2017
€100,00 [25]
Een proces-verbaal van aangifte van [onderneming 7] B.V., genummerd PL0900-2019282199-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De zorgverzekeraar heeft zich bij ons aangesloten om als tussenpersoon de betalingen te kunnen verrichten aan de zorgverleners. [webportaal] is een webportaal aangeboden door [onderneming 7] [..] aan zelfstandige opticiens en audiciens (zorgverleners) in Nederland. [26] [onderneming 2] heeft [webportaal] gebruikt van 4 oktober 2014 tot 20 september 2017. [onderneming 7] heeft het gebruik van [webportaal] geblokkeerd, volgend op diverse klachten van consumenten voor wie was gedeclareerd, zonder dat deze klanten een bril hadden gekocht in de winkel. [27]
Bewijsmiddelen 16/309985-21 [28]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben met mijn bedrijf [onderneming 1] B.V. gestart nadat ik was gestopt met mijn eenmanszaak [onderneming 2] . Dat was eind 2016. Tot de winkel in 2018 werd ontruimd was ik werkzaam als opticien en ontving ik klanten. Het klopt dat ik vanaf het oprichten van [onderneming 1] B.V. niet de juiste administratie heb gevoerd. Ik heb geen jaarrekeningen, grootboekrekeningen of balansen opgemaakt. Ik heb ook geen overzichten van alle debiteuren en crediteuren. Het enige dat ik heb gemaakt is een document met inkomsten en uitgaven, een soort kasboek.
De woning aan de [adres 2] te [plaats 1] is mijn woning. [onderneming 3] B.V. is mijn bedrijf. Ik ben daar bestuurder van. [e-mailadres] is mijn e-mailadres.
Een proces-verbaal van aangifte van [S] namens [onderneming 1] B.V., genummerd PL0900-2020354265-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben door de Rechtbank Utrecht op 18 juni 2019 aangewezen tot curator van de
besloten Vennootschap: [onderneming 1] B.V. Als curator heb ik de heer [verdachte] meermaals per brief en emailbericht verzocht om mij alle informatie, administratie en boekhouding van [onderneming 1] B.V. toe te zenden. Tot op heden heb ik niet de volledige boekhouding ontvangen. [29] Ik constateer dat de heer [verdachte] niet meewerkt in dit faillissement. De boekhouding is incompleet. [30]
Een proces-verbaal van aangifte van [....] , genummerd PL0900-2020357606-2, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum: Tussen 3 april 2018 en 9 januari 2021.
Bij het vonnis van 3 april 2018 heeft De Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht
de heer [verdachte] in staat van faillissement verklaard. Bij het vonnis van 2 augustus 2018 uitgesproken door de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, werd ik benoemd tot opvolgend curator van de heer [verdachte] . De heer [verdachte] is zeer summier in het verstrekken van informatie. Pas na veelvuldig navragen, heeft de heer [verdachte] enkele summiere antwoorden verstrekt. Daarnaast heeft hij zonder mij te informeren en zonder mijn toestemming zijn woning aan verschillende mensen verhuurd. [31] De heer [verdachte] heeft ondanks dat de veiling van zijn privéwoning was aangezegd en zonder medeweten van de curator, zijn woning - die in het faillissement valt - via zijn persoonlijke vennootschap ( [onderneming 3] B.V.) op 12 juni 2020 voor 18 maanden aan derden verhuurd. Voorts heeft hij deze derden een bedrag van € 17.500,- voorafgaand aan het ingaan van de huurovereenkomst aan [onderneming 3] laten betalen. Dit bedrag betreft één jaar huur (€ 15.000,-) en een borg van € 2.500,-. Naast het feit dat de heer [verdachte] zonder toestemming van de curator de woning niet kan verhuren, heeft hij met zijn handelen € 17.500,- buiten het faillissement gehouden om zichzelf te bevoordelen, terwijl de heer [verdachte] wist dat hij de woning niet kon verhuren. [32]
Een geschrift, te weten een huurcontract voor de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] , opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [....] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
HUUROVEREENKOMST WOONRUIMTE
ONDERGETEKENDEN:
[onderneming 3] BV, hierna te noemen 'verhuurder',
EN
De heer [B] , Mevrouw [C] .
ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Het gehuurde, bestemming
• 1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de [zelfstandige/onzelfstandige] woonruimte, hierna 'het gehuurde' genoemd, plaatselijk bekend [adres 2] te [plaats 1] . [33]
Bepaalde tijd voor maximaal anderhalf jaar of korter
• 3.1 Deze huurovereenkomst is aangegaan voor een duur van maximaal anderhalf jaar of korter (zelfstandige woonruimte), te weten 18 maanden, ingaande op 12 juni 2020 en lopende tot en met 11 december 2021.
Betalingsverplichting, betaalperiode
4.4
De huurprijs is bij vooruitbetaling verschuldigd, te voldoen vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft door middel van overschrijving op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [onderneming 3] BV
• 4.5 Per betaalperiode van één jaar bedraagt
- de huurprijs: € 15.000,- [34]
Waarborgsom
• 10.1 Huurder zal voor de Ingangsdatum een waarborgsom betalen ter grootte van een bedrag van € 2.500,- (zegge: vijfentwintighonderd euro) op de in artikel 4.4 aangegeven Wijze. [35]
Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [B] en [C] , opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [....] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven
Details af- en bijschrijving Hr [B] , Mw [C]
-7.500,00
Naam: [onderneming 3] BV
Omschrijving: 1e deel huur [adres 2] [plaats 1] . 2e deel op 12 juni
2020 na inspectie en oplevering. Zoals afgesproken.
IBAN: [rekeningnummer 1]
Valutadatum: 08-06-2020 [36]
-7.500,00
Naam: [onderneming 3] BV
Omschrijving: 2e deel huur
(Restand) [adres 2] te [plaats 1]
IBAN: [rekeningnummer 1]
Valutadatum: 11-06-2020 [37]
-2.500,00
Omschrijving
Naam: [onderneming 3] BV
Omschrijving: Waarborgsom [adres 2]
[plaats 1]
IBAN: [rekeningnummer 1]
Valutadatum: 11-06-2020 [38]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , genummerd PL0600-2019536770-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Pleegdatum: Tussen 26 september 2019 en 2 december 2019.
Ik ben op zoek naar een eigen appartement en mijn zus zag op Marktplaats een
advertentie. In deze advertentie werd een eengezinswoning verhuurd per 25 november
2019, gevestigd aan de [adres 2] te [plaats 1] . Ik had wel interesse in deze woning en had een afspraak gemaakt. Ik ben op 26 september 2019 naar deze woning gegaan en had daar de heer [D] gesproken. Hij is een medewerker van [onderneming 3] BV te [plaats 2] . Er was overeengekomen dat ik een borg zou betalen van 3.000 euro. Ik kreeg een huurovereenkomst via mijn mail van [D] . De huurovereenkomst die [D] mij toe had gestuurd, had ik ondertekend en teruggestuurd naar [onderneming 3] BV. Ook had ik 3.000 euro overgemaakt naar rekening [rekeningnummer 1] . Tot op heden heb ik mijn 3.000 euro niet ontvangen van [onderneming 3] / [D] . Ik heb diverse mails naar [D] toegestuurd, maar daar reageert hij ook niet op. [39]
Ook ben ik op 22 november 2019 naar het adres [adres 2] te [plaats 1] geweest en er zaten toen studenten in deze woning. Zij zeiden tegen mij dat zij dit gehuurd hadden van de bank.
Het signalement van [D] is:
- Nederlandse man
- ongeveer 38 jaar
- brildragend
- dik/gezet postuur
- ongeveer 1.79mt [40]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2019374186-5, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De verhuurder noemde zichzelf [D] en gaf aan dat hij werkte voor
[onderneming 3] B.V. Uit mijn vorige onderzoek naar de verzekeringsfraude heb ik onderzoek gedaan naar het bedrijf [onderneming 3] B.V. Uit het onderzoek bleek dat de verdachte alleen in het bedrijf werkte. Het slachtoffer benoemde in zijn aangifte het signalement van de verhuurder, welke past bij het signalement van de verdachte. [41]
Een geschrift, te weten een huurovereenkomst voor de [adres 2] te [plaats 1] , opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
ONDERGETEKENDEN:
[onderneming 3] BV, hierna te noemen 'verhuurder',
EN
De heer [slachtoffer 1] , hierna te noemen 'huurder'.
ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Het gehuurde, bestemming
• 1.1 Verhuurder verhuurt aan huurder en huurder huurt van verhuurder de woonruimte, hierna 'het gehuurde' genoemd, plaatselijk bekend [adres 2] te [plaats 1] . [42]
Betalingsverplichting, betaalperiode
4.4
De huurprijs zijn bij vooruitbetaling verschuldigd, steeds te voldoen vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft door middel van overschrijving op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [onderneming 3] BV. [43]
Waarborgsom
• 10.1 Huurder zal voor de ingangsdatum een waarborgsom betalen ter grootte van een bedrag van € 3.000,- (zegge: DRIEDUIZEND euro) op de in artikel 4.4 aangegeven wijze. [44]
Een proces-verbaal van bevindingen rekeninghouder, genummerd PL0900-2019374186-3, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de identificerende gegevens bij bankrekening [rekeningnummer 1] waren:
Naam: [verdachte]
Adres: [adres 2]
Postcode en Woonplaats: [postcode 2] , [plaats 1] [45]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , genummerd PL0900-2019297209-1, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 4 oktober 2019 deed [slachtoffer 2] aangifte en verklaarde het volgende:
Ik was op zoek naar een huurwoning in [plaats 1] . In september 2019 heb ik op
Marktplaats een advertentie gevonden van een woning aan de [adres 2] in [plaats 1]
welke te huur werd aangeboden. De advertentie werd aangeboden door [valse naam 1] . Op 21 september 2019 ben ik samen met mijn dochter bij de woning gaan kijken. In de woning was een man. Deze man stelde zich voor als [valse naam 2] . Wij hebben een rondleiding gehad van [valse naam 2] . [valse naam 2] vertelde dat de borg voor de woning drieduizend euro was. Omdat er veel gegadigden waren kreeg de persoon die het eerste de borg zou storten de woning. Ik heb toen mijn mailadres aan [valse naam 2] gegeven zodat hij alle relevante stukken van de woning zou kunnen doorsturen. Wij hebben toen de woning verlaten en ik heb via de mail ook het rekeningnummer ontvangen waar de borg op moest worden gestort. Omdat wij het huis graag wilde huren heb ik direct een bedrag van drieduizend euro overgemaakt op het opgegeven nummer [rekeningnummer 2] ten name van [.] . [46] Op 23 september kreeg ik weer een email van [valse naam 2] . In deze email stond dat wij helaas de woning niet kregen omdat een ander het bedrag eerder had overgemaakt. Daarbij werd ook vermeld dat ik het bedrag weer teruggestort zou krijgen. Tot op de dag van vandaag is het geld niet teruggestort. [47]
Een geschrift, te weten een advertentie op www.marktplaats.nl voor de [adres 2] te [plaats 1] , opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ruime woning te huur in [plaats 1] [48]
Te huur aangeboden voor 1 jaar, verlenging mogelijk. Ruime eengezinswoning in [plaats 1] . Beschikbaar medio oktober. [49]
Adverteerder: [valse naam 1]
Advertentienummer: [advertentienummer] [50]
Een proces-verbaal van bevindingen marktplaats advertentie, genummerd PL0900-2019297209-11, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik verzocht Marktplaats naar de identificerende gegevens van de verkoper van advertentienummer [advertentienummer] .
Ik zag dat Marktplaats mij de volgende gegevens had verstrekt, namelijk:
Emailadres: [e-mailadres] . [51]
Een proces-verbaal van bevindingen rekening [.] , genummerd PL0900-2019297209-13, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de gevorderde gegevens horende bij bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] waren:
Rekeninghouder(s) rechtspersoon: [.] [medeverdachte] bedrijfs [onderneming 6] BV
Gemachtigde(n) natuurlijk persoon
[verdachte] . Geboortedatum [1982] . [52]
Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] op , genummerd PL0900-2019297209-15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wie kon bij de rekening van [.] ?
A: De heer [verdachte] en ik konden bij de rekening terecht. [53]
V: Ik wil jou graag vragen over een woning, gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] die u samen met mogelijke huurders heeft bekeken, wat kunt u daarover verklaren?
A: De woning is van [verdachte] . Hij vroeg aan mij of ik de woning kon verhuren. Ik heb ongeveer zes potentiële huurders gezien op verschillende dagen. [verdachte] had de advertenties op Marktplaats gezet, dat de woning te huur was. Ik gaf de rekening van de [.] rekening door aan de kijkers.
V: Wie regelden de borg en de bankzaken van de [.] ?
A: Dat waren [verdachte] en ik.
V: Wie verstuurde het huurcontract?
A: [verdachte] .
V: Op zaterdag 21 september 2019, heeft u een man met zijn dochter de bezichtiging
verzorgt. Wat kunt u mij daarover verklaren?
A: Ik kan mij zeker de familie [achternaam van slachtoffer 2] herinneren. [54]
Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] bij de rechter-commissaris op 3 augustus 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kent u een [valse naam 1] ?Nee. Die bestaat niet. Achteraf is gebleken dat er een emailadres aangemaakt is op [valse naam 1] door [verdachte] . [55]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 mei 2020 en 4 februari 2021, genummerd PL0900-2019289679, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 473. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 39.
3.Pagina 40.
4.Een geschrift, te weten verschillende meldingen van verzekeraars, pagina 56.
5.Een geschrift, te weten verschillende meldingen van verzekeraars, pagina 63.
6.Pagina 72.
7.Pagina 74.
8.Pagina 75.
9.Pagina 77.
10.Pagina 79.
11.De gegevens uit de twee overzichten zijn in één tabel samengevoegd.
12.Een geschrift, te weten een overzicht van declaraties bij ONVZ Zorgverzekeraar N.V., Pagina’s 65-66 en 448.
13.Pagina 199.
14.Pagina 195.
15.Pagina 206, 207.
16.Pagina 284.
17.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 329.
18.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 335
19.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 371.
20.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 387.
21.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 418.
22.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 419.
23.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 422.
24.Een geschrift, te weten ingestuurde enquêtes door verzekeringsnemers, pagina 425.
25.Een geschrift, te weten een overzicht van declaraties van CZ, Ohra en Delta Lloyd, pagina 473.
26.Pagina 433.
27.Pagina 434.
28.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 april 2021, genummerd PL0900-202110-4164, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 459. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
29.Pagina 127.
30.Pagina 128.
31.Pagina 186.
32.Pagina 187.
33.Een geschrift, te weten een huurcontract voor de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 246.
34.Een geschrift, te weten een huurcontract voor de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 247.
35.Een geschrift, te weten een huurcontract voor de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 248.
36.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [B] en [C] , pagina 278.
37.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [B] en [C] , pagina 279.
38.Een geschrift, te weten een rekeningafschrift van [B] en [C] , pagina 280.
39.Pagina 86.
40.Pagina 87.
41.Pagina 118.
42.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst voor de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 91.
43.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst voor de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 92.
44.Een geschrift, te weten een huurovereenkomst voor de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 93.
45.Pagina 114.
46.Pagina 9.
47.Pagina 10.
48.Een geschrift, te weten een advertentie op www.marktplaats.nl voor de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 17.
49.Een geschrift, te weten een advertentie op www.marktplaats.nl voor de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 18.
50.Een geschrift, te weten een Marktplaatsadvertentie voor de [adres 2] te [plaats 1] , pagina 19.
51.Pagina 68.
52.Pagina 45.
53.Pagina 82.
54.Pagina 84.
55.Een losbladig proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] bij de rechter-commissaris, pagina 2.