ECLI:NL:RBMNE:2024:3271

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/16/574281 / KL ZA 24-106
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over incasso- en executiemaatregelen tussen meerdere vennootschappen en gedaagden met betrekking tot huurachterstand en rekening-courantverhouding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben eisende partijen, bestaande uit meerdere vennootschappen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde partijen vanwege incasso- en executiemaatregelen die door gedaagden zijn genomen. De eisende partijen vorderen dat gedaagden de al ingezette maatregelen voorlopig staken en geen nieuwe maatregelen tegen hen mogen nemen. De achtergrond van de zaak betreft een complexe schuldverhouding tussen de partijen, waarbij gedaagden geld hebben geleend aan eisende partijen en er een huurachterstand is ontstaan. De eisende partijen stellen dat er onduidelijkheid bestaat over de hoogte van de rekening-courantschuld en dat zij niet in staat zijn om hun verplichtingen na te komen zonder dat de jaarrekeningen zijn opgesteld. De gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat de vorderingen van eisende partijen niet toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van eisende partijen afgewezen en geoordeeld dat de gedaagden recht hebben op parate executie van de onroerende zaken, gezien de aanzienlijke huurachterstand en de niet nagekomen betalingsregelingen. De rechter heeft ook geoordeeld dat het gevorderde verbod op het indienen van een faillissementsverzoek niet toewijsbaar is, omdat dit buiten de grenzen van de procedure valt. De proceskosten zijn toegewezen aan de gedaagden, die in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/574281 / KL ZA 24-106
Vonnis in kort geding van 27 mei 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] B.V.,

te [vestigingsplaats ] ,
2.
[eiser sub 2] B.V.,
te [vestigingsplaats ] ,
3.
[eiser sub 3] B.V.,
te [vestigingsplaats ] ,
4.
[eiser sub 4] B.V.,
te [vestigingsplaats ] ,
5.
[eiser sub 5],
te [woonplaats] ,
6.
[eiser sub 6],
te [woonplaats] ,
7.
[eiser sub 7],
te [woonplaats] ,
8.
[eiser sub 8],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisende partijen] .,
waar nodig ieder apart te noemen: [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eiser sub 4] , [eiser sub 5] [eiser sub 6] , [eiser sub 7] en [eiser sub 8] ,
advocaten: mrs. B.J. Maes en K.M. Peters,
tegen

1.[gedaagde sub 1] B.V.,

te [vestigingsplaats ] ,
2.
[gedaagde sub 2],
te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagde partijen] ,
waar nodig ieder apart te noemen: [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ,
advocaat: mr. R.A.A. Maat.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 1 mei 2024 betekende dagvaarding
- producties 1 t/m 35 van de zijde van [eisende partijen] .
- de conclusie van antwoord, met daarbij een eis in reconventie
- producties 1 t/m 6.1 van de zijde van [gedaagde partijen]
- de mondelinge behandeling van 13 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota’s van [eisende partijen] .
- de pleitnota van [gedaagde partijen] .

2.Wat is er gebeurd?

2.1.
[eiser sub 5] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser sub 1] . [eiser sub 1] is bestuurder en enig aandeelhouder van [eiser sub 2] , [eiser sub 4] en [eiser sub 3] .
2.2.
In 2017 hebben [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] samen een bedrijfspand gekocht. [eiser sub 5] heeft dit pand via [eiser sub 2] van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] gehuurd om er een zwemschool in te exploiteren. Hij heeft daarvoor een zwembad laten bouwen in het pand. Om de kosten van de bouw van het zwembad en de daarvoor noodzakelijke verbouwing van het bedrijfspand te kunnen betalen, heeft [eiser sub 5] (via [eiser sub 2] ) geld geleend van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tegen een rentevergoeding van 10% per jaar. Van de kosten voor de bouw/verbouw gaf [eiser sub 5] steeds facturen aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] met de opdracht deze te betalen. De door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] betaalde bedragen werden vervolgens geboekt op een rekening-courant met [eiser sub 2] . Deze leningen zijn omgezet in twee schuldbekentenissen van € 400.000,00 en € 500.000,00.
2.3.
Als zekerheid voor de terugbetaling van het geleende geld, heeft [eiser sub 7] , de vader van [eiser sub 5] , in november 2017 aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] recht van hypotheek gegeven op twee hem toebehorende woningen. In de ene woning woont hij zelf, samen met [eiser sub 8] , zijn partner en moeder van [eiser sub 5] , in de andere woning woont [eiser sub 5] samen met zijn partner [eiser sub 6] en hun kinderen.
2.4.
In september 2018 is het zwembad/ [eiser sub 4] geopend. Vanaf augustus 2018 is [eiser sub 2] huur gaan betalen aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voor het gebruik van het bedrijfspand. Met ingang van 1 oktober 2019 zijn voor het bedrijfspand drie nieuwe huurovereenkomsten gesloten tussen enerzijds [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] en anderzijds [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . De eerste huurovereenkomst betreft ‘casco bedrijfshal (505 m2 bvo) en kantoorruimte op de eerste etage (238 m2 bvo), aan partijen genoegzaam bekend’. De tweede huurovereenkomst betreft ‘kantoorruimte op de eerste etage, aan partijen genoegzaam bekend’. De derde huurovereenkomst ziet op het gebruik van de kelderverdieping als parkeerruimte. De maandelijkse huur bedroeg bij aanvang van de huurovereenkomsten voor de eerste huurovereenkomst € 5.150,00, voor de tweede huurovereenkomst € 2.450,00 en voor de derde huurovereenkomst € 900,00. In totaal bedroeg de maandelijkse huur bij de aanvang van de huurovereenkomsten per 1 oktober 2019 € 8.500,00.
2.5.
De boekhouding en loonadministratie van de bedrijven van [eiser sub 5] werden verzorgd door [gedaagde sub 1] , het administratiekantoor van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder van [onderneming] B.V. en [onderneming] B.V. is op haar beurt enig aandeelhouder van [gedaagde sub 1] . Het was ook [gedaagde sub 2] die de aan [gedaagde sub 1] opgedragen werkzaamheden voor [eiser sub 5] en zijn bedrijven uitvoerde.
2.6.
Vanaf 2022 beginnen de verhoudingen tussen [eiser sub 5] en [gedaagde sub 2] verstoord te raken. [eiser sub 5] geeft vanaf dat moment aan twijfels te hebben over de juistheid van de stand van de rekening-courant. Op vragen van [gedaagde sub 2] naar de oorzaak van de twijfels, reageert [eiser sub 5] niet met concrete voorbeelden. In juli 2022 zeggen [eisende partijen] . de opdracht aan [gedaagde sub 1] op. Op dat moment is de jaarrekening over 2021 nog niet opgemaakt, omdat [gedaagde sub 1] haar werkzaamheden heeft opgeschort vanwege het uitblijven van betaling voor haar diensten. De rekening-courantschuld van [eiser sub 2] aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] is inmiddels aanzienlijk opgelopen en er is ook een betalingsachterstand in de overeengekomen huur ontstaan.
2.7.
Op 8 februari 2023 hebben [eiser sub 5] en [gedaagde sub 2] een gesprek met elkaar over de ontstane situatie. Zij spreken daar een betalingsregeling af van € 2.500,00 per week. Zij gaan vervolgens op zoek naar wegen om de schuld van [eisende partijen] . aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te verminderen. [eiser sub 5] probeert bij [naam 2] een lening te krijgen van € 100.000,00 die volledig zal worden gebruikt om de schuldenlast naar beneden te brengen. Die poging slaagt niet. [gedaagde sub 2] doet in mei 2023 het voorstel om de woningen van [eiser sub 7] te kopen en de koopsom dan in mindering te brengen op de schuld. Uiteindelijk bereiken [eiser sub 7] en [gedaagde sub 2] overeenstemming over (de voorwaarden voor) de koop van de woningen. Zij maken afspraken over de waardebepaling en over het na verkoop in de woningen al dan niet tijdelijk kunnen blijven wonen door beide gezinnen [naam 1] . Deze afspraken zijn opgenomen in een concept-vaststellingsovereenkomst van 30 september 2023, opgesteld door de toenmalige advocaat van [eisende partijen] . In deze overeenkomst is ook opgenomen dat [eiser sub 2] ter aflossing van de rekening-courant wekelijks een bedrag zal betalen van € 3.750,00. Met ingang van oktober 2023 wordt door [eiser sub 2] ook daadwerkelijk € 3.750,00 per week betaald met als omschrijving: ‘betaalregeling’. Verder staat in deze conceptovereenkomst dat de maandelijks verschuldigde huur van het bedrijfspand zal worden voldaan naast de betalingsregeling voor de rekening-courant en is een regeling voor de rentevergoeding over de rekening-courantschuld opgenomen. De conceptovereenkomst is niet door partijen ondertekend. Uiteindelijk weigert [eiser sub 7] eind 2023 zijn medewerking aan de verkoop van de woningen aan [gedaagde sub 2] . Vervolgens start [gedaagde sub 2] het traject om tot openbare verkoop van de woningen te komen. Dat vormt de directe aanleiding voor dit kort geding.

3.Wat willen partijen?

in conventie
3.1.
[eisende partijen] . vorderen, na wijziging van eis:
gedaagden – meer in het bijzonder [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] – te gebieden de administratie over 2021 aan de eisende vennootschappen, al dan niet via hun accountant de heer [A] , volledig af te geven en het ertoe te leiden dat de jaarrekeningen vanaf 2021 met eventuele correcties teruggaand tot 2017 ordentelijk en correct kunnen worden opgesteld;
primaireen gerechtsdeskundige aan te stellen die de vorderingen van [gedaagde partijen] op [eisende partijen] . zoals opgenomen in de rekening-courant en de crediteurenpost moet gaan vaststellen in overleg met partijen;
subsidiairvoor zover dat niet onder het gevorderde onder 1 hiervoor gevat wordt c.q. gevat kan worden: gedaagden [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te gebieden mee te werken aan het correct vaststellen van de rekening-courantverhouding voornoemd; of althans zodanige voorziening/maatregel te treffen als de voorzieningenrechter juist zal achten, alles op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag c.q. dagdeel dat gedaagden na betekening van het vonnis niet aan deze bebonden voldoen.
3. daarmee samenhangend: gedaagden te gebieden om alvast, bij wijze van voorschot, € 150.000,00 ter zake de te veel betaalde huur en € 275.000 ter zake de NOW-fouten van [gedaagde sub 1] , op de beweerde RC-schuld (de voorzieningenrechter begrijpt: de rekening-courantschuld) van de eisende vennootschappen – de rekening-courant wordt aangehouden in relatie tot [eiser sub 2] – in mindering te brengen dan wel als niet opeisbaar te kwalificeren in die zin dat alle incasso-, executie- en andere rechtsmaatregelen worden gestopt en de huidige stand van zaken wordt bevroren totdat in de reeds aanhangig gemaakte bodemprocedure over de hoogte van de gepretendeerde vorderingen van [gedaagde partijen] en de rest van de geschillen tussen partijen ten gronde zal zijn beslist, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag c.q. dagdeel dat gedaagden na betekening van dit vonnis niet aan dit verbod voldoet c.q. aan deze verboden voldoen, dan wel een in goede justitie te bepalen zekerheid tot nakoming, al dan niet met een formeel gebod tot betaling van € 10.000,00 per maand door [eiser sub 2] aan [gedaagde partijen] ;
4. gedaagden:
a. te gebieden de (parate) executie c.q. de openbare verkoop van de onroerende zaken (woningen cum annexis) aan de [adres] en [adres] te [woonplaats] , kadastraal bekend gemeente [gemeente] , sectie [sectie] nummer [nummer] en [sectie] nummer [nummer] te staken en
b. te verbieden die executie te hervatten en/of opnieuw te starten, of althans zodanige voorziening/maatregel te treffen als de voorzieningenrechter juist zal achten, alles op straffe van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 50.000,00 voor iedere dag dat gedaagde na betekening van het vonnis niet aan dit gebod en/of verbod voldoet.
5. gedaagden te verbieden het faillissement van [eiser sub 2] aan te vragen, althans zodanige maatregelen te treffen als de voorzieningenrechter juist zal achten, op straffe van een dwangsom van € 50.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod nadat het vonnis aan gedaagden zal zijn betekend;
6. gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding, met bepaling dat de proceskosten binnen 14 dagen na dit vonnis dienen te worden voldaan en, voor het geval voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt, worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover, te rekenen vanaf de vijftiende dag na het te dezen te wijzen vonnis.”
3.2.
[gedaagde partijen] voert verweer. [gedaagde partijen] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partijen] ., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partijen] ., met veroordeling van [eisende partijen] . in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde partijen] vordert (samengevat):
  • veroordeling van [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 5] tot betaling aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] van een voorschot op de huurachterstand;
  • veroordeling van [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] tot ontruiming van het bedrijfspand aan de [adres] met achterlating van de bedrijfsinventaris;
  • veroordeling van [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] tot afgifte van alle bij hen in bezit zijnde sleutels en codes, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
  • veroordeling van [eisende partijen] . in de proceskosten.
3.5.
[eisende partijen] . voeren verweer. [eisende partijen] . concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagde partijen] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde partijen] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde partijen] in de kosten van deze procedure.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van [eisende partijen] . – in conventie – en de vorderingen van [gedaagde partijen] – in reconventie – hangen zo nauw met elkaar samen dat de vorderingen hieronder samen worden beoordeeld.
4.2.
Het volgende moet daarbij worden vooropgesteld. Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eisende partijen] . en [gedaagde partijen] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.3.
De spoedeisendheid van de vorderingen van [eisende partijen] . vloeit voort uit de aangekondigde executiemaatregelen. Gelet op de omvang van de (gestelde) huurachterstand heeft ook [gedaagde partijen] spoedeisend belang bij zijn vorderingen. De vorderingen zullen daarom hieronder inhoudelijk worden beoordeeld.
4.4.
Het standpunt van [eisende partijen] . komt er, kort gezegd, op neer dat partijen uit elkaar moeten. Dat kan nu niet, omdat in de eerste plaats helemaal niet duidelijk is wat [eisende partijen] . per saldo precies verschuldigd is aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . Daar moet eerst duidelijkheid over komen. Partijen kunnen ook niet uit elkaar omdat de jaarrekeningen vanaf 2021 opgesteld moeten worden en daarvoor stukken ontbreken.
Zolang de jaarrekeningen niet zijn opgemaakt, is er voor [eisende partijen] . geen mogelijkheid tot herfinanciering en daarmee voor aflossing van de schuld aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . [eisende partijen] . menen daarom dat, tot die duidelijkheid en die stukken er zijn, de huidige situatie bevroren moet worden. Dat betekent geen incasso- of executiemaatregelen en ook geen faillissementsverzoek.
Afgifte administratie en omvang rekening-courant
4.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben aangegeven dat zij alles wat zij onder zich hadden aan [eisende partijen] . hebben teruggegeven, nadat [eisende partijen] . de opdracht aan [gedaagde sub 1] hebben opgezegd. Om een vordering tot afgifte van stukken te kunnen toewijzen, moet duidelijk zijn om welke stukken het specifiek gaat en dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over die stukken beschikken. Op geen enkele manier is concreet gemaakt welke stukken in de administratie ontbreken om de jaarrekening te kunnen opmaken en waarom [gedaagde sub 1] of [gedaagde sub 2] deze nog onder zich zouden hebben.
Hetzelfde geldt voor de geuite twijfels over de stand van de rekening-courant: [eiser sub 5] heeft zijn twijfels op geen enkele manier handen en voeten gegeven. Door het gebrek aan concrete verwijten is er nog geen begin van onderbouwing van de ingenomen stelling dat de stand van de rekening-courant niet zou kloppen. [eiser sub 5] beschikt over een volledig overzicht van de mutaties op de rekening-courant en moet dus in staat worden geacht concreet aan te geven welke mutaties niet kloppen. [eiser sub 5] leverde facturen aan bij [gedaagde sub 2] met het verzoek deze te betalen. [gedaagde sub 2] deed dat. Vervolgens werd het betaalde bedrag geboekt op de rekening-courant. De verschuldigde huur en rente maken geen deel uit van de rekening-courantschuld. Die werden apart geboekt en staan dus los van de discussie over de stand van de rekening-courant. [gedaagde sub 2] heeft meerdere keren gevraagd welke stukken missen of waarom de stand van de rekening-courant niet zou kloppen, maar daar is nooit een concrete reactie op gekomen. [gedaagde sub 2] heeft aangeboden om met de huidige boekhouder van [eisende partijen] . te gaan zitten om het samen uit te zoeken, maar op dat aanbod is niet ingegaan. Bij deze stand van zaken valt niet in te zien waarom [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zich zouden moeten onthouden van incasso-, executie- of andere maatregelen. Deze procedure leent zich verder niet voor de benoeming van een deskundige om de stand van de rekening-courant te bepalen. Hiervoor staan andere wegen open, nog los van het feit dat het [eisende partijen] . vrij staat zelf een deskundige in te schakelen om het verloop op de rekening-courant te beoordelen. Bovendien is, als gezegd, niet aannemelijk gemaakt dat er gerechtvaardigde twijfels bestaan over de stand van de rekening-courant.
4.6.
Ook van de stelling dat er een reële mogelijkheid is tot herfinanciering nadat de jaarrekeningen zijn opgemaakt, is geen begin van onderbouwing geleverd. Terwijl dit wel de reden is waarom [eisende partijen] . bevriezing van de huidige situatie willen, of zoals zij het noemen: ‘de stopknop indrukken’. [gedaagde sub 2] is in zijn conclusie van antwoord uitgebreid en onderbouwd ingegaan op de financiële situatie van [eisende partijen] . Er is een grote schuldenlast, geen eigen vermogen of als zekerheid in te zetten (onroerende) zaken en de bedrijfsresultaten zijn negatief. Volgens [gedaagde partijen] is herfinanciering volstrekt onaannemelijk. Ook het niet kunnen verkrijgen van een lening bij [naam 2] wijst daar al op. [eisende partijen] . zijn hier niet op ingegaan, maar gebleven bij de blote stelling dat herfinanciering mogelijk is.
4.7.
[eisende partijen] . hebben gevorderd dat tegenvorderingen die zij menen te hebben, verrekend moeten worden met de rekening-courantschuld. Het gaat om huur die dubbel zou zijn gerekend en om de financiële gevolgen van fouten die [gedaagde sub 1] zou hebben gemaakt bij de aanvraag en afhandeling van de NOW (financiële steun die bedrijven in de coronaperiode konden krijgen). Nog los van de vraag of bestaan en omvang van deze gestelde tegenvorderingen wel voldoende aannemelijk zijn, kunnen deze vorderingen niet worden verrekend met de rekening-courant. De huur werd, zoals hierboven al staat, niet op de rekening-courant geboekt en de NOW-discussie speelt tussen [eisende partijen] . en [gedaagde sub 1] , terwijl de rekening-courant een schuldverhouding is met [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
4.8.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de vorderingen sub 1, sub 2 (zowel primair als subsidiair) en sub 3 niet toegewezen worden.
Parate executie
4.9.
De uitoefening van het recht op parate executie levert in de gegeven omstandigheden geen misbruik van recht op. Vooropgesteld wordt dat iedereen het erover eens is dat er hoe dan ook een schuld zal zijn van [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 5] aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . [eiser sub 7] heeft zijn beide woningen ingezet als zekerheid voor terugbetaling van die schuld. Er zijn betalingsregelingen geweest, maar het is niet aannemelijk dat die volledig zijn nagekomen. Dat geldt met name voor de regeling op basis waarvan [eisende partijen] . vanaf oktober 2023 wekelijks € 3.750,00 zijn gaan overmaken. Dit bedrag staat genoemd in de conceptovereenkomst van 30 september 2023 die door de toenmalige advocaat van [eisende partijen] . is opgesteld. [eisende partijen] . zijn zich naar die betalingsafspraak gaan gedragen. Ook de afspraken zoals die tussen [eiser sub 7] en [gedaagde sub 2] zijn gemaakt over de verkoop van de woningen van [eiser sub 7] staan in die conceptovereenkomst. In die overeenkomst staat ook dat de wekelijkse betaling van € 3.750,00 een aflossing is op de rekening-courantschuld en daar is de betaling ook steeds op afgeboekt. In de conceptovereenkomst staat dat, naast deze wekelijkse aflossing, de betalingsverplichtingen uit de huurovereenkomsten nagekomen moeten worden. Gelet op de hiervoor geschetste omstandigheden is het zeer aannemelijk dat ook deze afspraak daadwerkelijk is gemaakt, ook al is de overeenkomst uiteindelijk niet ondertekend. Vast staat dat er naast de wekelijkse bijdrage geen andere betalingen aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn gedaan. [eisende partijen] . stellen dat de overeengekomen betaling van € 3.750,00 per week zag op alle betalingsverplichtingen, maar dat is niet aannemelijk. Daarmee zou nauwelijks de lopende huur worden gedekt die inmiddels € 11.000,00 per maand bedraagt, laat staan dat (substantieel) ingelopen zou worden op de rekening-courantschuld. Bovendien bestaat naast de rekening-courantschuld ook nog een aanzienlijke huurachterstand.
4.10.
Het door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] nemen van de stap tot parate executie heeft een lange aanloop gekend: er zijn onderhandelingen geweest waarin het ook daadwerkelijk tot afspraken is gekomen tussen [eiser sub 7] en [gedaagde sub 2] . Op basis van die afspraken had het gezin van [eiser sub 7] in de woning kunnen blijven wonen en had het gezin van [eiser sub 5] nog geruime tijd in hun woning kunnen blijven. [eiser sub 7] heeft ervoor gekozen om de gemaakte afspraken niet na te komen. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn bij de uitoefening van hun recht niet over één nacht ijs gegaan en hebben voor zover redelijkerwijze van hen verlangd mag worden rekening gehouden met de belangen van (de gezinnen van) [eiser sub 7] en [eiser sub 5] De openbare verkoop van de woningen is zonder twijfel enorm ingrijpend voor beide gezinnen en bijzonder stressvol. Maar het is een situatie waarin eigen keuzes hen hebben gebracht.
Verbod faillissementsverzoek
4.11.
Het gevorderde verbod op het indienen van een verzoek tot faillissement gaat buiten de grenzen van deze procedure. Als het tot zo’n verzoek mocht komen, staat het [eisende partijen] . vrij om in de faillissementsprocedure verweer te voeren.
Huurachterstand en ontruiming
[eisende partijen] . hebben al heel lang de verschuldigde huur niet meer betaald. De achterstand bedraagt volgens [gedaagde sub 2] per 31 december 2023 € 476.902,06. In 2024 is nog geen maand huur betaald.
Zelfs als het standpunt van [eisende partijen] . zou worden gevolgd dat er gedeeltelijk dubbele huur zou zijn betaald of dat de overeengekomen betalingsregeling (deels) ziet op betaling van de huur, bedraagt de huurachterstand nog steeds (veel) meer dan drie maanden. Dat is een achterstand die in een bodemprocedure leidt tot de ontbinding van de huurovereenkomst. De achterstand loopt elke maand ook verder op, omdat [eisende partijen] . geen andere betaling doen dan de wekelijkse betaling ter aflossing van de rekening-courantschuld. Gelet op de omvang van de huurachterstand, het oplopen van de huurachterstand zonder zicht op inlossing, zullen de vorderingen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden toegewezen. Zowel het gevorderde voorschot op de huurachterstand als de ontruiming en de daaraan gekoppelde vordering. Omdat de discussie over de eventuele dubbele huur in deze procedure niet is opgelost en ook niet zal worden opgelost, zal voor het toe te wijzen voorschot worden aangesloten bij het subsidiair gevorderde bedrag van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] . Daarin is eventueel gerekende dubbele huur in mindering gebracht.
Voor toewijzing op straffe van verbeurte van een dwangsom bestaat geen aanleiding. Voor zover de sleutels en codes niet correct worden ingeleverd en kosten gemaakt moeten worden om toegang te krijgen tot het ontruimde bedrijfspand, kunnen deze kosten verhaald worden.
De proceskosten
4.12.
[eisende partijen] . zijn in conventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde partijen] in conventie worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
7.863,00
4.13.
[eisende partijen] . zijn ook in reconventie in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde partijen] in reconventie worden begroot op:
- salaris advocaat
553,50
(factor 0,5 × 1.107,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
692,50
4.14.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partijen] . af,
5.2.
veroordeelt [eisende partijen] . hoofdelijk in de proceskosten van € 7.863,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser sub 1] , [eiser sub 2] en [eiser sub 5] hoofdelijk om aan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] te betalen een bedrag van € 371.568,58 als voorschot op de huurachterstand,
5.4.
veroordeelt [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het bedrijfspand, gelegen aan de [adres] te Hilversum, te ontruimen met achterlating van de bedrijfsinventaris, waaronder in ieder geval de beslagen zaken zoals opgenomen in productie 1.10 bij de conclusie van antwoord,
5.5.
veroordeelt [eiser sub 1] , [eiser sub 2] , [eiser sub 3] , [eiser sub 4] en [eiser sub 5] tot afgifte van de sleutels en alarmcodes aan de advocaat van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ,
5.6.
veroordeelt [eisende partijen] . hoofdelijk in de proceskosten van € 692,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en in reconventie
5.9.
veroordeelt [eisende partijen] . hoofdelijk tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisende partijen] . niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.10.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2024.
4403