ECLI:NL:RBMNE:2024:3267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
C/16/558840 / HL ZA 23-191
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en geschil over depotovereenkomst bij ongedierteproblematiek na woningverkoop

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] over de uitleg van een depotovereenkomst die is gesloten naar aanleiding van de verkoop van een woning. De woning, die op 25 mei 2022 werd verkocht voor € 2.200.000,00, vertoonde bij de levering op 15 september 2022 ongedierteproblemen. Partijen kwamen overeen om € 50.000,00 van de koopsom in depot te houden bij de notaris om de kosten van ongediertebestrijding te dekken. Na de uitvoering van de bestrijdingsmaatregelen ontstond er onenigheid over de verdeling van het depotbedrag. [eiseres sub 1] vorderde de uitkering van € 49.292,15, terwijl [gedaagde] aanspraak maakte op € 33.219,54 voor aanvullende herstelwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiseres sub 1] moest worden afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] de kosten van de door hem uitgevoerde herstelwerkzaamheden nader moest onderbouwen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij [gedaagde] de gelegenheid krijgt om zijn vordering inzichtelijk te maken.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/558840 / HL ZA 23-191
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats 3] ,
4.
[eiser sub 4],
te [woonplaats 4] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] ,
advocaat: mr. T.C. Boer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 5] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J. de Koning te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 11 producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met 12 producties
- de conclusie van antwoord in reconventie met 2 producties
- aanvullende producties (13 t/m 16) van [gedaagde]
- een aanvullende productie (17) van [gedaagde]
- de e-mail van de rechtbank van 19 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 11 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Kern van de zaak
2.1.
[eiseres sub 1] heeft op 25 mei 2022 een perceel met een woning aan de [adres] te [plaats] aan [gedaagde] verkocht voor een koopsom van € 2.200.000,00. De levering vond op 15 september 2022 plaats. Enkele uren voor de levering is bij de inspectie van de woning op verschillende plaatsen in de woning overlast van ongedierte geconstateerd. Partijen hebben toen afgesproken om € 50.000,00 van de koopsom bij de notaris in depot te storten. Het was de bedoeling van partijen dat hieruit de kosten zouden worden vergoed die werden gemaakt om het ongedierteprobleem op te lossen. Als er dan nog iets van het depotbedrag overbleef, kwam dat aan [eiseres sub 1] toe.
2.2.
Het ongedierteprobleem is inmiddels aangepakt maar er is nog niets uit het depotbedrag uitgekeerd. Partijen zijn het niet eens wie welk deel van het depotbedrag toekomt. Zij verschillen van mening over welke kosten voor vergoeding uit het depotbedrag in aanmerking komen. [eiseres sub 1] stelt dat [gedaagde] alleen recht heeft op vergoeding van de kosten van chemische bestrijding van het ongedierte van € 707,85. Zij vordert (in conventie) dat de rest - € 49.292,15 - aan haar wordt uitgekeerd. [gedaagde] is het daar niet mee eens en vordert op zijn beurt (in reconventie) een betaling van € 33.219,54 uit het depotbedrag. Volgens [gedaagde] kon niet met een chemische bestrijding worden volstaan omdat het ongedierteprobleem bij de bron moest worden aangepakt. Daardoor waren er naast bestrijdingsbehandelingen ook aanvullende maatregelen en herstelwerkzaamheden nodig, zoals de vervanging van het behang in de woning door stucwerk.
2.3.
Daarmee is de vraag die in deze procedure zowel in conventie als in reconventie centraal staat: wie heeft recht op welk deel van het depotbedrag? De rechtbank zal daarom de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk behandelen.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [eiseres sub 1] moet worden afgewezen. De vordering van [gedaagde] kan nog niet worden toegewezen. [gedaagde] zal de daadwerkelijk door hem gemaakte kosten van herstelwerkzaamheden nader moeten onderbouwen. Dit zal hierna worden toegelicht.

3.De beoordeling

in conventie en in reconventie
3.1.
Om de centrale vraag te kunnen beantwoorden moet de op 15 september 2022 tussen [eiseres sub 1] en [gedaagde] gesloten overeenkomst (hierna: de Depotovereenkomst) worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Volgens die maatstaf vindt uitleg van een overeenkomst niet plaats op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin de overeenkomst is gesteld, maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval van beslissende betekenis. Dat zijn niet alleen de omstandigheden ten tijde van het aangaan van de overeenkomst maar ook zich later voordoende omstandigheden. Daarbij kan met name het gedrag van partijen bij de uitvoering van de overeenkomst aanwijzingen opleveren over de betekenis die partijen aan hun overeenkomst hebben toegekend.
3.2.
In de Depotovereenkomst staat onder meer het volgende vermeld:
IN AANMERKING NEMENDE
(…)
Dat terzake van deze levering tussen verkoper en koper is
overeengekomen om vijftigduizend euro (€ 50.000,00) in depot te houden
bij de notaris in verband met het feit dat heden bij de oplevering is gebleken
dat er op verschillende plaatsen in het Verkochte zilvervisjes aanwezig zijn.
Er zal op kosten van verkoper op 16 september 2022 een onafhankelijk
deskundige ter plaatse komen om de situatie te beoordelen. Koper heeft
het recht een second opinion te krijgen van een deskundige met betrekking
tot de vaststelling van het probleem.
Aan de hand van de beoordeling zalworden bepaald of er nader onderzoek nodigis
of dat duidelijk is hoeherstel kan plaatsvindendoor bestrijding of nadere maatregelen om hetprobleem bij de bron op te lossen, bijvoorbeeld het verwijderen van behang
en vervangen door stucwerk. Indien nodig zal Koper een offerte laten
opstellen voor de kosten van herstel. Indien gewenst heeft Verkoper het
recht een second opinion te krijgen met betrekking tot de offerte van de
kosten van het herstel. Kosten van het aanbrengen van stucwerk in
badkamers en het plafond van de keuken valt buiten deze afspraak.
(onderstreping rechtbank)
KOMEN OVEREEN: (…)
1. De notaris houdt een gedeelte van de verkoopopbrengst, namelijk vijftigduizend euro
(€ 50.000,00), hierna te noemen het depotbedrag, onder zijn berusting.
2. Ondergetekenden verkrijgen ten gevolge hiervan een voorwaardelijke vordering op de notaris.
De notaris mag slechts tot uitbetaling aan (een van) ondergetekenden overgaan indien:
- partijen bij een schriftelijke, door ieder van hen ondertekende opdracht, de
notaris verzoeken het depot op een of meer in de opdracht vermelde
bankrekening(en), met vermelding van tenaamstelling daarvan, over te
maken; of:
- na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel
uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
3.3.
Hoewel de Depotovereenkomst het over zilvervisjes heeft, staat vast dat ten tijde van het opstellen van deze overeenkomst partijen nog in onzekerheid verkeerden over de vraag om wat voor soort visjes, zilver- of papiervisjes, het ging. Het vaststellen daarvan en van (onder meer) de omvang van hun populatie, was van belang voor het bepalen van welke maatregelen nodig waren om het ongedierteprobleem op te lossen. Daarvoor diende het deskundigenonderzoek en een eventuele second opinion van [gedaagde] , als bedoeld in overweging 2 van de Depotovereenkomst. Op basis van het onderzoek door deze deskundigen kon het ongedierteprobleem in kaart worden gebracht en de aanpak worden bepaald.
3.4.
[eiseres sub 1] stelt dat het ongedierteprobleem wel meeviel. Er waren weliswaar enkele zilver- of papiervisjes in de woning aanwezig, maar zij ontkent dat er sprake was van een plaag. Volgens [eiseres sub 1] was op basis van de adviezen van de door haar en [gedaagde] ingeschakelde deskundigen - de heer [A] van [onderneming 1] (hierna: [A] ) namens [eiseres sub 1] ; de heer [B] , van [onderneming 2] (hierna: [B] ) werkte in opdracht van [gedaagde] - duidelijk welke aanpak nodig was om het ongedierteprobleem op te lossen en tot herstel te komen: twee chemische bestrijdingsbehandelingen ter waarde van in totaal € 707,85. Er was verder geen noodzaak tot herstelwerkzaamheden, zoals de vervanging van het behang in de woning door stucwerk, omdat er geen schade aan het behang was geconstateerd. Nader onderzoek, als bedoeld in overweging 2 van de Depotovereenkomst, was volgens [eiseres sub 1] niet nodig. Dit betekent dat [gedaagde] slechts aanspraak kan maken op vergoeding van de chemische bestrijdingskosten uit het depotbedrag. Het restant van € 49.292,15 dient daarom aan [eiseres sub 1] te worden uitgekeerd, aldus [eiseres sub 1] .
3.5.
De rechtbank volgt [eiseres sub 1] niet in haar stellingname. Nog daargelaten dat uit de adviezen van beide deskundigen niet kan worden afgeleid dat het ongedierteprobleem wel meeviel, adviseerde [B] een veel uitvoeriger aanpak dan [A] om het ongedierteprobleem op te lossen en tot herstel van de situatie te komen. Het is opvallend dat [eiseres sub 1] daar in haar processtukken consequent aan voorbij gaat. Waar [A] stelde dat met een enkele chemische bestrijding naar een beheersbare situatie kon worden gekomen, heeft [B] juist geadviseerd om in combinatie met twee bestrijdingsbehandelingen ook andere maatregelen te nemen, waaronder het zowel curatief als preventief verwijderen van alle (voedsel)bronnen en verschuilplekken van het ongedierte, zoals het behang en de plinten, ook al was nog geen schade aan het behang te zien. Alleen op die manier kon tot herstel van de situatie worden gekomen. Volgens [B] was er namelijk sprake van grote hoeveelheden papiervisjes die op verschillende plekken boven en beneden in de woning zaten; die visjes zouden daar volgens hem al enkele jaren moeten hebben gezeten, gelet op de grootte van sommige visjes. In een latere versie van zijn advies (productie 17) spreekt [B] zelfs over een van de ergste plagen die hij in 20 jaar als ongediertebestrijder is tegengekomen. Anders dan [eiseres sub 1] stelt, was ook [A] van mening dat er veel visjes in de woning zaten, zo blijkt uit een weergave van zijn woorden in een e-mail die de makelaar van [eiseres sub 1] (mevrouw [C] ) aan de makelaar van [gedaagde] stuurde op de dag van [A(-s)] onderzoek in de woning. [A] kon alleen niet aangeven hoe groot die populatie was, zoals hij zelf in zijn deskundigenadvies schreef.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan dus enkel op basis van de adviezen van [A] en [B] niet worden geconcludeerd dat het ongedierteprobleem kon worden opgelost door het uitvoeren van een paar bestrijdingsbehandelingen. Daarmee heeft [eiseres sub 1] haar stelling dat [gedaagde] slechts aanspraak kan maken op vergoeding van twee bestrijdingsbehandelingen onvoldoende onderbouwd. Haar vordering in conventie wordt daarom afgewezen.
3.7.
Daarmee komt de (vervolg)vraag aan de orde waarop [gedaagde] dan wel aanspraak kan maken. [gedaagde] vordert dat ten laste van het depotbedrag de kosten worden vergoed die hij heeft gemaakt voor het laten uitvoeren van de door [B] geadviseerde nadere maatregelen en daarmee samenhangende herstelwerkzaamheden, zoals het verwijderen van al het behang in de woning en vervanging daarvan door stucwerk. [gedaagde] stelt dat bedrag op € 33.219,54. [eiseres sub 1] heeft niet betwist dat die nadere maatregelen en herstelwerkzaamheden alle zijn uitgevoerd, maar betwist wel de hoogte van het door [gedaagde] gevorderde schadebedrag. [eiseres sub 1] voert verder aan dat [gedaagde] niet tot uitvoering van die maatregelen mocht overgaan omdat partijen nog zouden twisten over de ernst van de overlast en over de noodzaak om die nadere maatregelen te nemen. Volgens [eiseres sub 1] moet de vordering van [gedaagde] daarom worden afgewezen.
3.8.
De rechtbank volgt [eiseres sub 1] niet in dit betoog. Mede op grond van gedragingen van [eiseres sub 1] en mededelingen die door of namens haar zijn gedaan na het deskundigenonderzoek door [B] mocht [gedaagde] er redelijkerwijs van uit gaan dat [eiseres sub 1] zich kon vinden in de bevindingen, conclusies en het advies van [B] , waaronder de door hem beschreven ernst van de overlast en de geadviseerde nadere maatregelen om het probleem bij de bron aan te pakken. [gedaagde] hoefde er dan ook geen rekening mee te houden dat [eiseres sub 1] de ernst van de overlast en de noodzaak van die maatregelen nog in twijfel zou gaan trekken. Dit betekent dat [gedaagde] er op mocht vertrouwen dat tot uitvoering van die maatregelen kon worden overgegaan. De rechtbank licht dit hieronder toe.
3.9.
[gedaagde] heeft voorafgaand aan het sluiten van de Depotovereenkomst al aan [eiseres sub 1] laten weten dat hij dacht dat het om papiervisjes ging en dat de aanpak daarvan tot hoge kosten zou gaan leiden. Omdat papiervisjes zich onder meer verschuilen achter het behang en zich tegoed doen aan het behangplaksel, kon volgens [gedaagde] niet worden volstaan met een enkele (chemische) bestrijding. Het probleem zou dan bij de bron moeten worden aangepakt. Dit zou betekenen dat al het behang in de woning - als voedselbron - moest worden verwijderd. Daarvoor zou stucwerk in de plaats moeten komen om tot herstel van de situatie te kunnen komen. Daar was volgens [gedaagde] ook de hoogte van het depotbedrag
(€ 50.000,00) op afgestemd. Deze lezing vindt bevestiging in wat [eiseres sub 1] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Volgens haar was het depotbedrag bedoeld om de kosten van verdelging te betalen en, voor het geval ook de bron moest worden weggenomen, ook voor de dekking van kosten van herstelwerkzaamheden, zoals de vervanging van het behang door stucwerk. [eiseres sub 1] had hiervoor zelf een depotbedrag van € 20.000,00 voorgesteld.
3.10.
Weliswaar sprak [A] in zijn advies over zilvervisjes, maar enige onderbouwing of toelichting op dat punt ontbreekt. Daarentegen heeft [B] tijdens zijn eerste bezoek aan de woning een monster van de visjes genomen; na laboratoriumonderzoek daarvan heeft hij met zekerheid kunnen vaststellen dat het om papiervisjes ging. [B] heeft dit bij zijn tweede bezoek aan de woning, op 27 september 2022, aan de makelaar van [eiseres sub 1] , mevrouw [C] , die bij dat bezoek aanwezig was, doorgegeven. Dat blijkt uit een e-mail die [C] een dag later aan [gedaagde] stuurde.
3.11.
In die e-mail schrijft [C] verder dat partijen hebben afgesproken dat zodra [gedaagde] de op schrift gestelde bevindingen van [B] met [eiseres sub 1] heeft gedeeld, hij zijn aannemer laat kijken naar de kosten van het weghalen van het behang en die specificatie met [eiseres sub 1] zal delen. De bevindingen en zijn daarop gebaseerde advies (zie ook rechtsoverweging 3.5.) heeft [B] vastgelegd in zijn brief van 1 oktober 2022 die [gedaagde] twee dagen later naar [C] heeft gestuurd. Hierin bevestigt [B] dat het om papiervisjes gaat en beschrijft hij de ernst van de overlast en de noodzaak tot het nemen van extra maatregelen naast bestrijdingsbehandelingen, zoals het verwijderen van het behang en plinten. Omdat [C] in haar e-mail van 28 september 2022 al op die maatregelen vooruit loopt, begrijpt de rechtbank dat [B] zijn bevindingen en de daarop gebaseerde maatregelen al tijdens zijn tweede bezoek met haar en [eiseres sub 1] heeft gedeeld.
3.12.
Als [eiseres sub 1] het niet eens was geweest met [B(-s)] bevindingen en advies had het op haar weg gelegen om daar haar bezwaren tegen te uiten. In dat geval had een nader onderzoek kunnen worden uitgevoerd, zoals in overweging 2 van de Depotovereenkomst (zie hiervoor, sub 3.2.) is bedoeld. Dat heeft [eiseres sub 1] niet gedaan. Zij vond een nader onderzoek niet nodig, zoals [eiseres sub 1] onder meer tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard. Daarentegen refereert [C] in de hierboven aangehaalde e-mail van 28 september 2022 aan de met [gedaagde] gemaakte afspraak om een aannemer een offerte te laten maken voor de kosten van het weghalen van het behang.
3.13.
Vervolgens heeft aannemersbedrijf [onderneming 3] op verzoek van [gedaagde] op 3 november 2022 een offerte opgesteld van de kosten om de door [B] geadviseerde maatregelen uit te voeren. De makelaar van [gedaagde] heeft op 8 november 2022 de hoogte van die offerte telefonisch aan [C] doorgegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres sub 1] verklaard dat zij daaruit kon afleiden dat al het behang in de woning waarschijnlijk zou worden verwijderd en vervangen door stucwerk. [eiseres sub 1] heeft ook toen geen bezwaren richting [gedaagde] geuit, bijvoorbeeld over de noodzaak om dat te doen of over de hoogte van de offerte. Evenmin heeft zij om toezending van de offerte of om een second opinion met betrekking tot die offerte, zoals in de Depotovereenkomst bedoeld, gevraagd. Van de kant van [eiseres sub 1] bleef het een paar maanden stil.
3.14.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht [gedaagde] er op basis van het voorgaande redelijkerwijs op vertrouwen dat partijen het eens waren over [B(-s)] vaststelling van het ongedierteprobleem, inclusief de ernst en aanpak daarvan en mocht hij ervan uitgaan dat er geen belemmeringen meer waren om de door [B] geadviseerde maatregelen te laten uitvoeren, waarbij niet alleen de kosten van bestrijding maar ook de kosten van de nadere maatregelen en herstelwerkzaamheden ten laste van het Depotbedrag mochten worden gebracht. Partijen waren daarmee in feite in de volgende fase van de Depotovereenkomst beland, waarbij desgewenst nog over de hoogte van de geoffreerde kosten voor het uitvoeren van die maatregelen kon worden gediscussieerd. Tot uitvoering is [gedaagde] dan ook overgegaan, zij het dat niet [onderneming 3] maar een andere aannemer de werkzaamheden heeft verricht.
3.15.
Het enkele feit dat [eiseres sub 1] geen akkoord op de offerte van [onderneming 3] heeft gegeven, maakt het voorgaande niet anders. Uit de Depotovereenkomst blijkt niet dat [gedaagde] verplicht was om dat akkoord te vragen. Ook in de daarna tussen partijen gemaakte afspraken, waar [C] in haar e-mail van 28 september 2022 aan refereert, blijkt niet dat instemming van [eiseres sub 1] met de offerte nodig was voordat tot uitvoering van de maatregelen kon worden overgegaan. [eiseres sub 1] had volgens de Depotovereenkomst wel om een second opinion ten aanzien van de in november 2022 geoffreerde kosten kunnen vragen. De wens tot een second opinion uitte zij echter pas eind februari 2023, toen zij erachter kwam dat [gedaagde] al uitvoering had gegeven aan alle door [B] geadviseerde maatregelen en herstelwerkzaamheden.
3.16.
[eiseres sub 1] heeft een rapport overgelegd van het door haar in het kader van de second opinion ingeschakelde bureau, [onderneming 4] . De rechtbank gaat aan dat rapport voorbij, om de volgende redenen. De Depotovereenkomst voorziet alleen in een recht van [eiseres sub 1] op een second opinion (citaat) “met betrekking tot de offerte van de kosten van het herstel”. Daarmee kan redelijkerwijs niet anders zijn bedoeld dan dat de second opinion zich alleen richt op de prijsopgave van de maatregelen om tot herstel te komen, zoals kosten van het verwijderen van het behang en de vervanging door stucwerk. Precies op dat punt zwijgt het rapport van [onderneming 4] echter en het rapport bevat evenmin een eigen prijsopgave voor die werkzaamheden waarvan [onderneming 4] heeft kunnen vaststellen dat die op dat moment al waren verricht. Uit het rapport blijkt wat daar de reden van is: de opdracht die [eiseres sub 1] aan [onderneming 4] had gegeven was niet om tot een tegenofferte te komen maar in feite om een nader onderzoek te verrichten naar de ernst en omvang van de papiervisjesproblematiek in de woning en de noodzaak van de daartegen te nemen maatregelen. Naar het oordeel van de rechtbank was de mogelijkheid van een nader onderzoek al een gepasseerd station vanaf het moment dat de offertefase was aangebroken (zie ook rechtsoverweging 3.14.). Op een nader onderzoek na de offerte had [eiseres sub 1] volgens de Depotovereenkomst dus geen recht meer. Zonder nadere toelichting, die [eiseres sub 1] niet heeft gegeven, ziet de rechtbank ook geen andere grond waarop [eiseres sub 1] daarop aanspraak had kunnen maken.
3.17.
Daarmee is niet gezegd dat [gedaagde] recht heeft op vergoeding van het door [onderneming 3] geoffreerde bedrag. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit een redelijke uitleg van de tussen partijen gemaakte afspraken, dat [gedaagde] alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten voor het uitvoeren van de door [B] geadviseerde maatregelen en daarmee samenhangende herstelwerkzaamheden ten laste van het depotbedrag kan brengen, waarover hierna (sub 3.18. en volgende) meer. Anders dan [eiseres sub 1] stelt, is daarop geen ‘nieuw voor oud’ aftrek uit artikel 6.3 van de koopovereenkomst van toepassing. De rechtbank onderschrijft het standpunt van [gedaagde] dat dit artikel niet van toepassing is. Partijen hebben met de Depotovereenkomst een nadere overeenkomst gesloten op het specifieke onderwerp van het ongedierteprobleem waarbij juist bedoeld werd af te wijken van wat partijen over risicoverdeling in de koopovereenkomst hadden afgesproken. Hoewel [eiseres sub 1] van mening was dat [gedaagde] op grond van artikel 22 van de koopovereenkomst (de ouderdomsclausule), waarmee artikel 6.3 volgens haar opzij werd gezet, nergens recht op had, was [eiseres sub 1] bereid om in afwijking daarvan € 50.000,00 van de koopsom in depot te storten. Daarmee zouden de kosten van verdelging en de kosten van herstelwerkzaamheden kunnen worden gedekt, aldus [eiseres sub 1] . Zij wist dat de herstelwerkzaamheden konden inhouden dat al het behang in de woning door stucwerk zou moeten worden vervangen. Daar was het depotbedrag ook op afgestemd en dat wist [eiseres sub 1] . Als dat voor haar reden zou zijn geweest om een korting toe te passen op de te vergoeden kosten, lag het op de weg van [eiseres sub 1] om dit bij het sluiten van de Depotovereenkomst kenbaar te maken. Niet gesteld of gebleken is dat zij dat heeft gedaan. [gedaagde] hoefde er dan ook geen rekening mee te houden dat die korting alsnog zou worden toegepast. Het enkele feit dat [C] in haar e-mail van 28 september 2022 aan die korting refereert, verandert daar niets aan. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] daarmee heeft ingestemd.
3.18.
Over de hoogte van de daadwerkelijk door [gedaagde] gemaakte kosten bestaat op dit moment echter onduidelijkheid. Het is niet betwist dat de posten die op de offerte van [onderneming 3] staan vermeld, waaronder het verwijderen van het behang en de plinten en het aanbrengen van stucwerk en nieuwe plinten, alle zien op de door [B] geadviseerde maatregelen. Vast staat verder dat deze geoffreerde werkzaamheden zijn uitgevoerd door een ander dan [onderneming 3] : [onderneming 5] . [gedaagde] heeft verklaard dat zij daarvoor meer heeft betaald dan het bedrag dat [onderneming 3] had geoffreerd, maar dat zij slechts vergoeding vordert van het (lagere) door [onderneming 3] geoffreerde bedrag. Ter onderbouwing daarvan heeft [gedaagde] een overzicht van kosten en enkele facturen van [onderneming 5] en [onderneming 6] .nl overgelegd. De rechtbank is het met [eiseres sub 1] eens dat hieruit niet kan worden afgeleid welke kosten [onderneming 5] in rekening heeft gebracht voor de werkzaamheden die uitsluitend zien op de door [B] geadviseerde aanpak van de papiervisjes in de woning. Op het overzicht staan namelijk nog veel meer posten vermeld die met deze (herstel)werkzaamheden niets van doen hebben, zoals het slopen van de keuken en bijkeuken en het voorbereiden van de badkamer. De overgelegde facturen van [onderneming 5] , die optellen tot het totaalbedrag in het overzicht van € 34.374,88, bieden ook geen enkele duidelijkheid: de facturen bevatten alle enkel de omschrijvingen “Project [plaats] , montage en materiaal”. Er is eerder een aanwijzing dat de door [gedaagde] betaalde herstelkosten mogelijk lager waren. Uit de door [gedaagde] overgelegde factuur van [onderneming 6] .nl blijkt dat de in rekening gebrachte kosten voor het aanbrengen van plinten € 2.843,96 ex BTW was, waar [onderneming 3] € 3.264,57 exclusief BTW voor had geoffreerd.
3.19.
Omdat nog niet is vast te stellen dat de daadwerkelijke kosten die [gedaagde] heeft gemaakt voor het uitvoeren van de door [B] geadviseerde maatregelen gelijk zijn aan of hoger zijn dan de gevorderde € 33.219,32, zal de rechtbank dat bedrag niet toewijzen. Wel biedt de rechtbank [gedaagde] de gelegenheid om bij akte zijn vordering op inzichtelijke wijze nader te onderbouwen. [eiseres sub 1] zal daarop bij antwoordakte kunnen reageren.
3.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing in conventie en in reconventie

De rechtbank
4.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 19 juni 2024waarop [gedaagde] een akte kan indienen zoals bedoeld in overweging 3.19.;
4.2.
bepaalt dat [eiseres sub 1] vier weken na deze genomen akte een antwoordakte mag nemen;
4.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.