ECLI:NL:RBMNE:2024:3264

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
UTR 22/3593 en UTR 22/3594
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en Zuiveringsheffing Bedrijven, niet-ontvankelijkheid van beroep

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van Stichting [eiseres] tegen de hoogte van de WOZ-waarde van onroerende zaken in [plaats]. De heffingsambtenaar had in een beschikking van 30 april 2021 de WOZ-waarde van de objecten aan de [adres 1] en [adres 2] vastgesteld op respectievelijk € 702.000 en € 714.000, met als waardepeildatum 1 januari 2020. Na bezwaar werd de waarde verlaagd naar € 644.000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar, maar de rechtbank constateert dat eiseres de vastgestelde waarde niet meer bestrijdt en volgt de waarde zoals bepleit door de heffingsambtenaar.

Daarnaast is er een geschil over de aanslag Zuiveringsheffing Bedrijven voor een object aan de [adres 3]. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze aanslag, waardoor deze in rechte vaststaat. De rechtbank wijst de stelling van eiseres af dat de uitspraak op bezwaar onvolledig is, omdat het bezwaar enkel betrekking had op de WOZ-waarde van de andere objecten. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is door eiseres ingetrokken.

De rechtbank verklaart het beroep tegen de aanslag Zuiveringsheffing Bedrijven niet-ontvankelijk, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand blijft en eiseres geen gelijk krijgt. De uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries op 19 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3593 en UTR 22/3594

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2024 in de zaak tussen

Stichting [eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap [gemeente], verweerder
(gemachtigde: M. Boerlage).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de WOZ-waarde van de onroerende zaken aan de [adres 1] en de [adres 2] in [plaats] (de objecten).
1.1.
In de beschikking van 30 april 2021 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde het object aan de [adres 1] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op
€ 702.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020.
1.2.
In de beschikking van 30 april 2021 (het primaire besluit) heeft de heffingsambtenaar op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde het object aan de [adres 2] voor het belastingjaar 2021 vastgesteld op
€ 714.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2020.
1.3.
Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiseres als gebruiker van het object ook een aanslag onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
1.4.
Bij deze beschikking heeft de heffingsambtenaar aan eiseres als eigenaar van het object aan de [adres 3] een aanslag Zuiveringsheffing Bedrijven opgelegd.
1.5.
In de uitspraak op bezwaar van 17 mei 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres (deels) gegrond verklaard en de waarde voor beide objecten vastgesteld op € 644.000,-.
1.6.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift met taxatiematrices ingediend.
1.7.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 11 maart 2024. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, vergezeld door de heer [taxateur] , taxateur.

Beoordeling door de rechtbank

De waarde van de woning
2. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting aangegeven dat de vastgestelde waarde van beide objecten voldoende inzichtelijk en onderbouwd is. De rechtbank stelt vast dat eiseres de door verweerder vastgestelde waarde van de objecten niet meer bestrijdt. De rechtbank volgt daarom de in beroep door verweerder bepleite waarde van de woning. Dat betekent dat de waarde van de objecten op waardepeildatum 1 januari 2020 wordt vastgesteld op € 644.000,-.
De aanslag Zuiveringsheffing bedrijven [adres 3] [plaats]
3. Eerst op de zitting van 11 maart 2024 heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat in beroep de Zuiveringsheffing bedrijven van [adres 3] in geschil is. Daarbij stelt eiseres zich op het standpunt dat de uitspraak op bezwaar onvolledig is omdat deze enkel ingaat op de WOZ-waarde van de objecten aan de [adres 1] en de [adres 2] .
3.1.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het bezwaarschrift van 26 april 2021, de e-mailcorrespondentie tussen client en gemachtigde van 25 april 2021 en het verslag van de hoorzitting van 25 juli 2021 blijkt dat het bezwaar enkel en alleen de WOZ-waarde van de twee objecten aan de [straat] betreft. Daarop is door de heffingsambtenaar vervolgens beslist. Omdat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de Zuiveringsheffing Bedrijven voor de [adres 3] te [plaats] , is deze aanslag met de beschikking van 30 april 2021 in rechte vast komen te staan. De rechtbank overweegt dat omdat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag Zuiveringsheffing Bedrijven van de [adres 3] , zij daar niet alsnog tegen kan opkomen in beroep. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de uitspraak op bezwaar onvolledig is omdat het bezwaar niet gericht was tegen de Zuiveringsheffing Bedrijven. De beroepsgrond kan dan ook om die reden niet slagen.
Het verzoek om immateriële schadevergoeding
4. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting het verzoek om immateriële schadevergoeding bij overschrijding van de redelijke termijn ingetrokken. De rechtbank zal dit verzoek daarom niet behandelen.

Conclusie en gevolgen

5. Door eiseres is niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslag Zuiveringsheffing Bedrijven. De rechtbank verklaart daarom het beroep hiertegen niet-ontvankelijk.
5.1.
Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft en eiseres geen gelijk krijgt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Mennen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
De rechter is verhinderd deze uitspraak te tekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.