ECLI:NL:RBMNE:2024:3252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
C/16/572062 / FO RK 24-327
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Raadsonderzoek naar hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in een situatie van geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 mei 2024 een tussenbeschikking uitgesproken in een familierechtelijke procedure tussen de moeder en de vader van een vierjarige minderjarige. De rechtbank heeft de minderjarige voor de duur van de procedure toevertrouwd aan de moeder, gezien de zorgen over de thuissituatie bij de vader, die gekenmerkt wordt door fysiek en verbaal geweld. De ouders zijn in 2024 uit elkaar gegaan en hebben samen het gezag over hun kind. De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarige op school en een zorgregeling, terwijl de vader zich verzet tegen de verzoeken van de moeder en zelf een zorgregeling heeft voorgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 mei 2024 zijn de verzoeken besproken, maar de rechtbank heeft besloten om de definitieve beslissing over de hoofdverblijfplaats, school en zorgregeling uit te stellen in afwachting van een raadsonderzoek. Dit onderzoek moet duidelijkheid geven over de beste woon- en zorgsituatie voor de minderjarige. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om dit onderzoek met spoed uit te voeren, gezien de aanstaande leerplicht van de minderjarige. De rechtbank heeft ook voorlopige zorgregelingen vastgesteld, waarbij de minderjarige regelmatig contact heeft met de vader, maar met waarborgen voor zijn veiligheid. De overige verzoeken van de ouders zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer:
  • C/16/572062 / FO RK 24-327 (bodemprocedure)
  • C/16/572063 / FO RK 24-328 (provisionele voorzieningen)
Gezag en omgang
Beschikking van 24 mei 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S.N. Texel,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. W. de Hoop.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 14 maart 2024;
  • het verweerschrift van vader (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken van 26 april 2024
  • de brief met bijlagen van de vader van 1 mei 2024;
  • het bericht met bijlagen van de moeder van 6 mei 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 7 mei 2024. Daarbij waren aanwezig: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige (voornaam)] , de zoon van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de kinderrechter te vertellen wat hij van de verzoeken vindt. De kinderrechter is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de kinderrechter dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn in [2024] uit elkaar gegaan.
2.2.
Zij hebben samen een kind: [minderjarige] , geboren op [2019] , in [gemeente] . [minderjarige (voornaam)] woont sinds het verbreken van de relatie tussen de ouders bij de vader.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.4.
De moeder verzoekt de rechtbank om:
- aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige (voornaam)] :
o in de registers van de burgerlijke stand van [plaats 1] in te schrijven;
o op een peuterplusgroep en/of een basisschool in [plaats 1] in te schrijven.
Daarnaast verzoekt de moeder de rechtbank om, gedurende het geding als provisionele voorziening:
  • te bepalen dat [minderjarige (voornaam)] met bevel tot afgifte en met onmiddellijke ingang aan moeder wordt toevertrouwd tot er in de bodemprocedure anders is beslist;
  • de volgende voorlopige zorgregeling vast te stellen:
o dat [minderjarige (voornaam)] in de oneven weken op vrijdag na school tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij moeder [minderjarige (voornaam)] naar vader brengt en vader haar zondag weer terug naar moeder brengt;
- de vader te bevelen de benodigde goederen beschikbaar te stellen die tot moeder haar dagelijks gebruik behoren alsmede de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik van [minderjarige (voornaam)] , zoals opgesomd onder nummer 35 van het verzoekschrift.
2.5.
De vader is het hier niet mee eens. Hij wil dat de verzoeken van de moeder worden afgewezen. Daarnaast verzoekt hij de rechtbank in de bodemprocedure om:
  • te bepalen dat de vader voortaan alleen het gezag over [minderjarige (voornaam)] uitoefent;
  • te bepalen dat [minderjarige (voornaam)] zijn hoofdverblijfplaats bij zijn vader heeft;
  • te bepalen dat tot [minderjarige (voornaam)] naar school gaat (leerplichtig is) tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] de volgende zorgregeling wordt vastgesteld:
o [minderjarige (voornaam)] is om de week van donderdag na het eten om 17.30 uur tot zondagavond 18.00 uur bij zijn moeder, waarbij moeder hem haalt en vader hem weer ophaalt;
- te bepalen dat vanaf het moment dat [minderjarige (voornaam)] naar school gaat (leerplichtig is) tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] de volgende zorgregeling wordt vastgesteld:
o [minderjarige (voornaam)] is om de week van vrijdag uit school tot zondagavond 18.00 uur bij zijn moeder, waarbij moeder hem haalt en vader hem weer ophaalt, alsmede de vakanties bij helfte verdelen tussen de ouders;
- te bepalen dat de moeder aan de vader de kinderbijslag over kwartaal 1 2024 en het kindgebonden budget over januari tot en met mei 2024 moet betalen.
Daarnaast verzoekt de vader de rechtbank, ten aanzien van de provisionele voorzieningen, om:
  • te bepalen dat [minderjarige (voornaam)] voorlopig bij de vader zijn hoofdverblijf zal hebben;
  • te bepalen dat de volgende voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] :
o [minderjarige (voornaam)] is om de week van donderdagmiddag na het eten om 17.30 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de moeder onder toezicht van een derde, waarbij moeder hem haalt en vader hem weer ophaalt.

3.De beoordeling

De beslissing
3.1.
De rechtbank zal nog geen beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats, de school van [minderjarige (voornaam)] en de definitieve zorgregeling, maar de beslissing nog vier maanden uitstellen in afwachting van een raadsonderzoek. Zij zal de Raad vragen om onderzoek te doen naar de vraag waar [minderjarige (voornaam)] het beste kan wonen en welke zorgregeling het meest in zijn belang is. In de tussentijd zal de rechtbank [minderjarige (voornaam)] aan de moeder toevertrouwen en een voorlopige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] vastleggen. De overige verzoeken van de ouders zullen worden afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissingen neemt.
Nog geen beslissing over de hoofdverblijfplaats, de school en de definitieve zorgregeling
3.2.
Op de zitting heeft de zittingsvertegenwoordiger van de Raad de rechtbank geadviseerd om de Raad een onderzoek te laten doen naar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] en de zorgregeling. De rechtbank volgt dit advies op, omdat voor de rechtbank nog onvoldoende duidelijk is welke definitieve beslissing in het belang van [minderjarige (voornaam)] is. Beide ouders hebben ernstige zorgen geuit over de situatie bij de andere ouder, maar hebben deze zorgen niet zodanig onderbouwd dat het voor de rechtbank mogelijk is om nu een definitieve beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats, de school en de definitieve zorgregeling.
3.3.
De definitieve beslissing op de verzoeken over de hoofdverblijfplaats, de school en de definitieve zorgregeling wordt aangehouden voor de duur van vier maanden, in afwachting van het raadsonderzoek. Daarbij verzoekt de rechtbank de Raad met klem om dit onderzoek met spoed uit te voeren. De zittingsvertegenwoordiger van de Raad heeft dit op de zitting ook zo voorgesteld. [minderjarige (voornaam)] wordt namelijk op [2024] vijf jaar oud en is vanaf dat moment leerplichtig. Het is daarom in zijn belang dat voor die tijd duidelijkheid komt over de vraag of hij bij zijn vader in [plaats 2] of bij zijn moeder in [plaats 1] zal wonen en dus of hij in [plaats 2] of in [plaats 1] naar school zal gaan.
3.4.
Vóór
24 september 2024wil de rechtbank graag het advies van de Raad ontvangen. Na ontvangst van het raadsrapport zal de rechtbank de advocaten van partijen in de gelegenheid stellen om schriftelijk te reageren op de inhoud van dat rapport. Daarbij merkt de rechtbank op dat zij dan ook van beide partijen verwacht dat zij hun verzoeken verduidelijken en aanvullen waar nodig, zodat het voor de rechtbank helder is op welke verzoeken moet worden beslist.
3.5.
De rechtbank merkt op dat zij voor wat betreft de vraag of de vader met het eenhoofdig gezag moet worden belast geen gebruik maakt van het aanbod van de Raad tot het doen van onderzoek hiernaar. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en vindt het voor [minderjarige (voornaam)] en de ouders belangrijk dat er meteen duidelijkheid is over het gezag. De beslissing over het gezag wordt hierna in rechtsoverweging 3.16-3.18 beschreven.
Voorlopige beslissingen
3.6.
Voor de tussentijd neemt de rechtbank een beslissing over de voorlopige toevertrouwing van [minderjarige (voornaam)] en de voorlopige zorgregeling. Beide ouders hebben namelijk verzocht om provisionele voorzieningen te treffen voor de duur van de procedure. Een provisionele voorziening is een noodmaatregel die geldt voor de duur van de procedure tussen partijen. De procedure waar het om gaat, wordt de bodemprocedure genoemd. De rechtbank kan alleen een provisionele voorziening treffen, als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. [2] Zo moet er een bodemprocedure tussen de ouders lopen en moet de provisionele voorziening voldoende met deze bodemprocedure samenhangen. Tot slot moeten de ouders voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevraagde provisionele voorziening. De rechtbank constateert dat aan al deze voorwaarden is voldaan.
Toevertrouwing
3.7.
De rechtbank vertrouwt [minderjarige (voornaam)] voor de duur van de procedure toe aan de moeder. Dat betekent dat [minderjarige (voornaam)] ook – voor de duur van de procedure – bij de moeder kan worden ingeschreven. De rechtbank legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.8.
De rechtbank is het met de vader eens dat niet onomstotelijk vaststaat dat de vader de moeder gedurende de relatie heeft mishandeld. Maar voor de rechtbank staat wel voldoende vast dat de situatie bij de vader thuis gekenmerkt wordt door (fysiek en verbaal) geweld. Dit blijkt uit door de moeder ingediende (objectieve) stukken. Uit de door de vader aan de moeder verstuurde Whatsappberichten volgt een toon en taalgebruik die duidelijk maken hoe de verhouding tussen de ouders was. En uit het bericht van de woningbouwvereniging volgt dat de vader een deur in de woning van partijen heeft vernield. Bovendien heeft de vader op de zitting zelf toegegeven dat hij [minderjarige (voornaam)] meermaals met een tik heeft gecorrigeerd omdat [minderjarige (voornaam)] de grenzen op zocht. Dat de vader deze opmerking later op de zitting op aangeven van zijn advocaat probeerde bij te stellen, verandert dit niet. Al deze zaken betekenen grote zorgen.
3.9.
Hoewel het zo is dat [minderjarige (voornaam)] sinds de verbreking van de relatie bij de vader is verbleven, heeft de moeder verteld dat zij tijdens de relatie de volledige zorg voor [minderjarige (voornaam)] heeft gedragen, omdat de vader fulltime aan het werk was. De vader heeft dit niet betwist. Bovendien is het niet de wens van de moeder geweest dat [minderjarige (voornaam)] full time bij de vader zou verblijven. De vader heeft immers zelf besloten dat de moeder geen fysiek contact mag hebben met [minderjarige (voornaam)] en dat hij dus zelfstandig de volledige zorg voor [minderjarige (voornaam)] draagt.
3.10.
Op de zitting is besproken dat een (voorlopig) verblijf bij de moeder voor [minderjarige (voornaam)] een wijziging in zijn vaste structuur en leefomgeving betekent. De rechtbank begrijpt dat [minderjarige (voornaam)] hier misschien meer dan een gemiddeld kind last van kan hebben. Maar een veilige leefomgeving voor [minderjarige (voornaam)] weegt in dit geval zwaarder dan het vasthouden aan zijn structuur.
3.11.
Tot slot kan de rechtbank de eerder door de ouders met [instelling] gemaakte afspraken over een begeleide omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] niet volgen. De rechtbank verwacht dat deze beslissing van [instelling] gebaseerd is op een brief die de moeder in november 2023 heeft geschreven. De vader heeft grote zorgen over deze brief en mogelijke suïcidale uitingen die de moeder daarin zou hebben gedaan. De moeder heeft op de zitting uitgelegd waarom zij deze brief heeft geschreven. Zij heeft op de zitting verteld dat het nu beter met haar gaat omdat de relatie met de vader is verbroken. Zij heeft geen suïcidale gedachten en heeft deze stelling onderbouwd met een brief van haar psycholoog van 24 april 2024. In deze brief staat dat er bij de moeder geen sprake is van suïcidaliteit. Voor zover nodig wijst de rechtbank er nog op dat de moeder inmiddels bij haar ouders woont, waardoor de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] extra gegarandeerd is en er voldoende zicht op hem is.
Inschrijving peuterplusgroep / school
3.12.
De rechtbank neemt geen voorlopige beslissing over de inschrijving van [minderjarige (voornaam)] op een peuterplusgroep of school in [plaats 1] . Dat betekent dat [minderjarige (voornaam)] de komende periode nog naar de peuterplusgroep in [plaats 2] zal blijven gaan.
3.13.
Op dit moment is nog onduidelijk waar de vaste hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] zal zijn. Daar gaat de Raad immers nog onderzoek naar doen. Duidelijk is dat [minderjarige (voornaam)] is gebaat bij structuur en dat de komende periode belangrijk is omdat voor [minderjarige (voornaam)] de keuze zal worden gemaakt of hij naar speciaal of regulier onderwijs zal gaan. Het is daarom belangrijk om dit proces niet te verstoren en [minderjarige (voornaam)] in ieder geval voorlopig op de huidige peuterplusgroep te houden. Bovendien begint over twee maanden de zomervakantie en zal [minderjarige (voornaam)] dan zes weken niet naar de peuterplusgroep gaan. De moeder heeft op de zitting toegezegd dat zij er voor zal zorgen dat [minderjarige (voornaam)] elke dag naar [plaats 2] wordt gebracht en gehaald. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de moeder hier voor zal zorgen.
Voorlopige zorgregeling
3.14.
Omdat [minderjarige (voornaam)] aan de moeder wordt toevertrouwd, stelt de rechtbank de volgende
voorlopigezorgregeling vast tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] :
  • [minderjarige (voornaam)] verblijft bij de vader van maandagmiddag uit de peuterplusgroep tot woensdagochtend naar de peuterplusgroep;
  • waarbij de vader [minderjarige (voornaam)] ophaalt van en brengt naar de peuterplusgroep en in de vakantieperiode geldt dat de moeder [minderjarige (voornaam)] brengt naar de vader en de vader [minderjarige (voornaam)] weer terug brengt naar de moeder.
3.15.
De rechtbank vindt deze regeling voor nu het meest passend. [minderjarige (voornaam)] verblijft sinds de ouders uit elkaar zijn gegaan bij de vader en is daardoor gewend geraakt aan een structureel en frequent contact met zijn vader. Het is daarom in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat hij de komende periode regelmatig contact heeft met zijn vader. Omdat de rechtbank wel zorgen heeft over de veiligheid van [minderjarige (voornaam)] bij de vader, is de zorgregeling niet langer dan twee nachten achter elkaar. Verder vindt de rechtbank het net als de Raad van groot belang dat de overdracht van [minderjarige (voornaam)] op een veilige wijze plaatsvindt, zonder dat de ouders met elkaar in conflict komen. In deze regeling hoeven ouders elkaar niet te treffen. Voor de vakantieperiode geldt dat de moeder [minderjarige (voornaam)] brengt naar de vader en de vader [minderjarige (voornaam)] weer terug brengt naar de moeder. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat de moeder met hulp van haar netwerk voor zal zorgen dat iemand bij haar is bij de overdracht. De moeder heeft dit op de zitting toegezegd.
Gezag
3.16.
De rechtbank vindt niet dat het voor [minderjarige (voornaam)] nodig is dat de vader voortaan alleen over hem beslist. Ouders moeten samen beslissingen over hun kind nemen, ook als zij uit elkaar zijn. De rechtbank ziet geen reden om voor [minderjarige (voornaam)] van dit uitgangspunt af te wijken en zal het verzoek van de vader daarom afwijzen. Zij zal dit hierna uitleggen.
3.17.
Volgens artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hier binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.18.
De rechtbank constateert dat op dit moment sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de ouders. En hoewel de rechtbank de huidige situatie zorgelijk vindt, vindt zij niet dat een wijziging van het gezag op dit moment in het belang van [minderjarige (voornaam)] is. De vader heeft immers niet aannemelijk gemaakt dat de communicatie tussen de ouders zo gebrekkig is dat essentiële beslissingen over [minderjarige (voornaam)] niet of niet naar behoren kunnen worden genomen. De enkele vrees van de vader dat in de toekomst situaties zullen ontstaan waarin de moeder zonder zijn medeweten en toestemming beslissingen zal nemen, is niet voldoende voor een wijziging van het gezamenlijk gezag van de ouders in eenhoofdig gezag van de vader. Bovendien constateert de rechtbank dat de relatie tussen de ouders pas zeer recent verbroken is en een scheiding vaak gepaard gaat met hoog oplopende emoties waardoor het moeilijk is om met elkaar in overleg te treden. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders samen om er de komende periode voor te zorgen dat zij gezamenlijk uitvoering kunnen gaan geven aan hun ouderschap. Als hen dat niet zelfstandig lukt, dan moeten zij hier hulp bij vragen van gespecialiseerde hulpverlening. Uit het gestelde volgt daarom niet dat [minderjarige (voornaam)] klem of verloren dreigt te raken. Ook is de rechtbank niet gebleken dat toewijzing van het gezag alleen aan de vader anderszins in het belang van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is.
Afgifte goederen
3.19.
De moeder heeft de rechtbank verzocht om de vader te bevelen de benodigde goederen beschikbaar te stellen die tot moeders dagelijks gebruik behoren alsmede de goederen strekkend tot het dagelijks gebruik van [minderjarige (voornaam)] . Het is de rechtbank onduidelijk of dit verzoek van de moeder een provisionele voorziening of een verzoek in de bodemprocedure betreft. Voor beide gevallen geldt echter dat een dergelijk verzoek binnen een verzoekschriftprocedure niet aan de orde kan worden gebracht. Daarom zal de rechtbank dit verzoek van de moeder afwijzen.
3.20.
Op de zitting heeft de vader wel aangegeven dat hij er mee instemt dat de moeder haar persoonlijke goederen (kleding, schoenen, sieraden, make-up, etc.), de evenementenspullen, het bed van [minderjarige (voornaam)] , haar eigen bed en het gasfornuis meeneemt. Deze afspraak leent zich niet voor opname onder de beslissing (het dictum), maar deze afspraak bindt de ouders wel. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de vader deze goederen aan de moeder zal afgeven.
De kinderbijslag en het kindgebonden budget
3.21.
De vader heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de moeder de kinderbijslag over het eerste kwartaal van 2024 en het kindgebonden budget over de maanden januari tot en met mei 2024, aan de vader moet betalen. De rechtbank is van oordeel dat de vader geen belang heeft bij dit verzoek. Het verzoek gaat namelijk over een zeer korte periode en de rechtbank gaat er vanuit dat in deze periode geen grote kosten zijn gemaakt boven de verblijfskosten. Bovendien volgt uit het Whatsappgesprek tussen de ouders (productie 16 van de vader) dat de moeder aan de vader heeft aangeboden om sommige verblijfsoverstijgende kosten voor [minderjarige (voornaam)] te dragen.
3.22.
De rechtbank gaat ervan uit dat de moeder de komende periode aanspraak zal (blijven) maken op de kinderbijslag en het kindgebonden budget, omdat [minderjarige (voornaam)] voor de duur van de procedure aan haar wordt toevertrouwd.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.23.
De rechtbank zal de beslissing met betrekking tot de toevertrouwing van [minderjarige (voornaam)] en de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Slotopmerking
3.24.
De rechtbank verwacht dat deze beschikking voor beide ouders duidelijkheid schept en dat zij zich zullen houden aan de beslissingen van de rechtbank. Daarbij benadrukt de rechtbank dat het in het belang van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is dat de komende periode wordt voorkomen dat hij weer aan spanningen en escalaties tussen de ouders, zoals op 7 maart 2024 bij de peuterplusgroep, wordt blootgesteld. De rechtbank gaat er daarom van uit dat beide ouders zich zullen gedragen op het moment van de overdracht en dat enkel de ouder die [minderjarige (voornaam)] op de betreffende dag moet ophalen van de peuterplusgroep, bij de school aanwezig is.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
ten aanzien van de provisionele voorziening:
4.1.
vertrouwt [minderjarige] , geboren op [2019] , in [gemeente] , toe aan de moeder;
4.2.
stelt de volgende
voorlopigezorgregeling vast:
  • [minderjarige (voornaam)] verblijft bij de vader van maandagmiddag uit de peuterplusgroep tot woensdagochtend naar de peuterplusgroep;
  • waarbij de vader [minderjarige (voornaam)] ophaalt van en brengt naar de peuterplusgroep en in de vakantieperiode geldt dat de moeder [minderjarige (voornaam)] brengt naar de vader en de vader [minderjarige (voornaam)] weer terug brengt naar de moeder;
4.3.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ten aanzien van de bodemprocedure:
4.4.
houdt de (verdere) beslissing over de hoofdverblijfplaats, de definitieve zorgregeling en de inschrijving op een school aan tot
24 september 2024, in afwachting van de uitkomst van het raadsonderzoek, waarbij de advocaten na ontvangst van het raadsrapport in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren op de inhoud van dat rapport;
4.5.
verzoekt de Raad om te onderzoeken:
  • waar [minderjarige (voornaam)] het beste kan wonen;
  • welke zorgregeling in het belang van [minderjarige (voornaam)] is;
4.6.
wijst de overige verzoeken van de ouders af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.M. Maliepaard, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. H.I.E. Mutsaerts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.