Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna te noemen: veroordeelde.
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
2.VORDERING
3.BEOORDELING VAN DE VORDERING
- een contant geldbedrag van € 3.156,48, bestaande uit de onder 3.2.1 genoemde giften van zijn familie in de onderzoeksperiode, ter hoogte van € 250,- per maand;
- een contant geldbedrag van € 1.000,-, dat veroordeelde blijkens zijn verklaring bij de politie van familie en kennissen heeft gekregen voor zijn verjaardag op 19 januari 2019;
- het contante geldbedrag van € 1.010,- dat hij volgens het Openbaar Ministerie aan andere legale contante inkomsten heeft gekregen.
- een contante opname van € 10,- van de bankrekening van veroordeelde op 13 juni 2018;
- een contante aanbetaling van € 1.000,- voor de verkoop van de VW Golf van veroordeelde, die sinds 8 februari 2019 niet meer op zijn naam stond;
- een contant geldbedrag van € 1.000,- bestaande uit giften van familie en kennissen voor zijn verjaardag op 19 januari 2019.
- contante stortingen ter hoogte van € 2.275,- op de bankrekening van veroordeelde;
- contante uitgaven van € 6.433,13, vastgesteld op basis van kassabonnen die op 19 februari 2019 in de woning en de auto van veroordeelde zijn aangetroffen;
- een contante uitgave van € 5.366,- voor de aankoop van de 238,49 gram cocaïne die op 19 februari 2019 in de woning van veroordeelde is aangetroffen;
- contante uitgaven van € 1.164,- voor de kosten van levensonderhoud, berekend op basis van normen vastgesteld door het Nationaal instituut voor budgetvoorlichting (Nibud).
4.TOEGEPAST WETSARTIKEL
5.BESLISSING
wederrechtelijk verkregen voordeelwordt geschat vast op
€ 25.634,55 (vijfentwintigduizendzeshonderdvierendertig euro en vijfenvijftig eurocent);
verplichtingop
tot betalingvan
€ 15.119,92aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;