ECLI:NL:RBMNE:2024:3219

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
24 mei 2024
Zaaknummer
11071582 \ AV EXPL 24-16 VL/58599
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing huurachterstand en ontruiming in kort geding met afwijzing van dwangsom en boete

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres sub 1] c.s. en [gedaagde] B.V. [eiseres sub 1] c.s. hebben [gedaagde] gedagvaard wegens een huurachterstand en hebben verzocht om ontruiming van het gehuurde pand. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet is verschenen op de mondelinge behandeling en heeft verstek verleend. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiseres sub 1] c.s. een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, aangezien zij met pensioen gaan en de huur een belangrijke inkomstenbron voor hen is. De vordering tot betaling van de huurachterstand van € 31.603,34 is toegewezen, evenals de vordering tot ontruiming van het pand. De gevorderde dwangsom en contractuele boete zijn afgewezen, omdat [eiseres sub 1] c.s. niet hebben aangetoond dat zij een spoedeisend belang hebben bij deze vorderingen. De voorzieningenrechter heeft de ontruimingstermijn vastgesteld op veertien dagen en de proceskosten ten laste van [gedaagde] gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Voorzieningenrechter
Zittingsplaats: Utrecht
Zaaknummer: 11071582 \ AV EXPL 24-16 VL/58599
Vonnis in kort geding van 28 mei 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiseres sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. Y. Li,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestgingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] .

1.De procedure

1.1.
[eiseres sub 1] c.s. hebben [gedaagde] op 2 mei 2024 gedagvaard voor de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 17 mei 2024 plaatsgevonden. Namens [eiseres sub 1] c.s. was hun gemachtigde, mr. Y. Li, aanwezig. Namens [gedaagde] was niemand aanwezig. De voorzieningenrechter heeft aan [eiseres sub 1] c.s. een aantal vragen gesteld en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat een vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres sub 1] c.s. zijn eigenaar van een bedrijfspand dat [gedaagde] huurt. Er is een huurachterstand en [eiseres sub 1] c.s. willen dat [gedaagde] het pand ontruimt en de huurachterstand betaalt. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd. De voorzieningenrechter wijst de ontruiming en de gevorderde betaling van de huurachterstand toe. De contractuele boete en de dwangsom op de ontruiming, die [eiseres sub 1] c.s. ook vorderen, wijst de voorzieningenrechter af.

3.De beoordeling

Verstek
3.1.
De voorzieningenrechter verleent tegen [gedaagde] verstek, omdat [gedaagde] op de juiste manier en op tijd is opgeroepen, maar niet in het geding is verschenen, geen antwoord heeft ingezonden en niet om uitstel heeft verzocht.
3.2.
Omdat [gedaagde] niet naar de mondelinge behandeling is gekomen en geen verweer heeft gevoerd, gaat de voorzieningenrechter uit van de juistheid van de gestelde feiten en omstandigheden waarop [eiseres sub 1] c.s. hun vorderingen baseren. De voorzieningenrechter hoeft daarom slechts te beoordelen of de vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. haar onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
Spoedeisend belang
3.3.
De voorzieningenrechter moet beoordelen of [eiseres sub 1] c.s. een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen. Dat is namelijk een vereiste voor toewijzing van een vordering in een kort geding procedure.
3.4.
Wat betreft de vordering tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van het pand, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres sub 1] c.s. een spoedeisend belang hebben. [eiseres sub 1] c.s. gaan dit jaar met pensioen en de huur van het pand is voor hen een grote inkomstenbron geworden. Gezien het betalingsgedrag van [gedaagde] over de afgelopen jaren is de kans reëel dat de huurachterstand alleen maar verder oploopt, waarmee het spoedeisende belang van [eiseres sub 1] c.s. is gegeven.
3.5.
De voorzieningenrechter zal de vordering van € 8.426,00 aan contractuele boete, op basis van artikel 25.3 van de Algemene Voorwaarden bij de huurovereenkomst, afwijzen. [eiseres sub 1] c.s. heeft namelijk niet gesteld dat zij een spoedeisend belang hebben bij deze vordering en dat is wel nodig.
[gedaagde] moet de huurachterstand betalen
3.6.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen, na vermindering van eis, € 31.603,34 aan huurachterstand. Deze vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal zij daarom toewijzen. [eiseres sub 1] c.s. hebben deze vordering namelijk onderbouwd met de huurovereenkomst, waarin de maandelijkse huur staat vermeld, en met een betaaloverzicht waaruit blijkt wat de actuele achterstand is.
3.7.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot het moment dat het volledige bedrag is betaald. Deze vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet het pand ontruimen
3.8.
De vordering tot ontruiming wordt toegewezen. De huurachterstand van € 31.603,34 is namelijk zodanig hoog dat de voorzieningenrechter het aannemelijk vindt dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden. Dit betekent dat [gedaagde] het pand moet verlaten en leeg en netjes moet achterlaten.
3.9.
[eiseres sub 1] c.s. verzoeken de voorzieningenrechter om de ontruimingstermijn vast te stellen op vijf dagen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze ontruimingstermijn onredelijk. De voorzieningenrechter stelt de ontruimingstermijn vast op veertien dagen. Deze termijn gaat in vanaf het moment dat dit vonnis aan [gedaagde] door de deurwaarder is bezorgd.
3.10.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen een dwangsom van € 500,00 per dag als [gedaagde] het pand niet op tijd ontruimt. Deze vordering zal de voorzieningenrechter afwijzen wegens gebrek aan belang. Als [gedaagde] het pand niet vrijwillig ontruimt, dan is de deurwaarder op grond van de wet bevoegd tot de daadwerkelijke uitvoering van de veroordeling tot ontruiming. [eiseres sub 1] c.s. hebben dus al de mogelijkheid om de ontruiming af te dwingen. Het is daarom niet nodig om daarnaast nog een dwangsom aan [gedaagde] op te leggen.
[gedaagde] moet de huur betalen totdat het pand is ontruimd
3.11.
[eiseres sub 1] c.s. vorderen de huurtermijnen (van € 4.657,62 per maand) vanaf mei 2024 tot het moment dat [gedaagde] het pand heeft ontruimd. Deze vordering komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.12.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres sub 1] c.s. worden begroot op:
  • dagvaarding € 139,41
  • griffierecht € 87,00
  • salaris gemachtigde € 543,00 (Kanton-KG verstek)
  • nakosten € 135,00
  • Totaal € 904,41
Uitvoerbaar bij voorraad
3.13.
De voorzieningenrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de voorzieningenrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter geeft de volgende voorlopige voorziening:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 31.603,34, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek vanaf 2 mei 2024 tot aan de dag dat [gedaagde] het volledige bedrag heeft betaald;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om het pand aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan haar toebehoren en niet aan [eiseres sub 1] c.s., en om het pand met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van [eiseres sub 1] c.s. te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de verschuldigde huurtermijnen (van € 4.657,62 per maand) vanaf mei 2024 tot het moment dat het pand is ontruimd;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten; zij moet aan [eiseres sub 1] c.s. hun proceskosten van € 904,41 betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024.