ECLI:NL:RBMNE:2024:3193

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/3185
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor woningurgentie op medische gronden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor woningurgentie op medische gronden. Eiser, die met zijn gezin in een huurwoning woont, heeft een aanvraag ingediend wegens gezondheidsproblemen die samenhangen met de slechte staat van de woning, waaronder vocht en schimmel. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser niet aan de voorwaarden voldeed, omdat hij niet voldoende stappen had ondernomen om het probleem op te lossen. Eiser heeft diverse medische stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn aanvraag, maar het college heeft deze niet als voldoende beschouwd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet alle juridische mogelijkheden heeft benut om zijn woonprobleem op te lossen, zoals het inschakelen van de Huurcommissie. Eiser heeft echter betoogd dat hij alles heeft gedaan wat in zijn macht ligt en dat de verhuurder niet in staat is om de woning te renoveren. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de hardheidsclausule niet van toepassing zou zijn, gezien de medische situatie van eiser en zijn dochter. De rechtbank concludeert dat het college een nieuw besluit moet nemen, waarbij het de hardheidsclausule opnieuw moet overwegen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van het college, met de verplichting om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3185

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, het college

(gemachtigden: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een urgentie op medische gronden.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 maart 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 11 juli 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren eiser een woningurgentie te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep een nieuw stuk heeft overgelegd, te weten: een brief van 17 juli 2023 van de directeur van basisschool [basisschool] . Op de zitting heeft eiser nog twee nieuwe stukken overgelegd, te weten: een brief van de verhuurder van 7 maart 2024 en een huisartsenjournaal van 15 november 2023. De rechtbank is van oordeel dat deze nieuwe stukken in deze procedure mogen worden betrokken, omdat sprake is van een nadere onderbouwing van eerder ingenomen standpunten.
4. Eiser woont met zijn echtgenote en twee jonge kinderen in [woonplaats] in een woning die hij huurt van een particuliere verhuurder. De woning heeft 1 slaapkamer. Eiser heeft op 12 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een urgentie wegens medische redenen. Eiser heeft daarbij aangegeven dat de woning waarin hij woont ongezond en gevaarlijk is door vochtproblemen en schimmel. Ook stelt eiser dat de verhuurder wil dat hij de woning verlaat. Eiser heeft bij zijn aanvraag en later bij zijn bezwaarschrift en beroepschrift diverse (medische) stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn aanvraag.
Wat heeft het college besloten?
5. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser niet voldoet aan de algemene voorwaarde in artikel 11, vierde lid, onder f, van de Huisvestingsverordening Almere 2019 (de Huisvestingsverordening), dat hij er alles aan heeft gedaan om het probleem op te lossen en andere oplossingen niet mogelijk zijn of zijn uitgeput. Uit een brief van het Juridisch Loket van 14 november 2022 blijkt dat eiser een huurovereenkomst heeft voor onbepaalde tijd. Hierdoor kan de verhuurder hem niet zomaar uit de woning zetten en heeft hij nog juridische mogelijkheden. Eiser moet zich voor schimmel en vocht tot de verhuurder wenden. Als de verhuurder niet/onvoldoende reageert op zijn verzoek tot herstel van de gebreken staat een procedure via de Huurcommissie en/of kantonrechter open. Eiser heeft deze juridische mogelijkheden onvoldoende benut. Omdat eiser niet voldoet aan de algemene voorwaarden voor urgentie, heeft het college niet getoetst aan de specifieke criteria van diverse urgentiecategorieën. Het college heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen. Volgens het college is de huidige woonruimte niet prettig (de kinderen hebben bijvoorbeeld geen ruimte om te bewegen en spelen), maar is het leefklimaat niet zo levensontwrichtend, dat het gezin binnen korte termijn moet verhuizen.
Voldoet eiser niet aan de algemene voorwaarde dat hij er alles aan heeft gedaan om zijn woonprobleem op te lossen?
6. Eiser stelt dat hij alles heeft gedaan wat in zijn macht ligt om tot een oplossing van zijn woonprobleem te komen. De verhuurder wil de woning verkopen, omdat hij niet over de financiële middelen beschikt om de woning te renoveren. Daarom kan van eiser niet verwacht worden dat hij een juridische procedure tegen de verhuurder start. Want zelfs als de verhuurder via de rechter wordt gedwongen de gebreken te herstellen zal dit niet gebeuren wegens financiële onmogelijkheid. Wijkteam [woonplaats] bevestigt dat eiser binnen zijn macht alles heeft gedaan wat hij kon om tot een oplossing te komen. Een urgentieverklaring is een laatste redmiddel om te voorkomen dat eiser met zijn gezin op straat komt te staan.
7. De rechtbank is van oordeel dat het college heeft kunnen stellen dat eiser er nog niet alles aan heeft gedaan om het woonprobleem op te lossen. Uit het dossier volgt dat eiser via whatsapp contact heeft gehad met de verhuurder over schimmel in de woning en dat hij zelf ook actie heeft ondernomen door de woning goed schoon te houden en te ventileren. Het college heeft echter kunnen tegenwerpen dat er nog mogelijkheden onbenut zijn gebleven, zoals het voeren van een procedure via de Huurcommissie en/of de kantonrechter om de verhuurder te bewegen de woning te renoveren. Dit te meer omdat uit het rapport van de GGD van 10 mei 2023 blijkt dat een deel van de oplossing van het vocht- en schimmelprobleem wellicht zit in het treffen van maatregelen door de verhuurder. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat het inschakelen van de Huurcommissie een laagdrempelige weg is om een verhuurder aan te spreken. Dat de verhuurder geen geld heeft om de woning te renoveren is niet onderbouwd. Daarnaast heeft eiser een huurovereenkomst en heeft hij huurbescherming. Het college mocht daarom van eiser verlangen dat hij via de Huurcommissie of de kantonrechter stappen onderneemt richting verhuurder. Omdat eiser dat nog niet heeft gedaan, heeft het college kunnen stellen dat eiser niet aantoonbaar voldoende heeft ondernomen om zijn woonprobleem op te lossen en daarmee niet voldoet aan de algemene voorwaarde in aanmerking te komen voor een woningurgentie als bedoeld in artikel 11, vierde lid, onder f, van de Huisvestingsverordening. In zoverre kan deze grond niet slagen.
Is de medische situatie aanleiding voor verlening van een urgentie?
8. Eiser voert gemotiveerd aan dat hij voldoet aan de criteria voor een medische urgentie als genoemd in artikel 11, tweede lid, onder c, van de Huisvestingsverordening.
9. Het college heeft hierover terecht gesteld dat zij niet toekomt aan een toets aan de criteria voor een medische urgentie, omdat eiser niet voldoet aan de algemene voorwaarde dat hij er alles aan heeft gedaan om tot een oplossing van zijn woonprobleem te komen. Dit volgt uit artikel 11, vierde lid, aanhef en onder f van de Huisvestingsverordening.
Is de hardheidsclausule van toepassing?
10. Eiser voert aan dat er sprake is van een medische noodsituatie en dat het college op grond van de hardheidsclausule urgentie had moeten verlenen. Er is een direct verband tussen de ziekte van eiser en zijn woonsituatie. Eiser heeft diabetes type 1 met nierschade en daarom is een hygiënische woonomgeving noodzakelijk. Ten eerste omdat hij onder hygiënische omstandigheden insuline moet spuiten en ten tweede omdat de onzekere woonsituatie stress met zich brengt wat zijn gezondheid verder zal schaden. Dit verband blijkt uit het advies van de GGD van 10 mei 2023 en uit medische informatie van de behandelend internist-endocrinoloog van het Amsterdam UMC van 5 mei 2023 en 18 juni 2021. Ook eisers dochter leidt sinds een jaar fysiek onder de woonsituatie. Dit blijkt uit het specialistenbericht van het [ziekenhuis] [woonplaats] van 4 maart 2022 en het huisartsenjournaal van 11 mei 2023. Eisers dochter heeft last van allergie waardoor zij moeite heeft met ademhalen. Dit wordt verergerd door de vochtproblemen in de woning, Hierdoor is het voor haar niet mogelijk uitgerust en fit op school te verschijnen. Dit blijkt uit de brief van 17 juli 2023 van de directeur van haar school. Het college schendt zijn zorgplicht door de aanvraag voor een urgentieverklaring af te wijzen. Het college gaat voorbij aan het directe verband tussen de ziekte van eiser, zijn dochter en hun woonsituatie.
11. De hardheidsclausule van artikel 27f van de Huisvestingsverordening bepaalt dat in gevallen, waarin strikte naleving van deze verordening tot onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, burgemeester en wethouders ten gunste van de woningzoekende kunnen afwijken van deze verordening. De rechtbank kan een beroep op de hardheidsclausule alleen terughoudend toetsen.
12. Het college stelt hierover dat eiser niet dakloos is. Volgens eisers behandelend internist-endocrinoloog bij het Amsterdam UMC reageren suikerwaarden slecht op stress en is een stabiele woonsituatie stressverlichtend en een hygiënische woonsituatie belangrijk. In reactie hierop stelt het college dat eiser een stabiele woonsituatie heeft, omdat hij een huurovereenkomst heeft voor onbepaalde tijd en omdat hij nog juridische mogelijkheden heeft de verhuurder te bewegen de woning vrij te maken van vocht en schimmel. Over de medische situatie van eisers dochter stelt het college dat zij in 2022 het ziekenhuis in klinisch goede conditie heeft verlaten. Het is volgens het college niet prettig in de woning, maar het is niet zodanig levensontwrichtend dat het gezin op korte termijn moet verhuizen. Er zijn ook overigens geen bijzondere omstandigheden.
13. De rechtbank is van oordeel dat het college hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd en onderzocht of de hardheidsclausule toegepast zou moeten worden.
In het dossier zijn sterke aanwijzingen dat er bij zowel eiser als zijn jonge dochter medische klachten zijn die samenhangen met de door de GGD in haar brief van 10 mei 2023 geconstateerde vocht- en schimmelproblemen in de woning. Uit de brief van de GGD blijkt dat klachten aan de luchtwegen kunnen ontstaan door schimmel of dat schimmel bestaande klachten kan verergeren. Uit de overgelegde medische informatie blijkt dat zowel eiser als zijn dochter allergische klachten aan de luchtwegen hebben. Uit de brief van het [ziekenhuis] van 4 maart 2022 blijkt dat de dochter van eiser opgenomen is geweest van 18 februari 2022 tot 26 februari 2022 wegens een bacteriële longontsteking. Uit de uitdraai van het huisartsenjournaal van 11 mei 2023 blijkt dat zowel eiser als zijn dochter allergische rhinitis hebben en daardoor klachten hebben aan de luchtwegen. De klachten bij vader spelen al sinds hij in 2017 in de woning trok zoals blijkt uit de uitdraai van het huisartsenjournaal van 4 mei 2023.
13.1
Uit deze stukken volgt dat het college beschikte over informatie waaruit een relatie tussen vocht- en schimmelproblemen enerzijds en gezondheid anderzijds lijkt te bestaan. De overgelegde huisartsenbrief van 15 november 2023 en de brief van de directeur van de basisschool van eisers kinderen onderstrepen het verband verder. Uit de huisartsenbrief blijkt namelijk dat er bij eisers dochter wederom sprake lijkt te zijn van een bacteriële longontsteking, die deze keer bestreden wordt met antibiotica en Ventolin (luchtwegverwijder). De directeur van de basisschool van eisers kinderen schrijft in zijn brief dat eisers dochter last heeft van allergieën en vanwege vermoeidheid geen energie lijkt te hebben om haar schoolwerk te doen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college gelet op de beschikbare medische informatie en de brief van de GGD op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel aanleiding had moeten zien om medisch onderzoek te laten verrichten om concreet inzicht te krijgen in de relatie tussen de vochtige en schimmelige woning enerzijds en de gezondheid van de bewoners anderzijds. Ook omdat niet is gebleken dat het college de medische expertise heeft om de medische stukken op waarde te schatten. En juist ook in het kader van de hardheidsclausule, omdat als mocht blijken dat eiser en zijn dochter ziek worden van de schimmelproblemen in de woning en de dochter wellicht een leerachterstand oploopt er sprake zou kunnen zijn van een dusdanig ernstige en bijzondere situatie en bijzondere hardheid dat afwijking van de verordening geboden is.
Het college benadrukte op de zitting dat zij voor haar besluit juist af is gegaan op het advies van de GGD. Het college ziet daarbij echter over het hoofd dat de GGD de woning weliswaar heeft bekeken, maar dat niet is gekeken wat de problemen in de woning doen met de gezondheid van eiser en zijn dochter. Hierbij vindt de rechtbank ook nog van belang, dat maatregelen aan de woning wellicht vocht- en schimmelproblemen kunnen verminderen, maar dat de GGD ook constateert dat er te veel mensen wonen in één woning, waardoor er meer vocht wordt geproduceerd dan er wordt afgevoerd.
13.2
Eiser heeft ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel. Het college maakt door te toetsen aan de hardheidsclausule een belangenafweging, dus daar toetst het college de evenredigheid. De toets aan de hardheidsclausule houdt immers in of de nadelige gevolgen van de weigering van een urgentieverklaring niet onevenredig zijn (een onbillijkheid van overwegende aard zijn) met het doel dat het besluit beoogt te dienen, namelijk een goede en evenredige verdeling van schaarse woonruimte. De conclusie van de rechtbank dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd en onderzocht of de hardheidsclausule toegepast zou moeten worden, geldt in zoverre ook voor de evenredigheid van de weigering een urgentieverklaring te verlenen.
13.3
Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

14. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Omdat het college het beroep op de hardheidsclausule nader dient te onderzoeken en het college een ruime beoordelingsvrijheid heeft ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat de rechtbank anders te ver in die beoordelingsbevoegdheid zou treden. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat volgens de rechtbank in dit geval geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen gelet op het nadere medische onderzoek dat wellicht zal volgen. Het college moet daarom een nieuw besluit nemen met in achtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 11 juli 2023;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.