In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2012. De Belastingdienst heeft in een besluit van 16 maart 2022 een lichte toets uitgevoerd voor de jaren 2010 en 2011, waarin eiseres kinderopvangtoeslag ontving. De conclusie was dat er geen reden was om eiseres een bedrag van € 30.000,- te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 20 juli 2023. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld, dat op 12 maart 2024 door de rechtbank is behandeld. Eiseres was niet verschenen, maar de Belastingdienst was vertegenwoordigd door een gemachtigde.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld in het kader van de hersteloperatie toeslagen, die is ingesteld vanwege de toeslagenaffaire. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de dupe is geworden van fouten van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres benadeeld is door de toekenning en beëindiging van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op de compensatie van € 30.000,- zoals bedoeld in de Catshuisregeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde tegemoetkoming en het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg op 17 mei 2024.