ECLI:NL:RBMNE:2024:3192

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
UTR 23/3250
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling kinderopvangtoeslag en de Catshuisregeling

In deze zaak heeft eiseres een verzoek ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen voor een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2009 tot en met 2012. De Belastingdienst heeft in een besluit van 16 maart 2022 een lichte toets uitgevoerd voor de jaren 2010 en 2011, waarin eiseres kinderopvangtoeslag ontving. De conclusie was dat er geen reden was om eiseres een bedrag van € 30.000,- te betalen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in een besluit van 20 juli 2023. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld, dat op 12 maart 2024 door de rechtbank is behandeld. Eiseres was niet verschenen, maar de Belastingdienst was vertegenwoordigd door een gemachtigde.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld in het kader van de hersteloperatie toeslagen, die is ingesteld vanwege de toeslagenaffaire. Eiseres heeft aangevoerd dat zij de dupe is geworden van fouten van de Belastingdienst, maar de rechtbank oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat eiseres benadeeld is door de toekenning en beëindiging van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht heeft op de compensatie van € 30.000,- zoals bedoeld in de Catshuisregeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde tegemoetkoming en het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door rechter J.J. Catsburg op 17 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3250

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ).

Inleiding

Eiseres heeft bij verweerder een verzoek ingediend om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over 2009, 2010, 2011 en 2012.
Verweerder heeft in het besluit van 16 maart 2022 een zogenoemde lichte toets uitgevoerd over de jaren 2010 en 2011. Dit zijn de jaren waarin eiseres kinderopvangtoeslag kreeg. Verweerder heeft geconcludeerd dat er nu nog geen reden is om aan eiseres € 30.000,- te betalen.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt en is gehoord. Met het bestreden besluit van 20 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 12 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres is zonder bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De hersteloperatie toeslagen

1. Vanwege de zogenoemde toeslagenaffaire zijn verschillende herstelregelingen tot stand gekomen om gedupeerde ouders te compenseren voor fouten die zijn gemaakt bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De compensatie en tegemoetkoming worden door de Belastingdienst/Toeslagen toegekend. Het herstelproces wordt uitgevoerd door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), namens de Dienst Toeslagen.
2. De procedure bij de herstelregelingen houdt in dat een gedupeerde ouder zich meldt bij de UHT. Na de aanmelding doet de UHT de eerste (lichte) toets. In deze eerste toets wordt beoordeeld of iemand recht heeft op de € 30.000,- van de Catshuisregeling. Daarbij wordt bekeken of iemand aan de voorwaarden voor kinderopvangtoeslag voldoet en of diegene ooit onterecht kinderopvangtoeslag moest terugbetalen of dat de kinderopvangtoeslag onterecht is stopgezet.
3. Na deze eerste toets kan in de integrale beoordeling worden bekeken of iemand recht heeft op een vergoeding op basis van de Compensatieregeling. Een toegekende vergoeding op basis van de Catshuisregeling hoeft daarbij in ieder geval niet te worden terugbetaald. Als ouders vinden dat hun schade met de uitkomst van de integrale beoordeling niet volledig is vergoed, dan kunnen zij nog een verzoek om aanvullende compensatie doen.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt in deze zaak de beslissing van verweerder dat eiseres op grond van de eerste lichte toets (nog) geen recht heeft op een forfaitair bedrag van
€ 30.000,- als bedoeld de Catshuisregeling. Zij doet dit aan de hand van de door eiseres aangevoerde beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Verweerder is op goede gronden tot het oordeel gekomen dat de wijzigingen in de toegekende kinderopvangtoeslag voor de jaren 2010 en 2011 (vooralsnog) op het eerste gezicht zijn te verklaren en dat de bezwaargronden dit niet anders maken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is eiseres ontvankelijk in haar beroep?
6. Verweerder heeft in zijn verweerschrift gesteld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat concrete beroepsgronden ontbreken. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Eiseres heeft in haar beroepschrift aangevoerd dat zij het niet eens is met het besluit van verweerder. Verweerder heeft een fout gemaakt waarvan zij de dupe is geworden. Omdat eiseres geen bankafschriften ouder dan 7 jaar kan verkrijgen, kan zij dit niet onderbouwen. De rechtbank ziet hierin voldoende concrete beroepsgronden.
Was er voor verweerder aanleiding voor het toekennen van een bedrag van € 30.000,-?
7. De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een vergoeding op grond van de Catshuisregeling staan (inmiddels) in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). In artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wht is bepaald dat compensatie wordt toegekend aan de aanvrager die schade heeft geleden doordat ten aanzien van hem of haar voor 23 oktober 2019 bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van Toeslagen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als iemand onterecht kinderopvangtoeslag heeft moeten terugbetalen of de kinderopvangtoeslag onterecht is stopgezet. In artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wht is bepaald dat compensatie wordt toegekend aan de aanvrager die schade heeft geleden doordat – kort gezegd – uitvoering van de Wet kinderopvang heeft geleid tot onbillijkheden van overwegende aard.
8. Eiseres heeft kinderopvangtoeslag aangevraagd voor de jaren 2010 en 2011. Zij heeft een voorschot kinderopvangtoeslag over 2010 ontvangen van € 7.623,- Verweerder heeft het definitieve recht op kinderopvangtoeslag voor 2011 vastgesteld op € 7.659,-. Over dit jaar is de kinderopvangtoeslag dus niet stopgezet en ook zijn er geen bedragen teruggevorderd. Voor het jaar 2011 heeft verweerder een voorschotbedrag vastgesteld van
€ 7.502,-. Na berichten van eiseres om de kinderopvangtoeslag stop te zetten met ingang van 1 maart 2011, heeft verweerder het recht op kinderopvangtoeslag opnieuw berekend en vastgesteld op € 1.250,- voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 28 februari 2011. Verweerder heeft nadien geen kinderopvangtoeslag meer toegekend en/of uitbetaald. Verweerder heeft ook geen kinderopvangtoeslag teruggevorderd.
9. Eiseres bestrijdt dat zij de kinderopvangtoeslag zelf heeft stopgezet. De rechtbank vindt die stelling niet aannemelijk op grond van de in het dossier beschikbare informatie. Daaruit blijkt namelijk dat eiseres op 27 februari 2011 telefonisch de kinderopvangtoeslag heeft stopgezet en op 1 maart 2011 elektronisch de kinderopvangtoeslag heeft stopgezet. Ook vindt de rechtbank hierbij van belang dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 21 januari 2014 waarin het recht op kinderopvangtoeslag over 2011 definitief is vastgesteld.
10. Eiseres schrijft dat zij de dupe geworden is van een fout van de belastingdienst. Zij is daardoor in de schulden gekomen en van haar echtgenoot gescheiden. Zij schrijft ook dat ze geen bewijsstukken van ouder dan 7 jaar kan krijgen. In reactie op deze stelling is de rechtbank van oordeel dat de gedingstukken in ieder geval geen aanwijzing bevat dat eiseres door het toekennen van kinderopvangtoeslag over de jaren 2010 en 2011 en door het beëindigen van die toeslag op eigen verzoek in 2011 door verweerder is benadeeld. Er is over die jaren geen kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Eiseres heeft daarom niet duidelijk gemaakt welke fout door verweerder gemaakt zou zijn.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onder voornoemde omstandigheden in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat vooralsnog niet is gebleken van institutionele vooringenomenheid bij de behandeling van het dossier van eiseres en ook niet van een onevenredige uitvoering van de wet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op een tegemoetkoming van € 30.000,-. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.