ECLI:NL:RBMNE:2024:3188

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10769825
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuurbedrag met geschil over non-conformiteit van geleverd tapijt

In deze zaak vordert eiseres, een V.O.F., betaling van een factuurbedrag van € 2.500,- van gedaagde, die stelt dat het geleverde tapijt non-conform is. Gedaagde heeft het tapijt op 26 januari 2023 ontvangen, maar heeft klachten geuit over een beige gloed die het tapijt vertoont. Eiseres betwist de non-conformiteit en stelt dat het tapijt conform de overeenkomst is geleverd. De kantonrechter heeft op 11 april 2024 een mondelinge behandeling gehouden, waarna op 15 mei 2024 het vonnis is uitgesproken.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet kan volstaan met enkel niet betalen bij een beroep op non-conformiteit. Gedaagde heeft geen andere rechtsmiddelen ingeroepen, zoals opschorting of ontbinding van de overeenkomst. De kantonrechter concludeert dat eiseres heeft voldaan aan haar informatieverplichting door gedaagde een staal van het tapijt te geven, waardoor gedaagde de eigenschappen van het tapijt had kunnen beoordelen. De kantonrechter stelt vast dat er geen sprake is van non-conformiteit, omdat het tapijt voldoet aan de verwachtingen die gedaagde op basis van de overeenkomst mocht hebben. De vordering van eiseres wordt toegewezen, en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10769825 \ UC EXPL 23-7317
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eisende partij] V.O.F.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
gemachtigde: mr. R.H. van Rappard,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 oktober 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord van 2 januari 2024, met producties.
1.2.
De mondelinge behandeling was op 11 april 2024. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft hier aantekeningen van gemaakt.
1.3.
Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

Wat is er gebeurd?
2.1.
Op 6 januari 2023 bezocht [gedaagde] de showroom van [eisende partij] . Ter plaatse koos [gedaagde] acht stalen uit, die zij daarna mee naar huis nam om met haar dochter te bekijken en hier vervolgens een keuze uit te maken.
2.2.
[gedaagde] is op 13 januari 2023 teruggegaan naar de showroom en gaf daar aan dat zij een tapijt wilde van de staal die zij had gemarkeerd. In de showroom is de koopovereenkomst gesloten en het tapijt is op 26 januari 2023 bij [gedaagde] thuis gelegd door [eisende partij] .
2.3.
Kort daarop heeft [gedaagde] bij [eisende partij] de klacht geuit dat het tapijt een beige gloed vertoonde. Een medewerker van [eisende partij] is daarom begin februari bij [gedaagde] thuis langs geweest om het tapijt te bekijken. Hij heeft daarna contact opgenomen met de leverancier van het tapijt.
2.4.
[eisende partij] heeft op 22 april 2023 een factuur verstuurd aan [gedaagde] , deze heeft zij niet betaald.
2.5.
[eisende partij] heeft het tapijt naderhand uit haar collectie gehaald.
De standpunten van partijen
[eisende partij]
2.6.
[eisende partij] stelt, samengevat, dat zij conform overeenkomst een tapijt heeft geleverd en [gedaagde] daarom het factuurbedrag van € 2.500,- aan haar moet betalen.
2.6.1.
Volgens [eisende partij] is het door [gedaagde] gekozen tapijt gemaakt van glanzend garen dat licht reflecteert. De ‘vleug’ die dat geeft is geen oneffenheid in het tapijt, maar de reflectie van meubels, verlichting of andere inrichting van [gedaagde] , aldus [eisende partij] . Zij voegt daaraan toe dat zowel op de staal als op het bij [gedaagde] gelegde tapijt dit effect te zien is.
2.6.2.
Over het contact met de leverancier heeft [eisende partij] uitgelegd dat dit haar standaardprocedure is wanneer een klant klachten heeft over een tapijt en dat dit niet moet worden gezien als een erkenning van de aangevoerde non-conformiteit. Dat [eisende partij] het tapijt uit haar collectie heeft gehaald, staat hier los van en kan volgens haar evenmin worden gezien als een erkenning van de aangevoerde non-conformiteit. [eisende partij] heeft ter zitting opgemerkt dat dit een uitstekende kwaliteit tapijt is en dat dit zelfs in de Tweede Kamer is gelegd.
[gedaagde]
2.7.
[gedaagde] stelt dat sprake is van een non-conform tapijt en vindt dat zij daarom niets aan [eisende partij] hoeft te betalen. Volgens [gedaagde] zijn de (reflecterende) eigenschappen van het tapijt door [eisende partij] nooit met haar besproken, anders had zij het tapijt niet gekocht.
2.7.1.
In het verlengde daarvan beargumenteert [gedaagde] dat [eisende partij] tijdens het huisbezoek bevestigde dat de beige ‘verkleuringen’ niet in het tapijt horen en dat [eisende partij] hierover contact op zou nemen met de leverancier.
2.7.2.
Volgens [gedaagde] moet het contact met de leverancier in samenhang met het feit dat [eisende partij] het tapijt niet meer verkoopt wél worden gezien als een erkenning van de non-conformiteit van het tapijt.
De beoordeling van de kantonrechter
Enkel niet betalen is geen optie
2.8.
De kantonrechter merkt allereerst op dat enkel niet betalen geen optie is bij een beroep op non-conformiteit. (De gemachtigde van) [gedaagde] heeft nagelaten om de consequenties die het contractenrecht haar biedt te verbinden aan dit beroep. Hij heeft bijvoorbeeld geen beroep gedaan op opschorting, correcte nakoming, vervanging of ontbinding van de overeenkomst. Daarnaast heeft (de gemachtigde van) [gedaagde] geen vordering in reconventie ingesteld.
2.8.1.
Alleen al hierom kan het verweer van [gedaagde] niet het door haar gewenste gevolg met zich meebrengen en moet de vordering worden toegewezen.
Geen sprake van non-conformiteit
2.9.
Ten behoeve van partijen zal de kantonrechter ondanks het voorgaande ook nog ingaan op de inhoud van het geschil. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van non-conformiteit. Dit zal hieronder worden toegelicht.
2.10.
[eisende partij] heeft voldaan aan de verplichting die zij tegenover [gedaagde] heeft om haar te informeren over de voornaamste kenmerken van het tapijt (artikel 6:230l sub a van het Burgerlijk Wetboek, hierna ‘BW’), door [gedaagde] een staal van dit tapijt - tezamen met zeven andere stalen - mee naar huis te geven. Dit gaf [gedaagde] de mogelijkheid om de stalen samen met haar dochter in haar eigen huis neer te leggen, te bekijken en een keuze te maken, zodat ze op voorhand wist wat ze kocht. [gedaagde] heeft verder zowel vóór als na het maken van haar keuze niet om advies gevraagd aan [eisende partij] . Omdat [eisende partij] blijkens het genoemde wetsartikel alleen informatie hoefde te verstrekken die niet reeds duidelijk uit de context bleek, hoefde zij uit zichzelf niet expliciet te wijzen op het lichtreflecterende effect van het tapijt, dat [gedaagde] immers zelf aan de hand van de gekozen staal kon zien.
2.11.
Het tapijt zou niet aan de overeenkomst voldoen als dit, mede gelet op de aard van het tapijt en de mededelingen die [eisende partij] hierover heeft gedaan, niet de eigenschappen zou bezitten die [gedaagde] op basis van de overeenkomst mocht verwachten (artikel 7:17 lid 1 BW). Omdat aan [gedaagde] een staal is verstrekt moet het tapijt daarmee overeenstemmen (artikel 7:17 lid 4 BW) en over dezelfde kwaliteit beschikken en beantwoorden aan de beschrijving van de staal (artikel 7:18 lid 2 sub b BW).
2.12.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] de staal meegenomen van het tapijt dat zij heeft gekozen en heeft [eisende partij] een stuk van het tapijt meegenomen dat bij [gedaagde] is gelegd. De kantonrechter heeft de staal en het stuk tapijt tijdens de zitting met elkaar vergeleken en geconstateerd dat, wanneer over de betreffende staal wordt gewreven, deze dezelfde ‘vleug’ heeft, met een lichtreflecterend effect, als het tapijt dat bij [gedaagde] is gelegd.
2.13.
Dat [gedaagde] het effect dat hoort bij dit tapijt achteraf gezien niet mooi vindt, maakt niet dat het tapijt objectief gezien ook niet is wat zij daarvan mocht verwachten, en dat brengt dus niet met zich mee dat sprake is van non-conformiteit.
2.14.
In tegenstelling tot wat de gemachtigde van [gedaagde] heeft aangevoerd, maakt de enkele omstandigheid dat [eisende partij] naar aanleiding van de klachten van [gedaagde] uit service contact op heeft genomen met de leverancier en het tapijt uit haar collectie heeft gehaald, dit niet anders. Al was het maar omdat [eisende partij] heeft uitgelegd dat geen sprake is van verkleuringen die niet zouden horen.
2.15.
De door [eisende partij] gevorderde hoofdsom, vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente, wordt dus toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.16.
De kantonrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
[gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten
2.17.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,55
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2,00 punten × € 238,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.208,55
2.18.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 2.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 8 mei 2023, tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.208,55, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.