ECLI:NL:RBMNE:2024:3187

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/2028
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen sluiting van woning wegens drugsvondst en de impact op minderjarige kinderen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 17 mei 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoeker, een huurder uit Almere, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om zijn woning te sluiten vanwege de vondst van 999 gram cocaïne. De voorzieningenrechter oordeelt dat de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoeker en zijn gezin, dat uit vier minderjarige kinderen bestaat, onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting. De burgemeester had de woning gesloten op basis van de Opiumwet, maar de voorzieningenrechter stelt vast dat er onvoldoende bewijs is dat de woning daadwerkelijk betrokken is bij drugshandel of dat er een verhoogd risico voor de openbare orde bestaat. De voorzieningenrechter benadrukt het belang van stabiliteit voor de minderjarige kinderen en wijst erop dat verzoeker en zijn gezin geen alternatieve woonruimte hebben. De burgemeester heeft onvoldoende rekening gehouden met de impact van de sluiting op de kinderen en de noodzaak om het gezin bij elkaar te houden. De voorzieningenrechter schorst het besluit van de burgemeester en bepaalt dat de woning voorlopig niet gesloten mag worden. Tevens wordt de burgemeester veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2028

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J.R. Roethof),
en

de burgemeester van de gemeente Almere

(gemachtigden: mr. A. van Rossem en mr. J.C. Haan).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [verhuurder] uit [vestigingsplaats] (verhuurder).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van 12 maart 2024 van de burgemeester om de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] (de woning) per 27 maart 2024 voor een periode van drie maanden te sluiten.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting en heeft de voorzieningenrechter gevraagd het besluit te schorsen in afwachting van de behandeling van het bezwaar. De burgemeester heeft ermee ingestemd dat de woning niet gesloten wordt tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 26 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn partner, [partner] , zijn gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester. Verder is verschenen [toezichthouder] , toezichthouder bij gemeente Almere.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Aanleiding voor de sluiting
2. Uit de bestuurlijke rapportages van 3 januari 2024 en 9 februari 2024 blijkt het volgende. De politie is een opsporingsonderzoek gestart naar zware explosies in [woonplaats] , die samenhangen met een conflict in het zware criminele circuit. In de nacht van 17 december 2023 is een explosie geweest aan de [adres 2] in [woonplaats] . Op 18 december 2023 heeft een wijkagent verzoeker en zijn partner daar aangetroffen. Verzoeker en zijn partner hebben verklaard dat zij op zoek waren naar een telefoon van een vriend van hun 17-jarige zoon. De wijkagent heeft gezien dat verzoeker een telefoon uit de bosjes heeft gehaald. Zowel de 17-jarige zoon als zijn vriend zijn toen aangehouden als verdachten voor de explosie aan de [adres 2] .
3. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt verder dat de politie op 20 december 2023 de woning van verzoeker heeft doorzocht en in een kast onder de trap een blok van 999 gram, naar later bleek, pure cocaïne heeft aangetroffen. De cocaïne zat in een rugzak die bovenop spullen lag en de deur van de kast was open. De 17-jarige zoon is over de cocaïne gehoord en zijn mobiele telefoon en de cocaïne zijn in beslaggenomen. De zoon is niet bekend bij de politie. Vermeld is verder dat de inwonende meerderjarige zoon is de linken aan een motorclub en dat zijn biologische vader (ook de biologische vader van de 17-jarige zoon) lid is van een motorclub, waarvan bekend is dat hun leden in de drugshandel zitten.
4. De burgemeester heeft naar aanleiding van de informatie in de bestuurlijke rapportages besloten om de woning voor drie maanden te sluiten vanwege overtreding van de Opiumwet. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij, zijn partner en hun vier kinderen voorlopig in de woning kunnen blijven wonen.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. Er is 999 gram cocaïne aangetroffen in de woning. Dat is een handelshoeveelheid harddrugs. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat de drugs niet bestemd waren voor handel. Anders dan verzoeker stelt, hoeft de burgemeester – als er sprake is van een handelshoeveelheid drugs – niet aannemelijk te maken dat er sprake is van druggerelateerde overlast of dealen vanuit de woning. Daarnaast is voor de vraag of de bevoegdheid tot sluiting bestaat niet relevant dat verzoeker niet als verdachte is aangemerkt. Voor zover verzoeker daarmee bedoelt te zeggen dat hem geen verwijt treft, is dat iets dat enkel een rol kan spelen in het kader van de vraag of de burgemeester ook van de bevoegdheid tot sluiting gebruik mocht maken.
Mocht de burgemeester van de bevoegdheid tot sluiting gebruik maken?
6. Verzoeker voert aan dat de noodzaak om de woning te sluiten ontbreekt. Vanuit de woning zijn geen drugs verkocht of verhandeld. Volgens verzoeker is er geen direct gevaar of vrees voor represailles, omdat er geen geweldsdelicten hebben plaatsgevonden.
De voorlopige hechtenis van hun 17-jarige zoon is al vroeg geschorst en uit het rapport van 22 december 2023 van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) blijkt dat hij alleen wordt verdacht van betrokkenheid bij de explosie op 17 december 2023. Zijn biologische vader maakt geen deel uit van het gezin van de kinderen en heeft ook geen omgangsregeling. Daarbij zal door het tijdsverloop het signaal dat de burgemeester met een zichtbare sluiting stelt te beogen, niet meer aanwezig zijn.
7. Verzoeker voert verder aan dat de sluiting ook niet evenwichtig is. Verzoeker is geen verdachte en was ook niet op de hoogte van de drugs, zodat hem van de overtreding geen verwijt kan worden gemaakt. Verzoeker woont al 13 jaar in zijn woning en heeft een blanco strafblad. Door sluiting van de woning zal verzoeker en zijn gezin met drie minderjarige kinderen op straat komen te staan en zal hij hen geen stabiele woonomgeving meer kunnen bieden. Hun minderjarige dochter zit in 3 Havo en zij ervaart stress en onzekerheid door de situatie. Voor hun 17-jarige zoon geldt dat hij een bijzondere binding heeft met de woning vanwege de avondklok en de andere bijzondere voorwaarden die aan hem is opgelegd. Bij sluiting van de woning bestaat de kans dat de schorsing van zijn voorlopige hechtenis wordt opgeheven, waardoor zijn persoonlijke ontwikkeling achteruit zal gaan en het strakke school-, sport- en huisrooster niet zal kunnen worden nageleefd. Ook de partner van verzoeker heeft een bijzondere binding met de woning, omdat zij voor haar werk als jeugdzorgwerker vanwege de veiligheid geen cliënten in haar buurt kan bijstaan. Daarbij is het volgens verzoeker onmogelijk om voor zijn gezin van vier kinderen vervangende woonruimte te vinden en is het niet in het belang van minderjarige kinderen om van hun ouders te worden gescheiden.
8. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat gelet op de aangetroffen grote hoeveelheid cocaïne en de betrokkenheid van de zoon bij het conflict waarbij meerdere explosies hebben plaatsgevonden in [woonplaats] , aannemelijk is dat de woning bekend is in het (zware) criminele circuit. Volgens de burgemeester bestaat naar inschatting van de politie nog steeds een risico voor de veiligheid van de bewoners, omwonenden en toevallige passanten in de omgeving van de adressen, die verband houden met het opsporingsonderzoek en dus voor de woning van verzoeker. Hierdoor wordt de openbare orde en veiligheid rondom de woning ernstig verstoord. Daarbij weegt de burgmeester mee dat de aanwezigheid van de cocaïne in de woning verzoeker, gelet op zijn verantwoordelijkheid als huurder, kan worden verweten. Verzoeker had meer toezicht moeten houden op de zoon en op wat er in zijn woning gebeurde. Volgens de burgemeester hebben verzoeker en zijn gezin geen bijzondere binding met de woning. De aanwezigheid van minderjarige kinderen levert op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van sluiting van de woning zou moeten afzien.
9. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de bevoegdheid tot sluiting op grond van de Opiumwet een discretionaire bevoegdheid is. Dat betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij zijn besluit om deze bevoegdheid te gebruiken. Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. In dit geval houdt de toets aan deze bepaling in dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld. [1]
10. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de nadelige gevolgen van de sluiting voor verzoeker en zijn gezin onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de sluiting. De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij het belang van de burgemeester bij de sluiting ziet. Er is een groot blok pure cocaïne aangetroffen. Dit is zeer ernstig en de burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook nu er geen overlast of feitelijke drugshandel vanuit de woning is geconstateerd. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat de woning volgens de burgemeester in een kwetsbare buurt ligt. In die zin ziet de voorzieningenrechter de noodzaak voor een sluiting in. Tegelijkertijd moet het wel gaan om een sluiting die noodzakelijk is
ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De voorzieningenrechter begrijpt dat er bij de aanwezigheid van een grote hoeveelheid cocaïne een kans bestaat op represailles of ripdeals, maar de voorzieningenrechter vindt tegelijkertijd relevant dat er op dit moment geen informatie beschikbaar is over de herkomst van de cocaïne en/of een concrete betrokkenheid van de woning in het (zware) criminele circuit. Uit de bestuurlijke rapportages blijkt ook niet dat en waarom er sprake is van een concreet verhoogd risico voor de veiligheid van de bewoners, omwonenden en toevallige passanten in de omgeving van de woning. Dat de minderjarige zoon van verzoeker wordt verdacht van betrokkenheid bij een explosie op een ander adres in de gemeente, is onvoldoende om aan te nemen dat het woon- en leefklimaat bij de woning bescherming behoeft en/of dat er sprake is van een openbare ordeverstoring bij de woning die moet worden hersteld. Daarbij weegt de voorzieningenrechter mee dat de burgemeester onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een risico op recidive, nu de gezinsleden geen strafblad hebben en er geen concrete aanknopingspunten voor een dergelijk risico door de burgemeester zijn genoemd. Tot slot heeft de burgemeester benadrukt dat de sluiting een belangrijke signaalfunctie heeft, maar heeft hij niet duidelijk kunnen maken welk signaal hij met de sluiting van de woning wil afgeven, ook gelet op het tijdsverloop sinds de doorzoeking in december 2023. Dat alles maakt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het door de burgemeester beoogde doel om de woning te sluiten, niet in verhouding staat tot de nadelige gevolgen van de sluiting.
11. De voorzieningenrechter stelt namelijk vast dat sluiting van de woning voor verzoeker en zijn gezin met vier kinderen, grote gevolgen heeft. Hoewel de burgemeester de aanwezigheid van de drugs in de woning terecht aan verzoeker heeft verweten - de drugs lagen in een open kast en verzoeker is als hoofdbewoner en als ouder verantwoordelijk voor wat er zich in de woning afspeelt - is de voorzieningenrechter van oordeel dat de sluiting een grote impact heeft op alle gezinsleden en vooral op de minderjarige kinderen en dan met name op de 17-jarige zoon. Voor hem kan, gelet op zijn kwetsbare omstandigheden, sluiting van de woning tot gevolg hebben dat gemaakte afspraken voor zijn school- en sportactiviteiten worden doorbroken. Uit het rapport van de Raad blijkt dat deze heeft geadviseerd om de voorlopige hechtenis van de zoon te schorsen onder de bijzondere voorwaarde dat hij zich houdt aan het huisarrest (een avondklok), zolang de jeugdreclassering dat nodig acht en waarbij rekening wordt gehouden met school en de sportactiviteiten, die voor de zoon van belang zijn om zijn energie en zijn daaruit voorkomend gedrag te kunnen reguleren. Deze door de Raad aangedragen beschermende maatregelen zien er op toe dat herhaling van strafbaar gedrag wordt voorkomen. Op zitting heeft zijn moeder bevestigd dat de avondklok voor haar zoon nog steeds van kracht is en dat zij en verzoeker erop toezien dat de met haar zoon gemaakte afspraken voor zijn school en sportactiviteiten worden nageleefd. Sluiting van de woning zal die gemaakte afspraken en daarmee de regelmaat voor de zoon verstoren, terwijl dat juist nu van zeer groot belang is. De burgemeester heeft dat niet kenbaar meegewogen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter erop dat stabiliteit in het gezin nodig is voor (in ieder geval) de 17-jarige zoon. Die kan niet worden bereikt als het gezin op verschillende plekken moet wonen. Verzoeker heeft namelijk gesteld dat er in de regio voor een gezin met zes personen geen opvangmogelijkheden zijn bij familie of vrienden en dat zonder succes is gezocht naar andere woonruimte. De burgemeester heeft deze stellingen niet of onvoldoende weersproken. Tijdens de zitting heeft de burgemeester verklaard dat er vanuit de gemeente niet is gezocht naar opvang voor verzoeker en zijn gezin, maar dat zij voor opvang kunnen worden verwezen naar het Wijkteam. Daarmee heeft de burgemeester met de belangen van de (minderjarige) kinderen en het bij elkaar houden van het gezin, onvoldoende concreet rekening gehouden. Het standpunt van verweerder dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de sluiting gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de sluiting te dienen doelen, is dan ook onvoldoende gemotiveerd.
12. Onder deze omstandigheden vindt de voorzieningenrechter het onwenselijk dat de woning wordt gesloten, zonder dat voor verzoeker en zijn gezin vervangende woonruimte is gevonden. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter weegt dit zwaarder dan de door de burgemeester gestelde belangen. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen door het bestreden besluit te schorsen.

Conclusie en gevolgen

13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar. Dat betekent dat de burgemeester de woning vooralsnog niet mag sluiten.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Verzoeker krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Mollerus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
de voorzieningenrechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2614.