ECLI:NL:RBMNE:2024:3183

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/16/569267 / JL RK 24-74
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 maart 2024 een beschikking gegeven over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, als gecertificeerde instelling, heeft verzocht om de machtiging te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, omdat het gezinsonderzoek nog niet was afgerond. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, hebben hun bezwaren geuit tegen de uithuisplaatsing, maar erkenden dat een thuisplaatsing op dat moment niet mogelijk was vanwege het ontbreken van de juiste hulpverlening.

De rechtbank heeft de procedure beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op dezelfde dag heeft plaatsgevonden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel in een jeugdhulpaccommodatie verblijven en dat er eerder een machtiging tot uithuisplaatsing was verleend, die op 19 maart 2024 zou aflopen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, maar slechts voor een korte periode van drie maanden. Dit biedt de mogelijkheid om de voortgang van de hulpverlening en het gezinsonderzoek te monitoren.

De rechtbank heeft de beslissing mondeling gegeven en op schrift gesteld, met de instructie dat de GI uiterlijk twee weken voor de volgende zitting, die voor 14 juni 2024 gepland staat, moet rapporteren over de stand van zaken. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/569267 / JL RK 24-74
Datum uitspraak: 14 maart 2024
Beschikking over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de gecertificeerde instelling,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. R. Shahbazi.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 januari 2024;
- het verweerschrift van de vader (met bijlagen), ontvangen op 12 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
14 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat (advocaat digitaal aanwezig);
- de moeder;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] namens de GI.
1.3.
De rechtbank heeft [minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft hierover een brief gestuurd. Deze brief heeft de kinderrechter echter pas na de zitting bereikt en is bij de beslissing niet meegenomen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een accommodatie jeugdhulpaanbieder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft op 19 september 2023 bij mondelinge uitspraak [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 19 september 2024. De kinderrechter heeft toen tevens een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 19 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met de uithuisplaatsing, maar vindt dat een thuisplaatsing op dit moment ook niet mogelijk is, omdat de juiste hulpverlening nog niet is ingezet. De vader is het ook niet eens met de verlenging van de uithuisplaatsing. Hij vindt dat de kinderen bij hem kunnen wonen en dat er in zijn thuissituatie intensieve hulpverlening ingezet dient te worden. Beide ouders geven aan dat zij vinden dat er de afgelopen periode binnen de uithuisplaatsing van de kinderen te weinig is gebeurd. Het gezinsonderzoek bij de vader is nog niet gestart, terwijl dit in maart zou beginnen. Daarnaast ontvangt [minderjarige 2] sinds kort wel PMT, maar is er voor [minderjarige 1] nog geen behandeling gestart en is ook nog niet duidelijk welke behandeling zij zal ontvangen. De ouders willen graag duidelijkheid over het toekomstperspectief en het vervolg van het traject. Ook willen beide ouders meer omgang met de kinderen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de rechtbank van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter vindt het op dit moment te vroeg voor een thuisplaatsing bij een van de ouders. Het lijkt de afgelopen periode iets beter te gaan met de kinderen, maar beide kinderen dienen eerst nog hulpverlening gericht op traumaverwerking te ontvangen voordat er gekeken kan worden naar de volgende stap. Ook dient er een gezinsonderzoek plaats te vinden, om te kijken of een thuisplaatsing mogelijk is. De kinderrechter begrijpt dat de ouders vinden dat de behandeling van de kinderen en het gezinsonderzoek lang op zich laten wachten. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat op korte termijn duidelijk wordt welke hulpverleningstrajecten voor de kinderen ingezet gaan worden en dat daarmee ook daadwerkelijk gestart wordt. Ook dient het gezinsonderzoek bij de vader zo snel mogelijk te starten, zodat er duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van de kinderen. Omdat de kinderrechter van oordeel is dat er snel actie ondernomen dient te worden door de GI, zal de kinderrechter de uithuisplaatsing enkel voor een korte periode van drie maanden verlengen. Op die manier kan de kinderrechter monitoren wat er de komende drie maanden onder-nomen is en hoe de situatie er dan voor staat.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van
drie maanden;
6.2.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 14 juni 2024, tegen welke zitting de vader, de moeder en de GI dienen te worden opgeroepen, met het verzoek aan de GI om uiterlijk twee weken voorafgaand aan de zitting de rechtbank te informeren over de stand van zaken;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024 door mr. P.K. Nihot, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.R.S. Salomé als griffier, en op schrift gesteld op 19 april 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.