Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, een mondelinge uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure waarbij voorlopige voorzieningen zijn verzocht. De verzoeken zijn behandeld tijdens een zitting waarbij de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Hassan, en de man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E. Lucas, aanwezig waren. De rechtbank heeft beide zaken gecombineerd behandeld, aangezien ze betrekking hebben op het treffen van voorlopige voorzieningen.
De rechtbank heeft beslist dat de vrouw gerechtigd is tot het uitsluitend gebruik van de woning aan de Keiwierde 42 in Almere. De man is bevolen deze woning te verlaten en niet meer te betreden. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Bij de beslissing heeft de rechtbank een belangenafweging gemaakt, waarbij beide partijen jonge kinderen hebben en stellen dat ze nergens anders heen kunnen. De man verblijft momenteel bij kennissen, terwijl de vrouw mogelijk bij haar ouders kan verblijven, wat echter de schoolgang van de kinderen zou bemoeilijken. De rechtbank oordeelt dat het belang van de vrouw zwaarder weegt.
Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de man met betrekking tot de verstaansverplichting afgewezen, omdat dit niet onder de limitatieve opsomming van artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering valt. Ook het verzoek van de man om een gebruikersvergoeding is afgewezen, omdat hij onvoldoende omstandigheden heeft aangedragen die dit rechtvaardigen. Het verzoek van de vrouw om partneralimentatie is eveneens afgewezen, omdat zij niet voldoende heeft aangetoond dat zij behoeftig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. Weistra, (kinder)rechter, in aanwezigheid van griffier mr. I.R.S. Salomé.