In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van een voorlopige voorziening in een familierechtelijke procedure. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Stoel, verzocht om wijziging van de beschikking van 17 oktober 2023, waarin de man het uitsluitend gebruik van de woning was toegewezen en het verzoek om partneralimentatie was afgewezen. De vrouw stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat zij nu een bijstandsuitkering ontvangt, terwijl zij bij de eerdere beslissing geen inkomen had. De man, vertegenwoordigd door mr. M. van den Eshof, was het niet eens met de verzoeken van de vrouw.
De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van gewijzigde omstandigheden, deze niet zodanig waren dat de eerdere beslissing niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat de belangen van beide partijen gelijkwaardig zijn en dat de man het gebruik van de woning mocht behouden. Wat betreft de partneralimentatie oordeelde de rechtbank dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat de hogere uitkering van de man leidde tot een draagkracht die een wijziging van de alimentatie rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van de vrouw niet konden worden toegewezen, en de eerdere beschikking bleef in stand.