ECLI:NL:RBMNE:2024:3178

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/16/569540 / FL RK 24-97
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorziening in familierechtelijke procedure met betrekking tot gebruik van de woning en partneralimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van een voorlopige voorziening in een familierechtelijke procedure. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A. Stoel, verzocht om wijziging van de beschikking van 17 oktober 2023, waarin de man het uitsluitend gebruik van de woning was toegewezen en het verzoek om partneralimentatie was afgewezen. De vrouw stelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat zij nu een bijstandsuitkering ontvangt, terwijl zij bij de eerdere beslissing geen inkomen had. De man, vertegenwoordigd door mr. M. van den Eshof, was het niet eens met de verzoeken van de vrouw.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van gewijzigde omstandigheden, deze niet zodanig waren dat de eerdere beslissing niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat de belangen van beide partijen gelijkwaardig zijn en dat de man het gebruik van de woning mocht behouden. Wat betreft de partneralimentatie oordeelde de rechtbank dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat de hogere uitkering van de man leidde tot een draagkracht die een wijziging van de alimentatie rechtvaardigde. De rechtbank concludeerde dat de verzoeken van de vrouw niet konden worden toegewezen, en de eerdere beschikking bleef in stand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/569540 / FL RK 24-97
Wijziging voorlopige voorziening
Beschikking van 11 maart 2024
in de zaak van:
[vrouw],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. Stoel (voorheen mr. Th.H. Meeuwis),
tegen
[man],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. van den Eshof.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op 29 januari 2024;
  • het verweerschrift van de man (met bijlagen), binnengekomen op 26 februari 2024.
1.2.
De verzoeken zijn behandeld tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
29 februari 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vrouw met haar advocaat en als tolk meneer S. El Amathari;
  • de man met advocaat mr. J.M. Kempenaar - van Ittersum (waarnemend).

2.Waar deze procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd.
2.2.
Op 17 oktober 2023 heeft de rechtbank in een voorlopige voorzieningenprocedure beslist dat de man is gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de woning aan de
[adres] in [woonplaats 2] en dat de vrouw de woning uiterlijk 1 januari 2024 dient te verlaten. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw met betrekking tot de partneralimentatie afgewezen.
2.3.
De vrouw verzoekt de rechtbank om de beschikking van 17 oktober 2023 te wijzigen en te bepalen dat:
  • de vrouw is gerechtigd tot het uitsluitend gebruik van de woning;
  • de man partneralimentatie moet betalen van € 221,- per maand.
2.4.
De man is het niet eens met de verzoeken van de vrouw.
2.5.
De advocaat van de vrouw heeft de ochtend van de zitting nog nadere stukken ingediend. Zowel de rechtbank als de wederpartij hadden geen gelegenheid om de stukken voor de zitting door te nemen. De rechtbank heeft deze stukken, gelet op de goede proces orde, niet geaccepteerd. Wel heeft de advocaat van de vrouw gelegenheid gekregen om de stukken mondeling toe te lichten..

3.De beoordeling

De grondslag voor een wijziging
3.1.
Op grond van artikel 824 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking inzake voorlopige voorzieningen gewijzigd worden indien de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of indien bij het geven van de beschikking is uitgegaan van zodanig onjuiste of onvolledige gegevens, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven. Niet iedere wijziging, onjuistheid of ieder onvolledig gegeven leidt tot een wijziging van de beschikking. Slechts in evidente, zeer sprekende gevallen is een wijziging nog gerechtvaardigd.
De woning
3.2.
De rechtbank zal haar beschikking van 17 oktober 2023 ten aanzien van het gebruik van de woning niet wijzigen. Dit betekent dat de man gebruik mag blijven maken van de echtelijke woning voor de duur van de echtscheidingsprocedure. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
De vrouw heeft gesteld dat er bij het geven van de beschikking van 17 oktober 2023 is uitgegaan van onjuiste en onvolledige gegevens en dat er na dagtekening van deze beschikking sprake is van een gewijzigde omstandigheid.
3.4.
De rechtbank volgt de redenering van de vrouw dat er sprake is van een gewijzigde omstandigheid. De vrouw ontvangt op dit moment namelijk een bijstandsuitkering, terwijl zij bij het nemen van de eerdere beslissing geen inkomen had. De rechtbank vindt echter dat deze gewijzigde omstandigheid niet tot een wijziging van de voorlopige voorziening dient te leiden. Bij het toewijzen van een woning draait het om een belangenafweging. De rechtbank heeft in haar beschikking van 17 oktober 2023 geoordeeld dat partijen gelijkwaardige belangen hebben bij het verkrijgen van de woning, maar heeft de woning toegewezen aan de man gezien zijn financiële mogelijkheden. Dat de vrouw de woning nu ook kan betalen leidt er echter niet toe dat de voorlopige voorziening niet in stand kan blijven. Partijen hebben immers nog steeds gelijkwaardige belangen bij de woning en, ondanks dat de financiële mogelijkheden van de man nu niet meer doorslaggevend zijn, komt de rechtbank niet tot het oordeel dat het evident is dat de vrouw de woning toegewezen dient te krijgen.
3.5.
Met betrekking tot de onjuiste of onvolledige gegevens heeft de vrouw haar eerdere stellingen onderbouwd met nieuwe stukken. Deze nieuwe stukken leiden er echter niet toe dat de rechtbank tot het oordeel komt dat er evident sprake is van een situatie dat de vrouw de woning toegewezen dient te krijgen.
De partneralimentatie
3.6.
De rechtbank zal haar beschikking van 17 oktober 2023 ten aanzien van de partneralimentatie niet wijzigen. De vrouw heeft gesteld dat de uitkering die de man ontvangt momenteel hoger is dan ten tijde van de vorige beschikking. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft onderbouwd dat een hogere uitkering van de man daadwerkelijk leidt tot draagkracht aan de zijde van de man en welke bijdrage van de man, gelet op de behoefte van de vrouw, daaruit dient te volgen. Dit had wel op de weg van de vrouw gelegen gezien de strenge motiveringsplicht die artikel 824 Rv met zich meebrengt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de verzoeken van de vrouw af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.E.A. Braeken, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. I.R.S. Salomé, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!