ECLI:NL:RBMNE:2024:3170

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
UTR 24/3540
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning na drugsvondst op basis van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 mei 2024 uitspraak gedaan over de sluiting van een woning in Utrecht op basis van de Opiumwet. De burgemeester van Utrecht had op 25 april 2024 besloten om de woning van verzoekers voor drie maanden te sluiten, nadat er op 27 februari 2024 tijdens een politieonderzoek 299 gram hasj en verschillende druggerelateerde voorwerpen in de woning waren aangetroffen. Verzoekers, die met hun kinderen in de woning wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 behandeld en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de grote hoeveelheid drugs die in de woning was aangetroffen. De rechter oordeelde dat verzoekers niet voldoende hadden aangetoond dat de drugs voor eigen gebruik waren en dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk mocht achten, mede gezien de recidive en de kwetsbaarheid van de wijk waarin de woning zich bevindt.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van de burgemeester en de openbare orde zwaarder laten wegen dan de belangen van verzoekers. De rechter heeft geoordeeld dat de sluiting van de woning evenwichtig was, gezien de ernst van de overtreding en de mogelijkheid voor verzoekers om tijdelijk elders te verblijven. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, waardoor de sluiting van de woning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/3540

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] (verzoeker) en [verzoekster] (verzoekster), uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de burgemeester van de gemeente Utrecht

(gemachtigde: mr. K. Bounaanaa en mr. A. Arnold).
Verder neemt als partij aan de zaak deel:
Stichting Portaal, uit Utrecht
(gemachtigde: mr. S. van Heertum).

Inleiding

Deze zaak gaat over de vraag of de burgemeester de woning van verzoekers voor de duur van 3 maanden mocht sluiten, nadat in de woning 299 gram hasj en een aantal druggerelateerde voorwerpen zijn gevonden. De voorzieningenrechter oordeelt in deze uitspraak dat de burgemeester dit mocht doen en dat de woning gesloten blijft.
Verzoekers wonen met hun twee minderjarige dochters en één meerderjarige dochter in de woning aan de [adres] . Op 27 februari 2024 heeft de politie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar grootschalige drugshandel de woning doorzocht. Bij de doorzoeking heeft de politie gevonden:
  • 299 gram hasj in een jaszak in de woning;
  • Eén blokkenpers in de schuur;
  • Eén blokkenpers op het balkon van de woning;
  • Een geldtelmachine in de schuur.
3. Op 9 april 2024 heeft de burgemeester een voornemen uitgebracht dat zij van plan is om de woning voor zes maanden te sluiten. Verzoekers hebben op dit voornemen met een zienswijze gereageerd. Met het bestreden besluit van 25 april 2024 heeft de burgemeester de woning met ingang van 13 mei 2024 voor drie maanden gesloten. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van Portaal. Ook was [A] aanwezig namens Portaal.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoeker zit in voorlopige hechtenis en het is niet duidelijk hoe lang dat gaat duren. Verzoekster en de kinderen mogen echter door het besluit de woning vanaf 13 mei 2024 drie maanden lang niet betreden. Er is daarom een spoedeisend belang bij een beoordeling door de voorzieningenrechter.
6. De voorzieningenrechter bekijkt of het nodig is om het besluit van burgemeester te schorsen in afwachting van de beslissing op het bezwaar. De voorzieningenrechter geeft daarvoor op hoofdlijnen een beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift. Aan de hand daarvan weegt hij de belangen van verzoekers en van de burgemeester bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid het besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen van verzoeker bij het schorsen daarvan. De rechtbank is in een eventuele latere procedure niet aan dit oordeel gebonden.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
7. De burgemeester is in beginsel bevoegd om een woning te sluiten als daarin drugs wordt gevonden die bedoeld is voor drugshandel. De burgemeester mag aannemen dat dit zo is als in de woning een handelshoeveelheid drugs wordt gevonden. Deze bevoegdheid staat in artikel 13b van de Opiumwet. Bij softdrugs is sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 5 gram in de woning ligt. In de woning van verzoekers is 299 gram hasj gevonden. Dit is veel meer dan dat is toegestaan. Doordat er zo veel softdrugs is gevonden, is het aannemelijk dat die bedoeld was voor drugshandel. Verzoekers moeten dan aannemelijk maken dat de drugs toch bedoeld was voor hun eigen gebruik. Dat is ze niet gelukt. Verzoekers hebben alleen maar gesteld dat verzoeker de drugs zelf wilde gebruiken. Dat hoefde de burgemeester gelet op de grote hoeveelheid drugs en de in de woning gevonden druggerelateerde attributen geen plausibele uitleg te vinden. De burgemeester was daarom bevoegd om de woning te sluiten.
Mocht de burgemeester van haar bevoegdheid tot sluiting gebruik maken?
8. Als de burgemeester gebruik wil maken van haar bevoegdheid voor woningsluitingen op grond van de Opiumwet, geldt daarvoor het beoordelings- en toetsingskader van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat kader is beschreven in de uitspraken van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) en van 6 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1911). Die toets houdt in dat beoordeeld moet worden of sluiting van de woning in het concrete geval noodzakelijk en evenwichtig is.
9. Verzoekers vinden dat het niet nodig is om de woning te sluiten. De burgemeester had een lichtere maatregel moeten opleggen. Nergens uit blijkt dat er vanuit de woning werd gehandeld, dat de woning bekend stond als drugspand, of dat er loop was naar de woning. Hierbij wijzen verzoekers erop dat er geen klachten van de buren zijn. Ook is er al best wat tijd voorbij gegaan sinds de doorzoeking en de sluiting, waaruit volgt dat direct optreden niet noodzakelijk was. Verder stellen verzoekers dat het niet nodig is om de woning te sluiten, omdat verzoeker nog in voorlopige hechtenis verblijft en verzoekster en de kinderen in ieder geval geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De woningsluiting staat daarom niet in verhouding tot de enorme gevolgen die verzoekster en de kinderen ondervinden.
10. Over de noodzaak van de sluiting voor het beschermen van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare overweegt de voorzieningenrechter dat die moet worden beoordeeld aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding. In de woning is veel softdrugs gevonden. Ook zijn er in de woning attributen gevonden die duiden op betrokkenheid bij drugshandel. Er zijn zoals verzoekers aanvoeren inderdaad geen duidelijke aanwijzingen dat er vanuit de woning gehandeld werd. In dit geval zijn er echter andere omstandigheden die maken dat de burgemeester sluiting toch noodzakelijk mocht vinden. Er is namelijk al eerder een handelshoeveelheid drugs in de woning is gevonden; dat heet recidive. In januari 2020 is bij een eerdere doorzoeking een plak hasj van 96 gram gevonden in de bank van de woonkamer. Verzoekster heeft op de zitting gezegd dat zij zich hiervan niks kan herinneren, maar de voorzieningenrechter gaat uit van wat de politie daarover heeft beschreven. De burgemeester mocht verder meewegen dat de woning in [wijk] ligt. [wijk] is een zeer kwetsbare wijk, er is veel criminaliteit en juist ook veel drugscriminaliteit. De mensen uit [wijk] hebben niet veel vertrouwen in de overheid en in de politie en trekken niet snel aan de bel als zij last van anderen hebben of bang zijn. De burgemeester heeft onder deze omstandigheden mogen aannemen dat de woning een rol speelt in de keten van drugshandel en een sluiting voor de duur van drie maanden noodzakelijk mogen vinden. Dat verzoeker in voorlopige hechtenis zit maakt niet dat sluiting niet meer nodig is. Een woningsluiting is immers een pandgerichte maatregel. Het tijdsverloop sinds de vondst van de drugs en de sluiting vindt de voorzieningenrechter in deze zaak niet zodanig dat dit leidt tot een ander oordeel.
11. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding meer om in te gaan op de geweldsincidenten bij de woning en of deze betekenis kunnen hebben voor de noodzaak om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Uit wat de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen volgt immers al dat de burgemeester sluiting noodzakelijk mocht vinden. De standpunten over de geweldsincidenten kunnen in de bezwaarprocedure verder worden beoordeeld.
12. De sluiting van de woning moet niet alleen noodzakelijk zijn maar ook evenwichtig. Daarbij gaat het erom of de maatregel voldoende is afgestemd op de concrete situatie. In dit verband kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester in dit geval het belang van de openbare orde en de belangen van omwonenden zwaarder mocht laten wegen dan de belangen van verzoekers. Daarbij vindt de voorzieningenrechter van belang dat de burgemeester de duur van de sluiting op een evenwichtige manier heeft afgestemd op de ernst van de overtreding. Ook hebben verzoekster en haar kinderen een studio gevonden waar zij tijdelijk kunnen verblijven. Er is – hoewel verzoekers al lang in de woning wonen – niet gebleken van een speciale binding met de woning waardoor verzoekers niet tijdelijk ergens anders kunnen verblijven.
13. Tijdens de zitting heeft Portaal aangegeven dat zij afhankelijk van de uitkomst van de besluitvorming mogelijk de huurovereenkomst gaat ontbinden. De voorzieningenrechter ziet hierin geen reden om op voorhand de sluiting onevenwichtig te vinden. Wel moet de burgemeester in de beslissing op bezwaar op dit punt een nadere beoordeling maken.

Conclusie en gevolgen

14. De voorzieningenrechter verwacht bij de huidige stand van zaken dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven en dat het bezwaar weinig kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter weegt daarom het belang van de burgemeester om het bestreden besluit te handhaven zwaarder dan het belang van verzoekers bij het treffen van een voorlopige voorziening.
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.