ECLI:NL:RBMNE:2024:3168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
16-265854-23; 16-045990-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en deelname aan een criminele organisatie met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 14 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die werd beschuldigd van drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 samen met anderen handelde in heroïne en cocaïne en dat hij opzettelijk ongeveer 95 gram hasj aanwezig had. De verdachte werd als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 87 dagen, waarvan 42 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals behandeling en begeleiding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ondergeschikte rol vervulde binnen de criminele organisatie, maar dat zijn daden een substantiële bijdrage leverden aan de drugshandel. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn psychische problematiek, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van drugshandel op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.265854.23 en 16.045990-22 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] (Tunesië),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 30 april 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van wat [verdachte] en zijn raadsvrouw, mr. C.H. Pentinga, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundigen de heer [A] , reclasseringsmedewerker bij Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: SAVE), en mevrouw [B] , raadsonderzoeker bij de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat [verdachte] :
feit 1:
in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad met anderen heeft gehandeld in heroïne en/of cocaïne;
feit 2:
in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 in Lelystad heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet;
feit 3:
op 17 oktober 2023 in Lelystad opzettelijk ongeveer 95 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat voor strafbare deelname aan een criminele organisatie is vereist dat de organisatie uit minimaal drie personen bestaat. Uit het dossier is echter niet gebleken dat [verdachte] de gehele ten laste gelegde periode is aangestuurd door de twee medeverdachten. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de eerste maanden van de ten laste gelegde periode de drugslijn in zijn eentje heeft geleid en dat medeverdachte [medeverdachte 2] later in beeld is gekomen.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde periode heeft de verdediging aangevoerd dat het dossier geen steunbewijs bevat voor de bekennende verklaring van [verdachte] dat hij (ook) in de maanden juni en juli 2023in heroïne en cocaïne heeft gedeald. De afnemers van drugs hebben wisselend verklaard over de periode waarin [verdachte] drugs aan hen heeft afgeleverd. Ook bevatten sommige verklaringen tegenstrijdigheden. De ten laste gelegde periode dient daarom aan te vangen per half juli of augustus 2023.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en feit 2 [1]
Het
proces-verbaal van bevindingen, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik kreeg in de maanden juni en juli 2023 de volgende informatie van drie personen die bekend zijn met de scene rondom verdovende middelen in de gemeente Lelystad.
Informatie 1: “ [medeverdachte 1] handelt weer in cocaïne. Hij gebruikt nu andere jongens die voor hem lopen. Hij maakt gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
Informatie 2: “Die jongen die bekend staat als [medeverdachte 1] dealt in cocaïne en heroïne. Hij gebruikt een jong uitziende jongen om voor hem te handelen.”
Informatie 3: “ [medeverdachte 1] , een drugsdealer, gebruikt het telefoonnummer [telefoonnummer 1] voor de handel in drugs. [medeverdachte 1] neemt de telefoon op en stuurt dan een jongen om de drugs te brengen. Deze jongen lijkt wel 12 jaar oud. De jongen maakt gebruik van een fiets.”
Het is mij bekend dat [medeverdachte 1] betreft. In het bedrijfsproces systeem van de politie Midden- Nederland bleek dat [medeverdachte 1] op 24 juli 2023 samen werd gezien met een persoon genaamd [verdachte] . Het is mij bekend dat [verdachte] de leeftijd heeft van 15 jaar, maar jonger oogt. Een recente foto van [verdachte] werd getoond aan één van de genoemde personen. De persoon bevestigde dat [verdachte] de jong uitziende persoon van rond de 12 jaar is die voor [medeverdachte 1] rondfietst om drugs te dealen. [2]
De
verklaring van [verdachte], afgelegd bij de rechter-commissaris op 20 oktober 2023, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Hoelang heb je gedeald? Wanneer is het begonnen?
Ik denk rond mei.
Waarom denk je mei?
Ik heb in een vestje gedeald, niet in een dikke winterjas. Het was dus in ieder geval niet eerder.
De
verklaring van [verdachte], afgelegd ter terechtzitting, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik in de zomer van 2023 heb gedeald in heroïne en cocaïne. Ik weet niet meer precies van wanneer tot wanneer ik heb gedeald. Ik heb heroïne en cocaïne verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Ik bracht de drugs rond op mijn elektrische fiets. Ik kreeg het van anderen te horen als er drugs moest worden bezorgd en dan bezorgde ik de drugs bij de afnemers. De afnemers gaven mij hiervoor geld, wat ik daarna aan iemand gaf. Ik kreeg vervolgens een deel van de opbrengst. In het begin dealde ik elke dag, maar toen ik was begonnen op [locatie 1] dealde ik alleen nog van vrijdag tot en met zondag.
Het
proces-verbaal van bevindingen, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er zijn historische gegevens opgevraagd van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . In de ontvangen historische gegevens bleek dat het nummer op 2 juni 2023 actief werd. Het laatste inkomende en/of uitgaande contact was op 3 juli 2023. In deze periode bleek dat er 1330 ingaande en uitgaande gesprekken waren gevoerd.
Onderzoek ingaande en uitgaande telefoonnummers
[telefoonnummer 2]
In het bedrijfsprocessysteem van de politie staat het genoemde telefoonnummer gekoppeld aan een persoon genaamd [C] . [C] heeft antecedenten op de Opiumwet. Het is mij bekend dat [C] een gebruiker is van cocaïne en heroïne. [C] heeft in de genoemde periode 86 keer contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
[telefoonnummer 3]
In het bedrijfsprocessysteem van de politie staat het genoemde telefoonnummer gekoppeld aan een persoon genaamd [D] . [D] heeft antecedenten op de Opiumwet. Het is mij bekend dat [D] een gebruiker is van cocaïne en heroïne. [D] heeft in de genoemde periode 83 keer contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
[telefoonnummer 4]
In het bedrijfsprocessysteem van de politie staat het genoemde telefoonnummer gekoppeld aan een persoon genaamd [E] . [E] heeft antecedenten op de Opiumwet. Het is mij bekend dat [E] een gebruiker is van cocaïne. [E] heeft in de genoemde periode 82 keer contact gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
(…) [3]
Het
proces-verbaal van bevindingen, houdende tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] en [verdachte] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek werden de telefonische gesprekken van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] geïntercepteerd. Uit onderzoek bleek dat [verdachte] de telefoonnummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 7] gebruikte om zich te laten aansturen door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Datum: 16 september 2023
Beller: [telefoonnummer 5]
Ontvanger: [telefoonnummer 6]
Inhoud:
[telefoonnummer 5] (1) belt uit met [verdachte] (2)
2: Hallo.
1: Jo, [bijnaam 1] heeft je nodig man.
2: [bijnaam 1] ?
1: Bij Albert Heijn [locatie 2] .
2: [locatie 2] ?
1: Ja. Die Albert Heijn van [locatie 3] .
2: Oh van [locatie 3] . Ohja, die. Welke [bijnaam 1] ? Die van [wijk 1] ?
1: Nee, gewoon [F] .
2: Oh [F] .
1: Ja.
2: Ja, toch. Maar vraag hem wel gelijk of hij compleet heeft.
1: Ja hij heeft compleet.
2: Ja is goed neef.
1: Als hij twee donnies heeft, verkoop je hem gewoon één om één of twee witte.
2: Ja.
(…)
Datum: 17 september 2023
Beller: [telefoonnummer 5]
Ontvanger: [telefoonnummer 6]
Inhoud:
[telefoonnummer 5] = NNM
[verdachte] * [telefoonnummer 6] = [verdachte]
NNM: Yo waar ben je?
[verdachte] : ik ben nu in [wijk 2]
NNM: Na [G] moet je die Pool pakken bij [horeca gelegenheid]
[verdachte] : Ja is goed man
NNM: oke Ciao
[verdachte] : Ciao
Datum: 18 september 2023
Beller: [telefoonnummer 5]
Ontvanger: [telefoonnummer 6]
Inhoud:
[telefoonnummer 5] (1) belt uit met [verdachte] (2)
2: Hallo?
1: Yo [bijnaam 2] is over vijftien minuten bij rotsen.
2: Ja? Wat wilt 'ie?
1: Weet ik niet.
2: Hoe veel zal ik voor hem meenemen?
1: Neem gewoon twee om twee mee of zo.
2: Ja toch.
Datum: 1 oktober 2023
Beller: [telefoonnummer 5]
Ontvanger: [telefoonnummer 6]
Inhoud:
[medeverdachte 1] zegt dat [verdachte] naar bruggetje achter [straat] moet brengen 3 licht. [4]
Het
proces-verbaal van bevindingen, houdende een onderzoek naar de telefoon van [verdachte] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Belgeschiedenis
Wij zagen dat de mobiele telefoon meermaals telefonisch contact heeft gehad met het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . Dit betreft het telefoonnummer welke in gebruik was bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waarmee zij bestellingen van verdovende middelen ontvingen en [verdachte] aanstuurden om de verdovende middelen af te leveren.
Chats
Chat 1:
Datum Tijd Afzender Bericht
11/10/23 22.13 [verdachte] “Yo neef ik heb nog Shi 2pakken melk en 4 koffie ikneem morge mee ja”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 1] “Yo”
13/10/23 10.16 [medeverdachte 1] “Heeft die [bijnaam 5] je gebeld”
13/10/23 10.16 [verdachte] “Nee”
13/10/23 10.16 [verdachte] “Hij zou me om 8 uur bellenmaar ik zie niks staan in diegemiste gesprekken”
13/10/23 17.27 [verdachte] “Hij staat achter”
13/10/23 17.27 [medeverdachte 1] “Ik ben ff verpakken”
13/10/23 17.27 [verdachte] “Saffie isgoed neef'
Chat 3:
Wij troffen een gesprek middels de applicatie SnapChat tussen de gebruikers ‘ [accountnaam 1] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’. Uit onderzoek bleken deze accounts toe te behoren aan [verdachte] ( [accountnaam 1] ) en [medeverdachte 2] ( [accountnaam 2] ). In deze chat is waarneembaar dat [medeverdachte 2] meerdere adressen, namen van drugsgebruikers en aantallen doorgeeft aan [verdachte] .
Datum Afzender Bericht
21/08/23 [medeverdachte 2] “ [H] hij wil die gram” (2)
21/08/23 [medeverdachte 2] “Voor 45 ”
21/08/23 [medeverdachte 2] “Daarna”
21/08/23 [medeverdachte 2] “ [adres 2] ” (3)
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [I] ”
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [J] ” (4)
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [K] ” (5)
22/08/23 [medeverdachte 2] “Dan [afnemer 2] ” (6)
22/08/23 [medeverdachte 2] “En dab pas [G] ” (7 )
(2) Vermoedelijk wordt [verdachte] naar drugsgebruiker [L] gestuurd. [L] was woonachtig op de [adres 3] te [plaats] .
(3) Vermoedelijk wordt [verdachte] naar drugsgebruiker [M] gestuurd. [M] is woonachtig op het adres [adres 2] te [plaats] .
(4) Vermoedelijk wordt [verdachte] naar drugsgebruiker [N ] gestuurd. Het is ons bekend dat [J] de bijnaam van [N ] betreft. [N ] is woonachtig op het adres [adres 4] te [plaats] .
(5) Vermoedelijk wordt [verdachte] naar drugsgebruiker [O] gestuurd. Het is ons bekend dat [K] de bijnaam van [O] betreft.
(6) Vermoedelijk wordt [verdachte] naar drugsgebruiker [afnemer 2] gestuurd.
(7) Vermoedelijk wordt [verdachte] naar drugsgebruiker [P ] gestuurd. Het is ons bekend dat [G] de bijnaam van [P ] betreft. [5]
Het
proces-verbaal van bevindingen, houdende de verklaring van afnemer [afnemer 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat gebruik je dan?A: Ik gebruik donker. Heroïne.V: We hebben gisteren drie personen aangehouden die verdacht worden van de handel in verdovende middelen. Heb je hier iets over gehoord?A: Ja. Ik weet om wie dat gaat.V: Wie dan?A: Die kleine Marokkaanse jongen.A: Mensen noemden hem ' [bijnaam 3] ' of ` [bijnaam 3] '.V: Wat weet je nog meer van hem?A: Hij fietste op een zwarte elektrische fiets. Ik denk dat hij zestien jaar oud is.V: Welk nummer belde je om de heroïne te bestellen?A: Ik weet dat het telefoonnummer op [telefoonnummer 5] eindigde.A: De lijn is van de jongen die boven de kleine jongen staat.V: Wie is deze persoon dan?A: Ik weet dat hij [bijnaam 4] of [bijnaam 5] heet.V: Hoe waren de taken verdeeld tussen [bijnaam 5] / [bijnaam 4] en [bijnaam 3] ?A: [bijnaam 5] nam de telefoon op en stuurde die kleine jongen aan om de bolletjes weg te brengen.V: Verkochten de jongens alleen heroïne of ook cocaïne?A: Zowel heroïne als cocaïne.O: Wij toonden [afbeelding] een afbeelding van [verdachte] .
A: Dat is die kleine. Ik herken hem direct.
V: Dit is de persoon die de drugs kwam afleveren bij de afnemers?
A: Ja. [6]
Het
proces-verbaal van bevindingen, houdende de verklaring van afnemer [afnemer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: We hebben deze week drie personen aangehouden die wij verdenken van de handel in verdovende middelen. Heb je hier wat over gehoord?A: Ja. Ik weet dat die jongen in de [wijk 2] woont.V: Bestelde je bij hem drugs?A: Ja, maar sinds een tijdje kwam een kleine jongen het brengen.V: Wat kun je over deze kleine vertellen?
A: Hij kwam de bolletjes brengen die ik bij die andere jongen uit de [wijk 2] bestelde.V: Op welk telefoonnummer kon je de drugs bestellen bij hen?A: Ik belde hem op het telefoonnummer [telefoonnummer 5] .V: Wat verkochten zij?A: Zowel cocaïne als heroïne.V: Wie nam de telefoon op als je het nummer belde?A: Die jongen uit de [wijk 2] .
V: En dan kwam die kleine jongen het brengen?
A: Klopt ja.
V: Hoe lang koop je al drugs van de jongen uit de [wijk 2] ?
A: Minimaal al zes maanden. Ik denk tussen de zes en negen maanden.
V: Hoe lang bezorgt die kleine Marokkaanse jongen al drugs voor de jongen uit de [wijk 2] ?
A: Die is er wat later bijgekomen. Die kleine jongen bezorgt sinds vier maanden voor die jongen.
Opmerking: Wij, verbalisanten, toonden [afnemer 2] een afbeelding van [verdachte] .
V: Wie is dit?
A: Ja, dat is de loopjongen, ik herken hem direct.
V: Deze jongen kwam de drugs bij jou afleveren?
A: Ja. Op een zwarte elektrische fiets. [7]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 en feit 2 (de ten laste gelegde periode)
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde pleegperiode niet geheel bewezen kan worden en dat enkel een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van midden juli of augustus 2023 tot en met 17 oktober 2023.
De rechtbank deelt dit standpunt niet. De politie heeft in juni en juli 2023 meldingen gekregen van personen die bekend zijn met de scene rondom verdovende middelen in Lelystad, waarin is vermeld dat [medeverdachte 1] drugs aan het dealen was en hiervoor het telefoonnummer [telefoonnummer 1] gebruikte. Uit het dossier is gebleken dat dit telefoonnummer actief is geworden op 2 juni 2023. Daarnaast is het uiterlijk van [verdachte] in één van de meldingen omschreven en is vermeld dat hij voor het afleveren van de drugs gebruikmaakte van een fiets. Dat [verdachte] de drugs rondbracht op zijn fiets, heeft hij zelf ook verklaard. Daarbij komt dat [verdachte] bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij rond mei 2023 was begonnen met dealen. [verdachte] is bovendien herkend door meerdere afnemers, die verklaren dat [verdachte] hen gedurende de hele tenlastegelegde periode drugs heeft geleverd. Het feit dat enkele afnemers wisselend hebben verklaard over de periode waarin [verdachte] drugs bij hen heeft afgeleverd en dat sommigen hebben verklaard dat [verdachte] een kortere periode dan de periode die aan hem is tenlastegelegd drugs bij hen heeft afgeleverd, doet daar niet aan af. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat [verdachte] vanaf 2 juni 2023 handelde in heroïne en cocaïne en, zoals zal blijken in de bewijsoverweging die hierna volgt, in dat kader deelnam aan een criminele organisatie. De rechtbank acht de ten laste gelegde pleegperiode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2
Het juridisch kader
Onder een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Het duurzaam en gestructureerd karakter kan blijken uit de onderlinge verdeling van de werkzaamheden of de onderlinge afstemming van de activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie.
Organisatie – duurzaamheid en structuur
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken zijn geweest bij het dealen in cocaïne en heroïne en dat sprake was van een interne structuur waarbij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een leidende rol hadden en [verdachte] de drugs rondbracht. Er is sprake geweest van een samenwerkingsverband tussen voornoemde personen. Een ieder had een eigen rol en taak die cruciaal was voor het welslagen van de door de organisatie beoogde misdrijven.
Dat sprake was van een organisatie met een duurzaam karakter en een bestendige samenwerking leidt de rechtbank onder meer af uit de intensiteit van de contacten in de bewezenverklaarde periode en de inhoud van de tapgesprekken waaruit ook de eerder omschreven rolverdeling blijkt. [verdachte] had van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 structureel contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de verkoop van cocaïne en heroïne. Ook werd er volgens een vast patroon samengewerkt. De afnemers belden naar [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] , waarna [verdachte] van één van hen instructies kreeg, deze instructies opvolgde en de drugs naar de afnemers bracht. Hij heeft dit naar eigen zeggen aan het begin van de bewezenverklaarde periode dagelijks gedaan. Toen hij op een gegeven moment weer naar school ( [locatie 1] ) ging, had hij zijn werkzaamheden beperkt tot vrijdag tot en met zondag.
Rol van [verdachte]
Ieder had zijn eigen rol binnen het samenwerkingsverband. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [verdachte] de harddrugs naar de afnemers bracht. Hij kreeg hiervoor een deel van de opbrengst. Uit de aard van de tapgesprekken en de verklaringen van de afnemers en [verdachte] is gebleken dat [verdachte] een ondergeschikte rol heeft vervuld. [verdachte] heeft echter wel een aandeel gehad in de gedragingen die rechtstreeks verband hielden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat in de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 sprake is geweest van een organisatie als bedoeld in artikel 11b van de Opiumwet, met als oogmerk het dealen in cocaïne en heroïne, en dat de handelingen van [verdachte] zijn aan te merken als deelneming aan die criminele organisatie.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 [8]
Het feit is door [verdachte] begaan. [verdachte] heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 17 oktober 2023, genummerd MD2R023125-80, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 290 en 291;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen met bijlage van 17 oktober 2023, genummerd PL0900-2023240851-27, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , werkzaam bij politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 293 t/m 295.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
feit 1: inof omstreeksde periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, althans in Nederlandtezamen en in vereniging meteen of meeranderen, althans alleen,
opzettelijk heeftbereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/ofverkocht en/ofafgeleverd en/ofverstrekt en/ofvervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/ofheroïne zijnde cocaïne en/ofheroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2: inof omstreeksde periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, althans in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder anderen) [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 2] 2003) en [medeverdachte 2] ( [geboortedatum 3] 2004), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11aOpiumwet;
feit 3: opof omstreeks17 oktober 2023 te Lelystad, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen onder de feiten 1 tot en met 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot het onder 1 en 2 bewezenverklaarde sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 e.v. van het Wetboek van Strafrecht. De bewezenverklaarde handelingen leveren weliswaar deels een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op, de strekking van de betreffende strafbepalingen loopt echter dusdanig uiteen dat niet kan worden geoordeeld dat [verdachte] van die handelingen in wezen één verwijt wordt gemaakt.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
feit 2:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in art. 10 lid 3-5 en art. 10a lid 1 van de Opiumwet
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 87 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 42 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de door de Raad en SAVE geadviseerde bijzondere voorwaarden:
- behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
- begeleiding door Samen Sterk;
- indien nodig verblijf en behandeling binnen een driemilieus-voorziening;
- meewerken aan ITB Harde Kern;
- locatiegebod;
- contactverbod met de medeverdachten;
- naar school gaan volgens schoolrooster of een andere positieve dagbesteding hebben;
- positieve vrijetijdsbesteding hebben.
De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen in de vorm van een taakstraf. Daarnaast heeft de raadsvrouw bij het bepalen van de hoogte van de straf verzocht rekening te houden met de conclusies van het psychologisch rapport. Eén van de conclusies is om [verdachte] het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. Ook heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd van [verdachte] en zijn ondergeschikte rol.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Ernst van de feiten
[verdachte] – destijds 15 jaar oud - heeft zich gedurende een periode van viereneenhalve maand schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne en in die context deelgenomen aan een criminele organisatie die zich bezig hield met het plegen van Opiumwetmisdrijven. Hij heeft zich in de context van die organisatie schuldig gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en heroïne op instructie van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Hij heeft in een groot deel van de bewezenverklaarde periode intensief gedeald, op dagelijkse basis. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een forse hoeveelheid hasj (ongeveer 95 gram), waarbij er aanwijzingen in het dossier zijn dat [verdachte] ook in hasj dealde of dat in ieder geval van plan was.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is strafbaar gesteld omdat van dergelijke samenwerkingsverbanden een bijzondere dreiging richting de maatschappij uitgaat. Het is een misdrijf tegen de openbare orde. Criminele organisaties ondermijnen de rechtsorde, veroorzaken maatschappelijke onrust en berokkenen de maatschappij veel (financieel) nadeel. De criminele organisatie waartoe [verdachte] behoorde heeft een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit. De verspreiding van, en de handel in verdovende middelen gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers van verdovende middelen gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun drugsgebruik en geweld. Daarnaast bevatten verdovende middelen stoffen die sterk verslavend werken en zeer schadelijk zijn voor de gezondheid. De rechtbank acht [verdachte] dan ook medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen bij gebruikers veroorzaakt. [verdachte] heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en enkel gehandeld uit eigen winstbejag. De rechtbank rekent dit [verdachte] zwaar aan. De rechtbank vindt het erg zorgelijk dat [verdachte] er naar eigen zeggen bewust voor heeft gekozen om te gaan dealen en zelf naar de andere leden van de organisatie is gestapt om te gaan samenwerken. En dat alleen maar om snel veel geld te verdienen.
Persoon van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 26 maart 2024 waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. [verdachte] wordt dan ook aangemerkt als
first offender.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia rapportage van 9 januari 2024, een rapport van de Raad van 22 april 2024 en een rapport van SAVE van 22 april 2024. Er is, samengevat, als volgt gerapporteerd.
Pro Justitia-rapportage, opgesteld door J. Hogendoorn en D. van Luijk, GZ-psychologen
Vastgesteld is dat bij [verdachte] sprake is van een normoverschrijdend-gedragsstoornis beginnend in de adolescentie en met beperkte pro-sociale emoties. Daarnaast zijn er problemen in de ouder-kindrelatie en schoolgang en is de persoonlijkheidsontwikkeling van [verdachte] bedreigd door antisociale en narcistische tendensen.
De vastgestelde psychische stoornis was aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten en beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Nu er een verband wordt gezien tussen de stoornis en de feiten die [verdachte] heeft gepleegd, hebben de psychologen geadviseerd het tenlastegelegde in (licht) verminderde mate aan [verdachte] toe te rekenen. De stoornis hindert [verdachte] in het kunnen uitstellen van behoeften en ook zijn bij hem de frustratietolerantie, empathie en gewetensfunctie verminderd ontwikkeld. Hierdoor komt [verdachte] na een afweging van de gevolgen en de risico's in actie vanuit een drang tot onmiddellijke behoeftebevrediging en persoonlijk gewin. Hierbij kan hij de verleiding van snel en veel geld verdienen onvoldoende weerstaan en gaat hij voorbij aan de belangen van anderen en aan zijn besef van wederrechtelijkheid.
Het recidiverisico op grens- of normoverschrijdende gedragingen wordt ingeschat op matig als [verdachte] interventies ontvangt en in een gekaderde, structuurvolle leefomgeving verblijft met een duidelijk pedagogisch klimaat. Zonder interventies en bij verblijf in de eigen leefomgeving wordt vanwege de geringe leercurve het recidiverisico op grens- of normoverschrijdende gedragingen ingeschat op hoog. Het is voorstelbaar dat [verdachte] vanuit zijn behoefte naar snel geld verdienen en de omgang met een deviant netwerk bij gelijkblijvende omstandigheden, inconsistente schoolgang en een beperkt toezicht op
en openheid omtrent zijn bezigheden en contacten, tot recidive kan komen.
De psychologen adviseren een psychologische gedragstherapeutische behandeling die is gericht op het stimuleren van de gewetensontwikkeling en ouderbegeleiding die is gericht op het optimaliseren van toezicht en structuur in de thuissituatie om het recidiverisico te verminderen en de persoonlijkheidsontwikkeling zo gunstig mogelijk te stimuleren. Indien de hulpverlening op korte termijn vanuit huis geen succes oplevert, wordt een plaatsing van betrokkene in een driemilieus-voorziening geadviseerd. De psychologen adviseren aan [verdachte] een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen en het voornoemde interventieadvies vorm te geven door middel van een jeugdreclasseringsmaatregel, zoals ITB Harde Kern.
Het advies van de Raad
De Raad schat het recidiverisico hoog in. De Raad volgt het advies van de psycholoog en acht behandeling noodzakelijk. Hiervoor is een gestructureerde opgroeiomgeving nodig waarbij tevens een ambulante gedragstherapeutische behandeling, zoals cognitieve gedragstherapie gericht op het bevorderen van pro-sociale gedragskeuzes nodig wordt geacht. Gezien de ernst van de verdenkingen, het hoge recidive risico en de noodzaak van behandeling, is een strak kader noodzakelijk. Een stevige voorwaardelijke straf is daarom nodig als stok achter de deur. Volgens de Raad is een deels voorwaardelijke jeugddetentie met een strak kader zoals ITB Harde Kern hier het meest passend voor. Naast de (on)voorwaardelijke strafdelen dienen de bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd, te worden gesteld waarbij toezicht wordt gehouden op de naleving door middel van een jeugdreclasseringsmaatregel. Tevens acht de Raad het van belang dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ook heeft de Raad geadviseerd de voorwaardelijke taakstraf die op 12 mei 2022 aan [verdachte] is opgelegd (16-045990-22) ten uitvoer te leggen. De Raad acht een taakstraf in de vorm van een werkstraf passend zodat [verdachte] kan ervaren dat dergelijk delictgedrag niet wordt geaccepteerd. Er bestaat echter een kans op overvraging, waardoor de Raad niet heeft geadviseerd om naast de tenuitvoerlegging van voornoemde voorwaardelijke straf nog een onvoorwaardelijke taakstraf aan [verdachte] op te leggen.
Het advies van SAVE
De medewerker SAVE heeft ter zitting verklaard dat er op korte termijn duidelijkheid zal komen over de stageplek van [verdachte] bij een barbershop. Daarnaast heeft een week voor de zitting een tweede intakegesprek met De Waag plaatsgevonden en is de verwachting dat er op korte termijn ook duidelijkheid zal komen over welke vorm van behandeling passend is. SAVE betreurt het dat de behandeling nog steeds niet is opgestart. Toen de voorlopige hechtenis van [verdachte] was geschorst, was hij gemotiveerd om zich aan de voorwaarden te houden. Hij verloor deze motivatie toen hij van het ROC was afgestuurd. [verdachte] ging toen opnieuw de grenzen opzoeken. De medewerker SAVE heeft aangegeven dat het ‘vijf voor twaalf’ is. Het is belangrijk dat [verdachte] zich positief gaat ontwikkelen. Hiervoor is van belang dat hij aan zijn problematiek werkt, zich aan de afspraken houdt en hiervoor gemotiveerd blijft. SAVE adviseert net als de Raad een deels voorwaardelijke jeugddetentie aan [verdachte] op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt ten aanzien van de verminderde toerekenbaarheid de bovengenoemde conclusies van de psychologen over en maakt deze tot de hare. Gelet op de problematiek van [verdachte] is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] werd beperkt in zijn keuzevrijheid en daarmee niet geheel vrij zijn wil kon bepalen. De rechtbank acht [verdachte] daarom ten aanzien van het tenlastegelegde in een verminderde mate toerekeningsvatbaar en houdt hier rekening mee bij het bepalen van de straf.
Op te leggen straf
De rechtbank houdt er bij de strafoplegging in strafverlagende zin rekening mee dat [verdachte] verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van [verdachte] , de meerdaadse samenloop van de feiten 1 en 2 en dat [verdachte] in de bewezenverklaarde periode een ondergeschikte en uitvoerende rol heeft vervuld. Hij kan niet worden beschouwd als iemand die een hoge positie vervulde binnen de organisatie, maar ook personen die een ondergeschikte rol vervullen zijn een onmisbare schakel in het geheel. De rechtbank zal ten nadele van [verdachte] als strafverzwarende omstandigheid de frequentie en intensiteit van het dealen meewegen.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Dit betekent dat [verdachte] dus niet terug naar de jeugdgevangenis hoeft, mits hij zich aan de voorwaarden zal houden. Een taakstraf zoals verzocht door de verdediging, is gelet op de aard, ernst en duur van de feiten niet aan de orde. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad en SAVE zijn geadviseerd en door de officier van justitie zijn gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat [verdachte] wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal zij bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf dient enerzijds om [verdachte] ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen en anderzijds om [verdachte] , gelet op zijn jonge leeftijd en aanwezige problematiek, de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling in een verplicht kader op te leggen. De bijzondere voorwaarden dienen bij te dragen aan een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] en ertoe bij te dragen dat [verdachte] zich in de toekomst niet opnieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten. Gelet op de aanwezige problematiek van [verdachte] acht de rechtbank een proeftijd van twee jaar op zijn plaats.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de straf die zij aan [verdachte] zal opleggen, het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren:
- 160 euro (PL0900-2023240851-3237570);
- 250 euro (PL0900-2023240851-3237554).
Deze geldbedragen zijn uit baten van het bewezenverklaarde verkregen.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de volgende in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
  • 2 stk hashish (PL0900-2023240851-3237547);
  • 1 stk hashish (PL0900-2023240851-3237545);
  • 4 stk hashish (PL0900-2023240851-3237650);
  • 1 stk wapen (PL0900-2023240851-3237583);
  • 1 stk weegschaal (PL0900-2023240851-3237481);
  • 1 stk doos (PL0900-2023240851-3237499).
Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de feiten zijn begaan, terwijl deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van het in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoon (PL0900-2023240851-3237444).

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 mei 2022 (parketnummer 16.045990.22) is aan [verdachte] een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 60 uur voorwaardelijk opgelegd. De hierboven bewezenverklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezenverklaarde feiten heeft [verdachte] de aan het vonnis van de kinderrechter verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Om die reden zal deze voorwaardelijk opgelegde straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 33, 33a, 36b, 36c, 47, 77a, 77g, , 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 77gg van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 11, 11b en 13a van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart [verdachte] strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt [verdachte] tot een
jeugddetentie van 87 (zevenentachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door [verdachte] vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 42 (tweeënveertig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat [verdachte] de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat [verdachte] :
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat [verdachte] gedurende de proeftijd:
* meewerkt aan individuele en systeembehandeling van FAST, de Waag of een soortgelijke instelling;
* meewerkt mee aan begeleiding door Samen Sterk geboden, zolang de jeugdreclasseerder dit nodig acht;
* indien nodig meewerkt aan verblijf en behandeling binnen een driemilieus-voorziening in afstemming met de jeugdreclassseerder.
* medewerking verleent aan ITB Harde Kern voor de duur van drie maanden, dan wel zolang de jeugdreclasseerder dit noodzakelijk acht;
* zich zal bevinden op het adres [adres 1] , [woonplaats] . Daarbij heeft hij een aaneengesloten blok ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de jeugdreclassering wordt afgesproken. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod aanpassen dan wel laten vervallen. Het locatiegebod zal worden gecontroleerd door middel van een elektronisch monitoringmiddel. [verdachte] zal zich houden aan het locatiegebod en zal zich ter controle van het locatiegebod onder elektronische monitoring stellen van de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland te Flevoland;
* naar school gaat volgens zijn schoolrooster of een andere positieve dagbesteding heeft in overleg met de jeugdreclasseerder;
* een positieve vrijetijdsbesteding heeft in overleg met de jeugdreclasseerder;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte 1] (geb. [geboortedatum 2] 2003) en [medeverdachte 2] (geb. [geboortedatum 3] 2004), te controleren door de politie en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten Samen Veilig Midden-Nederland, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en [verdachte] ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door Samen Veilig Midden-Nederland
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 160 euro (PL0900-2023240851-3237570);
  • 250 euro (PL0900-2023240851-3237554);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 2 stk hashish (PL0900-2023240851-3237547);
  • 1 stk hashish (PL0900-2023240851-3237545);
  • 4 stk hashish (PL0900-2023240851-3237650);
  • 1 stk wapen (PL0900-2023240851-3237583);
  • 1 stk weegschaal (PL0900-2023240851-3237481);
  • 1 stk doos (PL0900-2023240851-3237499);
- gelast de teruggave aan [verdachte] van het voorwerp:
1 stk GSM (PL0900-2023240851-3237444);
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.045990.22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter van deze rechtbank bij vonnis van 12 mei 2022 opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. N. van Esch en H.C. Piet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een of meer gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 17 oktober 2023 te Lelystad, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte 1] ( [geboortedatum 2] 2003) en [medeverdachte 2] ( [geboortedatum 3] 2004), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
feit 3
hij op of omstreeks 17 oktober 2023 te Lelystad, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2023, genummerd PL0900-2023240851, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 422. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 100 en 101.
3.Pagina’s 104 t/m 112.
4.Pagina’s 152 t/m 169.
5.Pagina’s 330 t/m 338.
6.Pagina’s 307 t/m 310.
7.Pagina’s 323 t/m 326.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 november 2023, genummerd PL0900-2023240851, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 422. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.