ECLI:NL:RBMNE:2024:3160

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
574495 / HA RK 24-96
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter en griffier in bestuursrechtelijke procedure

In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 mei 2024 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de rechter en de griffier door verzoeker. Het wrakingsverzoek is ingediend op 1 mei 2024 en betreft een procedure waarin verzoeker zich benadeeld voelt door de gang van zaken rondom zijn zaak. Verzoeker heeft de rechter beschuldigd van partijdigheid en vooringenomenheid, onder andere vanwege de trage postverwerking door de rechtbank en een inspectie van zijn woning die niet door de rechtbank werd verhinderd. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de griffier niet-ontvankelijk verklaard, omdat artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen ruimte biedt voor het wraken van een griffier. Het verzoek tot wraking van de rechter is ongegrond verklaard. De wrakingskamer oordeelt dat de beslissing van de rechter om de zitting niet te verplaatsen een procesbeslissing is en dat een negatieve ervaring met een procesbeslissing op zich geen grond voor wraking is. De wrakingskamer concludeert dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 574495 / HA RK 24-96
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 16 mei 2024
op het verzoek in de zin van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder: verzoeker),
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van 1 mei 2024,
  • de schriftelijke reactie van mr. S.C.A. van Kuijeren (verder: de rechter) van 2 mei 2024,
  • het verzoek van verzoeker om de wrakingszitting uit te stellen van 6 mei 2024,
  • de beslissing van de wrakingskamer van dezelfde datum, waarin het verzochte uitstel wordt afgewezen.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 7 mei 2024 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is verzoeker verschenen. De rechter heeft laten weten dat zij afwezig is in verband met een eerder geplande mondelinge behandeling in een andere zaak. Namens de gemeente Utrecht (belanghebbende) zijn verschenen de heer [A] en mevrouw [B] .
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen de rechter als behandelend rechter en mr. [C] als griffier (verder: de griffier), in de zaken met zaaknummers SBR UTR 24 / 2971 WABOA T1 en SBR UTR 24 / 2976 WABOA T1.
2.2.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Hij ziet de rechter als partijdig en/of vooringenomen, vanwege drie redenen:
  • trage postverwerking op de rechtbank;
  • een inspectie van de woning van verzoeker op 23 april 2024 is niet door de rechtbank verhinderd, terwijl deze inspectie door de gemeente op korte termijn en met enkelvoudige communicatie was aangekondigd;
  • de rechtbank heeft de ‘spoeddrang’ van de gemeente overgenomen.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat zij alleen het verzoek van verzoeker om de zitting te verplaatsen heeft afgewezen. Daarbij heeft meegewogen dat het gaat om een voorlopige voorziening (spoedprocedure).
2.4.
Van de griffier is geen reactie ontvangen.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Verzoeker is niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek tegen de griffier
3.2.
Verzoeker is niet ontvankelijk in het wrakingsverzoek dat hij expliciet heeft gericht tegen de griffier. Artikel 8:15 van de Awb biedt daarvoor geen ruimte. Op grond hiervan kan alleen een rechter die de zaak behandelt, worden gewraakt. Het is niet mogelijk om (ook) de griffier te wraken. Op grond van artikel 4, tweede lid, aanhef en onder e van het wrakingsprotocol wordt verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.
Het verzoek tot wraking van de rechter is ongegrond
3.3.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.4.
De wrakingskamer maakt uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is besproken op dat verzoeker de gang van zaken in zijn procedure heeft ervaren alsof de rechtbank zomaar is meegegaan in de snelheid die de gemeente wilde aanhouden. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij dit ziet als een blijk van vooringenomenheid. De wrakingskamer begrijpt dat de reden voor de wraking vooral ligt in de beslissing van de rechter om de geplande zitting niet te verplaatsen naar een latere datum, zoals verzoeker wilde.
3.5.
De beslissing om de zitting niet uit te stellen is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden.
3.6.
Als een partij om uitstel van een zitting verzoekt, weegt de rechter de belangen van de betrokken partijen tegen elkaar af. Dat heeft de rechter in dit geval ook gedaan. Zij heeft daarbij het belang dat het gaat om een voorlopige voorziening en dus een spoedprocedure, zwaarder geacht dan het belang van verzoeker om uitstel van de zitting. In de e-mail waarin het verzoek om uitstel is afgewezen, is ook aan verzoeker toegelicht dat de zitting niet zal worden uitgesteld omdat het een spoedzaak is. Uit deze motivering blijkt niet van vooringenomenheid.
3.7.
Daarnaast heeft verzoeker in zijn wrakingsverzoek naar voren gebracht dat de postverwerking door de rechtbank volgens hem zeer traag is. Daarbij gaat het om administratieve handelingen, waaraan geen beslissing van de rechter ten grondslag ligt. Dat is geen grond voor wraking als bedoeld in artikel 8:15 van de Awb en artikel 4, tweede lid, aanhef en onder e, van het wrakingsprotocol. Bovendien heeft verzoeker hierover een klacht ingediend bij de rechtbank. De wrakingskamer kan daar niet over beslissen.
3.8.
Gelet op hetgeen hierover is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking van de rechter ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek gericht tegen de griffier;
4.2.
verklaart het verzoek tot wraking gericht tegen de rechter ongegrond;
4.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.4.
bepaalt dat de procedures van verzoeker met zaaknummers SBR UTR 24 / 2971 WABOA T1 en SBR UTR 24 / 2976 WABOA T1 moeten worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, mr. J.P. Killian en mr. N.A.J. Purcell als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. E.M. Schutte, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.