ECLI:NL:RBMNE:2024:316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
568868 / HA RK 24-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan ondertekening door advocaat

In deze wrakingszaak heeft verzoeker op 8 januari 2024 een voorlopig wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.W. Wagenaar in een lopende civiele procedure. Verzoeker stelde dat de rechter tijdens een comparitiezitting op 16 augustus 2023 geen rekening had gehouden met zijn medische situatie, wat leidde tot vrees voor partijdigheid. Verzoeker vroeg om uitstel voor het indienen van een definitief wrakingsverzoek, omdat hij een nieuwe raadsman zocht. De wrakingskamer heeft echter vastgesteld dat in de hoofdzaak verplichte procesvertegenwoordiging geldt, wat betekent dat een advocaat het wrakingsverzoek moet ondertekenen. Verzoeker kreeg de kans om dit verzuim te herstellen, maar heeft niet binnen de gestelde termijn een ondertekend verzoek ingediend. Hierdoor werd het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft besloten dat er geen mondelinge behandeling nodig was, gezien de kennelijke niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 568868 / HA RK 24-11
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 23 januari 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
(hierna: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 8 januari 2024 een voorlopig verzoek ingediend om mr. J.W. Wagenaar (hierna: de rechter) te wraken in een zaak met kenmerk C/16/540044 / HA ZA 22-326 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Tijdens de comparitiezitting op 16 augustus 2023 heeft de rechter geen enkele aandacht besteed aan het feit dat verzoeker onder invloed van medicatie verkeerde, terwijl verzoeker op 2 augustus 2023 een medicatieoverzicht had overgelegd aan de rechtbank. De rechter heeft hiermee niet de bescherming geboden die verzoeker had mogen verwachten gezien zijn verzwarende medische omstandigheden. Bij verzoeker is hierdoor de vrees voor partijdigheid gewekt. Verzoeker voert verder aan dat uit de vragen van de rechter tijdens de comparitiezitting en uit zijn uitlatingen in het tussenvonnis van 22 november 2023 blijkt dat hij vooringenomen was.
2.2.
Verzoeker heeft verder in het verzoek aangegeven dat er een nieuwe raadsman aan de zaak wordt toegevoegd, die het definitieve wrakingsverzoek zal opstellen. Verzoeker vermeldt hierbij dat de kennismakingsgesprekken met een aantal geschikte raadsmannen nog moeten plaatsvinden en dat hij vanwege zijn medische toestand niet snel kan reageren. Hij verzoekt daarom om de hoofdzaak op voorhand te schorsen en hem uitstel te verlenen voor het indienen van het definitieve wrakingsverzoek. Op 9 januari 2024 heeft de raadsman van verzoeker in de hoofdzaak, mr. M. Maasdam, per brief laten weten dat hij het door verzoeker ingediende (voorlopige) wrakingsverzoek en het verzoek om uitstel om een nieuwe raadsman te vinden ondersteunt. Mede gezien de medische situatie van verzoeker zou namelijk de kennis voor het voeren van de wrakingsprocedure bij mr. Maasdam ontbreken.
2.3.
De wrakingskamer heeft op 9 januari 2024 per brief aan verzoeker laten weten dat het niet mogelijk is de procedure in zijn zaak door het indienen van een voorlopig wrakingsverzoek op voorhand te schorsen in afwachting van een definitief wrakingsverzoek. Verzoeker is er in de brief ook op gewezen dat een wrakingsverzoek (mede) door een procesvertegenwoordiger moet worden ondertekend als in de hoofdzaak sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Aan verzoeker is tot 16 januari 2024 de mogelijkheid geboden om het verzuim te herstellen en er is hem medegedeeld dat anders zijn wrakingsverzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2.4.
Op 17 januari 2024 heeft de wrakingskamer per brief een verzoek om uitstel van vier weken ontvangen van mr. Maasdam.

3.De beoordeling

3.1.
De wrakingskamer stelt vast dat in de hoofdzaak van verzoeker verplichte procesvertegenwoordiging geldt. In procedures waarin procesvertegenwoordiging verplicht is, is ondertekening van een schriftelijk wrakingsverzoek door een advocaat vereist (zie 2.1.2 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank). Dit betekent dat verzoeker alleen met bijstand van een advocaat een schriftelijk wrakingsverzoek kan indienen.
3.2.
Het voorlopige verzoek tot wraking dat verzoeker op 8 januari 2024 heeft ingediend is niet ondertekend door een advocaat. De wrakingskamer heeft verzoeker een termijn gegund dit verzuim te herstellen en hem er op gewezen dat het wrakingsverzoek anders niet-ontvankelijk wordt verklaard. Verzoeker heeft echter niet binnen de gestelde termijn alsnog een wrakingsverzoek ingediend dat is ondertekend door een advocaat. Hij heeft ook niet op tijd gevraagd om verder uitstel. De brief van mr. Maasdam met het verzoek om uitstel is namelijk pas na het aflopen van de herstelverzuimtermijn ontvangen.
3.3.
Omdat het wrakingsverzoek niet is ondertekend door een advocaat, is verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
3.4.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid hoeft er geen mondelinge behandeling plaats te vinden. [1]

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/540044 / HA ZA 22-326 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. D. Wachter en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. S. Bazaz, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie 4.2 onder d van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank.