ECLI:NL:RBMNE:2024:3155

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/16/570813 / FL RK 24-180
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beeëindigen gezamenlijk gezag en vaststellen omgangsregeling met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 mei 2024 een beschikking gegeven in een familierechtelijke kwestie tussen de moeder en de vader van twee minderjarige dochters, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder heeft verzocht om alleen het gezag over de kinderen te verkrijgen en om de zorg- en omgangsregeling met de vader te beëindigen of op te schorten. De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de moeder. Tijdens de zitting op 4 april 2024 is de situatie van de kinderen besproken, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders in het verleden samen het gezag over de kinderen hebben gehad, maar dat er inmiddels geen communicatie meer tussen hen plaatsvindt. De vader heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verzoek van de moeder om alleen het gezag uit te oefenen.

De rechtbank heeft besloten dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de moeder toekomt, omdat dit in het belang van de kinderen is. De vader blijft echter hun vader en kan betrokken blijven bij hun leven. Wat betreft de omgangsregeling heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om deze te beëindigen afgewezen, maar heeft wel een nieuwe regeling vastgesteld waarbij de kinderen om de twee weken van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijven. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van de kinderen en het contact met hun vader.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om de kinderalimentatie te wijzigen aanhouden, omdat dit nader moet worden besproken. De rechtbank heeft de zaak voor de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige] afgesplitst naar een ander zaaknummer, aangezien hij meerderjarig is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft de proceskostenveroordeling aangehouden in afwachting van het verdere verloop van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/570813 / FL RK 24-180
Gezag en omgang
Beschikking van 2 mei 2024
in de zaak van:
[moeder],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.M.M. Pater,
tegen
[vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft het volgende stuk ontvangen:
- het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 21 februari 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
4 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader;
  • mevrouw [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.3.
De rechter heeft aan de minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de dochters van de ouders, gevraagd wat zij van de verzoeken vinden. Zij hebben op 28 maart 2024 met de rechter gesproken.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen kinderen:
  • [jongmeerderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2004 (jongmeerderjarig) in [geboorteplaats 1] ;
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 2] 2006 in de gemeente [geboorteplaats 2] ;
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 3] 2008 in de gemeente [geboorteplaats 2] .
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder. [jongmeerderjarige] heeft de moeder gemachtigd zijn belangen te behartigen.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nemen.
2.4.
De ouders hebben in het ouderschapsplan van 17 juni 2021, aangehecht aan de beschikking van de rechtbank van 23 juli 2021, afgesproken dat [jongmeerderjarige] , [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de ene week van woensdagavond tot donderdagmiddag bij de vader verblijven en in de andere week van donderdagavond tot zondagmiddag. Daarnaast is in het ouderschapsplan opgenomen dat de vader € 198,- per maand betaalt aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
2.5.
De moeder verzoekt de rechtbank:
  • haar voortaan alleen met het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te belasten;
  • de zorg-/omgangsregeling tussen de vader en de kinderen stop te zetten, dan wel op te schorten;
  • de kinderalimentatie met ingang van september 2022, dan wel vanaf juni 2023, dan wel de datum van de indiening van het verzoekschrift, te wijzigen naar een bedrag van € 474,- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen;
  • de vader te veroordelen in de kosten van de procedure.
2.6.
De vader heeft geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

Gezag
3.1.
De rechtbank zal beslissen dat de moeder voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] heeft. Dit betekent dat de moeder voortaan alleen de beslissingen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mag nemen. De vader heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft als de moeder alleen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitoefent. Nu er daarnaast geen communicatie tussen de ouders plaatsvindt en de vader ook niet bereid is daar verandering in te brengen, acht de rechtbank het, samen met de Raad, in het belang van de kinderen dat het gezag van de vader wordt beëindigt. Dit betekent echter niet dat de vader niets meer met de kinderen te maken wil hebben. Ondanks dat de moeder voortaan alleen de belangrijke beslissing over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kan nemen, is en blijft hij hun vader.
Omgangsregeling
3.2.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder tot stopzetting dan wel opschorting van de zorgregeling afwijzen en vaststellen dat er naar de volgende omgangsregeling toegewerkt zal worden: [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven een keer in de twee weken van vrijdagmiddag voor het eten tot zondagavond bij de vader. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
Sinds juni 2023 vindt er geen fysieke omgang meer plaats tussen de vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De vader heeft toen de zorgregeling stopgezet. Hiervoor verbleven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in afwijking van het ouderschapsplan, een keer in de twee weken bij de vader van vrijdag voor het eten tot zondagavond. De regeling is stopgezet door de vader nadat er sieraden en geld van de partner van de vader zijn zoekgeraakt gedurende een omgangsweekend. De vader beschuldigt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervan dat zij dit hebben gedaan. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geven aan dat zij het niet gedaan hebben. Hierna heeft er nauwelijks tot geen contact plaatsgevonden tussen de vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben aangegeven dat zij wel graag het contact met de vader willen verbeteren. De vader heeft tijdens de zitting gezegd dat hij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ook graag weer zou willen zien en dat hij onder begeleiding van hulpverlening het contact weer wil opbouwen. Ook de moeder wil dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weer contact hebben met de vader en naar hem toe gaan. De rechtbank vindt het belangrijk dat er omgang plaatsvindt tussen de vader, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij zijn immers kind van beide ouders. Omdat er nog het een en ander uitgesproken dient te worden, vindt de rechtbank het belangrijk dat er onder begeleiding van hulpverlening toegewerkt zal worden naar de uiteindelijke omgangsregeling. Hierbij dient er rekening gehouden te worden met het tempo dat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] aan kunnen. Het is aan de vader om deze hulpverlening te realiseren, zodat het contact weer hersteld kan worden.
Kinderalimentatie
3.4.
Nu de rechtbank een beslissing heeft genomen over de omgangsregeling kan de rechtbank het verzoek van de moeder over de wijziging van de kinderalimentatie niet zonder nadere behandeling toewijzen. Dit kan alleen indien het verzoek van de moeder de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Daarvan is geen sprake, omdat de moeder de zorgkorting heeft gezet op 0% en er wel een omgangsregeling is. De rechtbank zal de ouders dan ook in de gelegenheid stellen zich nader uit te laten over de zorgkorting en vraagt de ouders gelijktijdig te laten weten of er behoefte is aan een nadere zitting dan wel dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan.
3.5.
De rechtbank heeft de zaak voor wat betreft de kinderalimentatie voor [jongmeerderjarige] afgesplitst naar de zaak met zaaknummer C/16/573735 FL RK 24-426 nu [jongmeerderjarige] meerderjarig is en de omgangsregeling voor hem daarom niet geldt.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.6.
De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van het gezag en de omgangsregeling ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
De proceskosten
3.7.
De rechtbank zal het verzoek met betrekking tot de proceskostenveroordeling aanhouden in afwachting van het verdere verloop van deze procedure, nu de rechtbank nog geen eindbeslissing neemt in deze zaak.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vanaf nu alleen toekomt aan de moeder;
4.2.
stelt als omgangsregeling vast dat er toegewerkt zal worden naar een regeling waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een keer in de twee weken van vrijdagmiddag voor het eten tot zondagavond bij de vader verblijven;
4.3.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
houdt het verzoek van de moeder over de kinderalimentatie aan en stelt de ouders in de gelegenheid zich binnen
vier wekenna deze beschikking uit te laten over de zorgkorting en of zij een schriftelijke afdoening van de kinderalimentatie wensen;
4.5.
houdt het verzoek van de moeder met betrekking tot de proceskostenveroordeling aan in afwachting van het verdere verloop van de procedure;
4.6.
wijst het verzoek van de moeder over de omgang voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. D. van Bloemendaal, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. I.R.S. Salomé, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!