ECLI:NL:RBMNE:2024:3152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/16/556745 / HL ZA 23-140
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige concurrentie en contractuele geschillen tussen installateur en adviseur in de tuinbouwsector

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde sub 1] c.s. [eiseres] vorderde schadevergoeding wegens onrechtmatige concurrentie en schending van een overeenkomst van opdracht. [eiseres] stelde dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig heeft geconcurreerd door opdrachten die voor haar bestemd waren, om te leiden naar [gedaagde sub 1] c.s. en door provisies te bedingen bij leveranciers ten koste van haar. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen, oordelend dat [gedaagde sub 2] niet in strijd met het concurrentiebeding heeft gehandeld en dat de bedongen provisies niet onrechtmatig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een shop-in-shop constructie en dat de werkzaamheden van [gedaagde sub 2] niet concurrerend waren aan die van [eiseres]. Tevens werd de vordering tot betaling van een contractuele boete afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat [gedaagde sub 2] zich niet heeft schuldig gemaakt aan schending van de overeenkomst van opdracht. De rechtbank veroordeelde [eiseres] in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/556745 / HL ZA 23-140
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. E.J.T. Mulders,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1]
2.
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2]
3.
[gedaagde sub 3],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3]
4.
[gedaagde sub 4],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde sub 4] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s. in enkelvoud,
advocaat: mr. D.C.J. Bogerd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 februari 2023 met 80 producties,
  • de conclusie van antwoord met 41 producties,
  • de akte vermeerdering van eis van [eiseres] met de aanvullende productie 81 tot en met 95,
  • door [eiseres] zijn nog toegestuurd de producties 96 tot en met 110,
  • door [gedaagde sub 1] c.s. zijn nog ingediend de producties 42 tot en met 48.
  • de brief van 28 augustus 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de mondelinge behandeling van 11 maart 2024.
1.2.
[eiseres] heeft bij haar akte vermeerdering van eis ook een voorwaardelijke incidentele vordering tot inzage in of afgifte van stukken ex artikel 162 en/of 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ingesteld. [gedaagde sub 1] c.s. hebben daarop geantwoord. De rechtbank de voorwaardelijke incidentele vordering bij vonnis van 12 juli 2023 afgewezen. [eiseres] heeft vóór de mondelinge behandeling, een gelijk luidende voorwaardelijke incidentele vordering ingesteld.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. Namens [eiseres] zijn de heer [A] en de heer [B] (beiden indirect medebestuurder van [eiseres] ) verschenen en haar advocaten mr. Mulders en mr. A.A. van Waaijenburg. Van de zijde van gedaagden zijn verschenen de heren [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] verschenen met hun advocaat mr. Bogerd. De heer [gedaagde sub 1] is eveneens verschenen als bestuurder van [gedaagde sub 2] . De advocaten hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Daarvoor hebben zij verlengde spreektijd gekregen. De spreekaantekeningen van de advocaten zijn aan het dossier toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder besproken is.
1.4.
Op de mondelinge behandeling is gezegd dat op 22 mei 2024 vonnis wordt gewezen.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] vindt dat [gedaagde sub 1] c.s. onrechtmatig heeft geconcurreerd door opdrachten die bestemd waren voor [eiseres] om te leiden naar [gedaagde sub 1] c.s.. Ook vindt zij dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] onrechtmatig hebben geconcurreerd door bij leveranciers ten koste van [eiseres] provisies te bedingen. [eiseres] wil dat [gedaagde sub 1] c.s. de daardoor geleden schade vergoedt. Ook wil [eiseres] dat [gedaagde sub 2] een boete betaalt omdat zij het concurrentiebeding uit de overeenkomst van opdracht heeft geschonden. De rechtbank wijst de eisen van [eiseres] af.

3.Wat er gebeurd is

De partijen
3.1.
[eiseres] is installateur van technische installaties in de tuinbouw.
3.2.
[gedaagde sub 2] is adviseur en intermediair gespecialiseerd in het tot stand brengen van installaties voor gewasteelten onder kunstlicht of andere kunstmatige omstandigheden. [gedaagde sub 1] is bestuurder van [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 3] was van 1 oktober 2015 tot en met 1 juli 2022 als calculator/ werkvoorbereider in loondienst werkzaam bij [onderneming 1] B.V. (hierna: [onderneming 1] ). [onderneming 1] is een zusterorganisatie van [eiseres] en ondersteunt telers met daglichtloze (indoor)teelten. [gedaagde sub 4] was van 1 juli 1988 tot en met 31 oktober 2020 werkzaam bij [eiseres] . Hij was in zijn functie verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de verkoopmarkt in Zuid-Korea. Dit werd gedaan via een zusterorganisatie van [eiseres] met de naam [onderneming 2] .
De overeenkomst van opdracht tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2]
3.3.
[eiseres] en [gedaagde sub 2] hebben voor de periode van 29 juni 2015 tot en met
1 juni 2022 een overeenkomst van opdracht gesloten (hierna: de overeenkomst van opdracht). In artikel 1 van de overeenkomst van opdracht staat de opdracht aan [gedaagde sub 2] als volgt omschreven:
“Opdrachtnemer verricht de navolgende werkzaamheden voor opdrachtgever: opzetten, ontwikkelen en uitbouwen van de markt voor [onderneming 1] projecten. In het bijzonder zoekt hij nieuwe klanten en verzorgt het ontwerp en verkoop van technische systemen. Hij zorgt met ondersteuning van het projectbureau ervoor dat er offertes worden opgesteld die technisch haalbaar en commercieel doeltreffend zijn.”
Shop-in-shop constructie
3.4.
[eiseres] is na afloop van de overeenkomst van opdracht gestuit op een administratie van [gedaagde sub 2] met daarin liquiditeitsoverzichten. Deze liquiditeitsoverzichten zijn bijgewerkt tot en met 10 maart 2022. [eiseres] meent dat uit de liquiditeitsoverzichten volgt dat [gedaagde sub 2] tijdens de looptijd van de overeenkomst van opdracht betalingen heeft ontvangen van partijen die een directe concurrent, klant en/of leverancier zijn van [eiseres] en/of [onderneming 1] . [eiseres] heeft de liquiditeitsoverzichten laten ontdubbelen door onderzoeksbureau [onderneming 3] (verder: [onderneming 3] ). Dit heeft geleid tot een geconsolideerd liquiditeitsoverzicht waaruit de volgende betalingen aan [gedaagde sub 2] zouden blijken:
[C]
€ 113.232,50
[onderneming 4]
€ 118.493,35
[onderneming 5]
€ 38.213,33
[D]
€ 75.000,-
[onderneming 6]
€ 100.851,55
[onderneming 7]
€ 15.959,92
[onderneming 8]
€ 52.215,-
[onderneming 9]
€ 51.975,-
[onderneming 10]
€ 47.500,-
[onderneming 11]
€ 44.325,-
[onderneming 12]
€ 31.692,78
[onderneming 13]
€ 4.481,82
[onderneming 14]
€ 11.000,-
[onderneming 15]
€ 6.506,18
Totaal
€ 711.446,43
3.5.
Volgens [eiseres] volgt uit deze betalingen dat [gedaagde sub 2] een zogenoemde shop-in-shop constructie heeft opgezet. Dit betekent volgens [eiseres] dat [gedaagde sub 2] tijdens het uitvoeren van de overeenkomst van opdracht onrechtmatig met haar en [onderneming 1] heeft geconcurreerd door:
  • opdrachten die waren bestemd voor [eiseres] of [onderneming 1] om te leiden naar zichzelf, en
  • provisies te bedingen bij leveranciers en opdrachtgevers ten koste van de marge van [eiseres] en [onderneming 1] .
3.6.
Omdat [gedaagde sub 2] de shop-in-shop constructie feitelijk heeft laten uitvoeren door [gedaagde sub 1] , bestuurder van [gedaagde sub 2] , houdt [eiseres] ook hem aansprakelijk. [gedaagde sub 2] zou zich bij het opzetten en in standhouden van de shop-in-shop constructie bovendien hebben laten bijstaan door [gedaagde sub 3] die van 1 oktober 2015 tot en met 1 juli 2022 werknemer van [onderneming 1] was. Om deze reden houdt [eiseres] ook [gedaagde sub 3] aansprakelijk. Met de ontvangen betalingen hebben [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] zich volgens [eiseres] bovendien ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [eiseres] en/of [onderneming 1] .
3.7.
[eiseres] vordert in deze procedure de schade die zij en [onderneming 1] door de shop-in-shop constructie hebben geleden. [onderneming 1] heeft hiervoor haar vordering op [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] aan [eiseres] overgedragen (gecedeerd). [eiseres] begroot de schade gelijk aan de betalingen die [gedaagde sub 2] heeft ontvangen, zijnde € 711.446,43. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] dit bedrag met € 32.670,- verlaagd tot € 678.776,43. Door medewerkers en directieleden van [eiseres] is namelijk gedeeld in de provisie die [gedaagde sub 2] van [onderneming 6] heeft ontvangen.
Contractuele boete
3.8.
[eiseres] vindt dat [gedaagde sub 2] het concurrentiebeding (artikel 10 lid 1 van de overeenkomst van opdracht) heeft geschonden. Dit concurrentiebeding luidt:
“Het is de opdrachtnemer verboden gedurende de looptijd van deze overeenkomst al dan niet tegen beloning, hetzij direct, hetzij indirect, op welke wijze ook betrokken te zijn bij concurrerende ondernemingen van opdrachtgever(de rechtbank: [eiseres] )”. Bij overtreding van het concurrentiebeding verbeurt [gedaagde sub 2] volgens artikel 10 lid 3 van de overeenkomst van opdracht een opeisbare boete van € 10.000,-, te vermeerderen met € 1.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
3.9.
In deze procedure eist [eiseres] (na vermindering van eis) dat [gedaagde sub 2] € 160.000,- aan verbeurde boetes betaalt. Dit bedrag bestaat uit de opeisbare boete van € 10.000,-, vermeerderd met veertien overtredingen wegens betalingen van de partijen zoals genoemd in 3.4 van dit vonnis en vermeerderd met € 10.000,- aan boete wegens het onderbrengen van het project [project] bij [onderneming 7] (zie 3.38 e.v. van dit vonnis). In afwijking van de boetebepaling eist [eiseres] in deze procedure dus geen € 1.000,- aan boete per dag, maar beperkt zij de boete tot € 10.000,- per overtreding.
Project [project]
3.10.
[eiseres] meent dat [gedaagde sub 4] , in samenwerking met [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , ervoor heeft gezorgd dat de Koreaanse klant [onderneming 16] het project [project] niet aan [onderneming 2] B.V. (verder: [onderneming 2] ) heeft gegund, maar aan [onderneming 7] B.V. (verder: [onderneming 7] ). [eiseres] vindt daarom dat [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voor de hierdoor geleden schade aansprakelijk zijn.
3.11.
[gedaagde sub 4] is volgens [eiseres] aansprakelijk omdat hij het concurrentie- en relatiebeding uit zijn arbeidsovereenkomst heeft geschonden. De arbeidsovereenkomst tussen [gedaagde sub 4] en [eiseres] is per 31 oktober 2020 beëindigd. [gedaagde sub 4] is vervolgens per
1 november 2020 in loondienst gaan werken voor [onderneming 17] B.V. (verder: [onderneming 17] ). Bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst hebben [gedaagde sub 4] en [eiseres] afspraken gemaakt over de werking van het concurrentie- en relatiebeding zoals opgenomen in de arbeidsovereenkomst. In deze afspraken is vermeld: “
Voor wat betreft Korea en Japan zullen we de klanten met wederzijds respect behandelen, en zullen we zien of de klanten met [gedaagde sub 4] meelopen of dat deze met [eiseres] meegaan. Dit is een beslissing aan de klant zelf.”
3.12.
Voordat [gedaagde sub 4] zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] beëindigde, was hij bezig om het project [project] voor [onderneming 2] te verkrijgen. Op 11 april 2021 heeft [onderneming 16] de opdracht voor dit project gegund aan [onderneming 7] . [onderneming 7] is een zusterorganisatie van [onderneming 17] . Deze opdracht is aan [onderneming 7] verstrekt nadat [gedaagde sub 4] , als medewerker van [onderneming 17] , namens [onderneming 7] een offerte aan [onderneming 16] had gestuurd.
3.13.
Ook vindt [eiseres] dat [gedaagde sub 2] haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft geschonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] uitgelegd dat [gedaagde sub 1] aansprakelijk is als bestuurder van [gedaagde sub 2] (bestuurdersaansprakelijkheid). De schade die [onderneming 2] hierdoor heeft geleden bestaat uit de misgelopen winstmarge, die zij berekent op € 176.090,20. [onderneming 2] heeft haar vorderingen op [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] overgedragen (gecedeerd) aan [eiseres] .
[gedaagde sub 1] c.s. betwist de vorderingen
3.14.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist voor de gevorderde schade aansprakelijk te zijn. Ook betwist zij de gestelde schade. Volgens [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] hebben zij geen concurrerende werkzaamheden uitgevoerd. Ze betwisten dan ook de gestelde shop-in-shop constructie. De werkzaamheden die zij voor derde partijen uitvoerden waren namelijk pre-engineeringswerkzaamheden [1] voor de teelt van medicinale cannabis. Dergelijke werkzaamheden voert [eiseres] volgens [gedaagde sub 1] c.s. niet uit. Bovendien mocht [gedaagde sub 2] tijdens de overeenkomst van opdracht werkzaamheden uitvoeren voor derden. [eiseres] had namelijk niet bedongen dat [gedaagde sub 2] exclusief voor [eiseres] zou werken. De enige beperking hiervoor was het concurrentiebeding zoals opgenomen in de overeenkomst van opdracht, maar [gedaagde sub 2] heeft met het uitvoeren van pre-engineeringswerkzaamheden het concurrentiebeding niet geschonden. Zij vindt om dezelfde reden dat ook de gevorderde contractuele boete moet worden afgewezen. Bovendien betwist [gedaagde sub 2] dat zij de bedragen heeft ontvangen zoals door [eiseres] is gesteld.
3.15.
[gedaagde sub 4] betwist eveneens aansprakelijk te zijn. Volgens hem heeft [onderneming 16] er zelf voor gekozen om met [gedaagde sub 4] mee te gaan om vervolgens een overeenkomst met [onderneming 7] te sluiten en daar het project [project] onder te brengen. Dat [onderneming 16] dit heeft gedaan moet [eiseres] respecteren zoals tussen [eiseres] en [gedaagde sub 4] bij het einde van de arbeidsovereenkomst is afgesproken. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten eveneens aansprakelijk te zijn.
De beoordeling
Shop-in-shop constructie ( [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] )
De omvang van de omzet die [gedaagde sub 2] heeft behaald
3.16.
[eiseres] heeft uit het geconsolideerde liquiditeitsoverzicht afgeleid dat [gedaagde sub 2] in totaal € 711.446,43 van derde partijen heeft ontvangen. Voor het overzicht van deze betalingen verwijst de rechtbank naar 3.4 van dit vonnis. [gedaagde sub 2] betwist de betalingen. Volgens haar heeft zij uitsluitend de volgende betalingen ontvangen:
[C]
€ 113.232,50
provisie
[onderneming 6]
€ 74.070,72 ex btw
provisie
[onderneming 12]
€ 2.321,11
provisie
[onderneming 8]
€ 2.965,-
pre-engineering (saldo na creditering omdat het project [onderneming 11] [.] niet is doorgegaan)
[onderneming 10]
€ 47.500,-
pre-engineering
3.17.
[gedaagde sub 2] heeft haar betwisting gemotiveerd door erop te wijzen dat zij de door [eiseres] gevonden liquiditeitsoverzichten als omzetbegroting gebruikte. Een deel van de omzetbedragen in de liquiditeitsoverzichten waren geprognotiseerd. [onderneming 3] heeft dit in haar onderzoeksrapport bevestigd.
3.18.
De geprognotiseerde omzetbedragen waren in de liquiditeitsoverzichten geel gearceerd. Het gaat hierbij om de geprognotiseerde omzetbedragen van [onderneming 4] , [onderneming 5] , [onderneming 13] , [onderneming 14] en [onderneming 15] . Volgens [gedaagde sub 2] heeft zij van deze partijen geen betalingen ontvangen.
3.19.
Gelet op de betwisting van [gedaagde sub 2] gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagde sub 2] tijdens de looptijd van de overeenkomst van opdracht in totaal € 189.624,33 aan provisies heeft bedongen van [C] , [onderneming 6] en [onderneming 12] en € 50.465,- heeft ontvangen voor pre-engineeringswerkzaamheden van [onderneming 8] en [onderneming 10] . Deze betalingen zijn namelijk door [gedaagde sub 2] erkend.
3.20.
De rechtbank weegt hierin mee dat het op de weg van [eiseres] had gelegen om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig aan te voeren. Op [eiseres] rust namelijk de stel- en de bewijsplicht omdat zij zich beroept op de rechtsgevolgen van het gestelde (contractuele en buitencontractuele) onrechtmatig handelen door [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] .
3.21.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] dat onvoldoende gedaan. Zo heeft zij, naast de gevonden bedragen in de liquiditeitsoverzichten, in het geheel geen andere feiten naar voren gebracht waaruit blijkt dat [gedaagde sub 2] betalingen heeft ontvangen van [onderneming 4] , [onderneming 5] , [D] , [onderneming 7] , [onderneming 9] , [onderneming 14] of [onderneming 15] , en heeft zij niet uitgelegd waarom deze gestelde betalingen moeten leiden tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig handelen. Slechts heeft zij aan de hand van enkele voorbeeldprojecten duidelijk willen maken welke gedragingen zij [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 3] verwijt. Het gaat hierbij om de projecten [onderneming 10] [..] , [onderneming 8] , [plaatsnaam] en [onderneming 11] [....] . Ook heeft zij voorbeelden genoemd uit het project [onderneming 11] [.] , maar dit project is niet doorgegaan. Deze gegeven voorbeelden geven weliswaar inzicht in betalingsstromen, maar maken niet duidelijk welk onrechtmatig handelen [gedaagde sub 1] c.s. verweten kan worden en waarom dat het geval is.
[gedaagde sub 2] heeft haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht niet geschonden
3.22.
In de tussen [eiseres] en [gedaagde sub 2] gesloten overeenkomst van opdracht was geen exclusiviteit bedongen. Dit betekent dat het [gedaagde sub 2] in beginsel was toegestaan om voor anderen dan [eiseres] te werken. Daarbij is relevant dat [gedaagde sub 1] , al dan niet via zijn onderneming [gedaagde sub 2] , al sinds 1999 actief is in dezelfde sector waarin [eiseres] werkzaam is. [gedaagde sub 1] ( [gedaagde sub 2] ) heeft in deze sector een bekende naam. [eiseres] wist dus, of kon weten, dat [gedaagde sub 2] ook voor andere partijen in de sector werkzaam was. Bovendien hebben partijen afgesproken dat [gedaagde sub 2] maar drie tot vier dagen per week voor [eiseres] werkzaam zou zijn; er was voor [gedaagde sub 2] dus nog ruimte om voor andere partijen te werken.
3.23.
De vrijheid om voor andere partijen dan [eiseres] te werken was niet onbeperkt. In de overeenkomst van opdracht was namelijk een concurrentiebeding opgenomen. De rechtbank verwijst hiervoor naar 3.8 van dit vonnis. [gedaagde sub 2] mocht dus voor andere partijen werken, zolang dit maar niet voor concurrenten van [eiseres] was.
3.24.
Vaststaat dat [gedaagde sub 2] pre-engineeringswerkzaamheden heeft verricht voor [onderneming 8] en [onderneming 10] (zie 3.19 van dit vonnis). [eiseres] heeft niet gesteld dat dit directe concurrenten van haar zijn. Om deze reden oordeelt de rechtbank dat [gedaagde sub 2] door het uitvoeren van deze pre-engineeringswerkzaamheden het concurrentiebeding niet heeft geschonden.
3.25.
Volgens [eiseres] heeft [gedaagde sub 2] de overeenkomst ook geschonden doordat zij de pre-engineeringswerkzaamheden heeft doorgeleid naar zichzelf terwijl zij op grond van artikel 1 van de overeenkomst van opdracht de plicht had om deze werkzaamheden bij [eiseres] , althans bij [onderneming 1] onder te brengen. De rechtbank volgt [eiseres] hierin niet omdat [gedaagde sub 2] voldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de pre-engineeringswerkzaamheden zagen op teelten van medicinale cannabis. Dergelijke specialistische werkzaamheden worden niet door [eiseres] of [onderneming 1] uitgevoerd. Weliswaar heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst gesteld dat zij wel degelijk pre-engineeringswerkzaamheden uitvoert voor cannabisteelten, maar dat is door haar niet nader onderbouwd.
3.26.
Zelfs als [eiseres] wel pre-engineeringswerkzaamheden voor medicinale cannabisteelten uitvoert, leidt dit niet zonder meer tot de conclusie dat [gedaagde sub 2] met het uitvoeren van zijn werkzaamheden artikel 1 van de overeenkomst van opdracht heeft geschonden. [eiseres] heeft namelijk niet uitgelegd waarom [gedaagde sub 2] in haar verplichting om de markt van [onderneming 1] te ontwikkelen en uit te bouwen is tekortgeschoten door het uitvoeren van pre-engineeringswerkzaamheden voor derden. Dat had van haar wel verwacht mogen worden. Zeker omdat [gedaagde sub 2] nog gesteld heeft dat de pre-engineeringswerkzaamheden juist dienstig waren aan de werkzaamheden van [eiseres] en [onderneming 1] , omdat daaruit potentiële opdrachten voor [eiseres] werden gegenereerd. Als een klant op basis van een pre-engineering door [gedaagde sub 2] invulling wilde geven aan het project, werd deze potentiële opdracht vervolgens besproken in de salesvergadering van [eiseres] . Als deze salesvergadering vervolgens besloot om een offerte uit te brengen, en dit leidde tot een opdracht, dan begeleidde [gedaagde sub 2] vanuit [eiseres] dit project (de engineeringsfase).
3.27.
Het bedingen van provisies is eveneens geen schending van de overeenkomst van opdracht. [eiseres] wist dat [gedaagde sub 2] provisie-afspraken had lopen. Haar medewerkers en directieleden hebben namelijk gedeeld in de provisie-afspraak die [gedaagde sub 2] met [onderneming 6] had gemaakt.
3.28.
Bovendien concludeert de rechtbank dat [eiseres] door de betaalde provisie geen schade heeft geleden. Zij heeft geen schade geleden door de betaalde provisie door [C] . Uit de door [gedaagde sub 1] overgelegde verklaring van [C] volgt namelijk dat deze provisie niets met [eiseres] of [onderneming 1] te maken had. [C] verklaart: “
Hiermit bestätigen wir, dass die Vereinbarung zwischen der [onderneming 18] AG und [gedaagde sub 2] über Euro 113‘330 nichts mit [eiseres] / [onderneming 1] zu tun hat”. Wat resteert is de betaalde provisie door [onderneming 12] en door [onderneming 6] . [eiseres] heeft echter niet duidelijk gemaakt waarom zij door deze provisiebetalingen schade heeft geleden. Daarom kan de rechtbank daar niet van uitgaan.
[gedaagde sub 3] heeft zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet geschonden
3.29.
[gedaagde sub 3] heeft zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst met [onderneming 1] niet geschonden. Hierboven heeft de rechtbank namelijk geconcludeerd dat de pre-engineeringswerkzaamheden niet concurrerend waren aan de activiteiten van [onderneming 1] . De stelling dat [gedaagde sub 3] zich met deze pre-engineeringswerkzaamheden bezig hield tijdens werktijd en hiervoor bedrijfsmiddelen van [onderneming 1] of [eiseres] gebruikte is niet door haar onderbouwd. Dat had wel van haar verwacht mogen worden, omdat [gedaagde sub 3] deze stelling gemotiveerd betwist heeft. Hij heeft namelijk uitgelegd dat hij deze werkzaamheden buiten werktijd heeft verricht en daarbij gebruik heeft gemaakt van eigen middelen.
Geen onrechtmatige daad en geen ongerechtvaardigde verrijking
3.30.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben niet onrechtmatig gehandeld. Hierboven is uitgelegd dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] door het uitvoeren van pre-engineeringswerkzaamheden niet zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun overeenkomsten met [eiseres] . De werkzaamheden waren namelijk niet in strijd met de verplichtingen die zij tegenover [eiseres] hadden.
3.31.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat [gedaagde sub 2] (net als [gedaagde sub 3] ) de pre-engineeringswerkzaamheden heeft uitgevoerd in de tijd waarin zij voor [eiseres] werkzaam was en daarbij middelen van [eiseres] heeft gebruikt, maar dit is door [eiseres] niet nader onderbouwd en bovendien gemotiveerd betwist door [gedaagde sub 2] . Hij heeft namelijk aangevoerd dat hij de werkzaamheden met eigen bedrijfsmiddelen en in zijn eigen tijd heeft uitgevoerd. Hij werkte ook niet fulltime voor [eiseres] zoals hiervoor al aan bod is gekomen. Om deze reden zal de rechtbank aan deze stelling voorbij gaan.
3.32.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn ook niet ongerechtvaardigd verrijkt. De verrijking van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] door het ontvangen en verdelen van omzetten uit pre-engineeringswerkzaamheden en provisies was namelijk niet ongerechtvaardigd omdat het uitvoeren van deze werkzaamheden niet onrechtmatig was zoals hiervoor uitgelegd. Bovendien is het verdelen van de omzetten niet ten koste gegaan van [eiseres] ; zij is daardoor niet verarmd. De pre-engineeringswerkzaamheden waren namelijk niet concurrerend aan de werkzaamheden van [eiseres] en de bedongen provisies zijn niet ten koste gegaan van de winstmarge van [eiseres] .
3.33.
[eiseres] meent dat [gedaagde sub 1] ook tegenover [eiseres] aansprakelijk is op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. Maar [eiseres] heeft niet uitgelegd waarom van bestuurdersaansprakelijkheid sprake is. De rechtbank wijst dit dan ook af.
Geen groepsaansprakelijkheid
3.34.
Het oordeel dat [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] niet onrechtmatig hebben gehandeld, brengt ook met zich mee dat van groepsaansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 6:166 BW geen sprake is.
Contractuele boete ( [gedaagde sub 2] )
3.35.
De rechtbank wijst de gevorderde contractuele boete van € 160.000,- af. In 3.19 van dit vonnis heeft de rechtbank geconcludeerd dat [gedaagde sub 2] alleen pre-engineeringswerkzaamheden heeft uitgevoerd voor [onderneming 10] en [onderneming 8] ; dit zijn geen concurrenten van [eiseres] . De pre-engineeringswerkzaamheden voor deze partijen leidt dan ook niet tot overtreding van het concurrentiebeding.
3.36.
Aanvullend heeft [eiseres] uitgelegd dat [onderneming 7] concurrent is omdat [onderneming 7] , ten koste van [onderneming 2] , het project [project] heeft gekregen. Anders dan [eiseres] stelt is [onderneming 7] daarmee geen concurrent van [eiseres] , maar van [onderneming 2] (zie 3.12). Het concurrentiebeding gold echter slechts voor concurrenten van [eiseres] , en niet voor aan haar gelieerde ondernemingen, zodat van schending van het concurrentiebeding geen sprake is.
3.37.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] voor het eerst gesteld dat ook het zelfstandig drijven van een concurrerende onderneming onder de reikwijdte van het concurrentiebeding valt. Voor zover [eiseres] hiermee heeft bedoeld dat [gedaagde sub 2] ook een concurrerende onderneming is zoals bedoeld in het concurrentiebeding, dan wordt zij hierin niet gevolgd. Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde sub 2] alleen pre-engineeringswerkzaamheden heeft uitgevoerd voor [onderneming 10] en [onderneming 8] ; dit zijn geen concurrenten van [eiseres] .
[project] ( [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] )
[gedaagde sub 4] heeft geen afspraken geschonden en niet onrechtmatig gehandeld
3.38.
[gedaagde sub 4] heeft het concurrentie- en relatiebeding niet geschonden. Tussen [gedaagde sub 4] en [eiseres] zijn bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst namelijk aanvullende afspraken gemaakt. In deze aanvullende afspraken staat dat Koreaanse klanten zelf mochten beslissen of zij mee wilden gaan met [gedaagde sub 4] , of zouden kiezen voor [eiseres] . De Koreaanse klant [onderneming 16] heeft ervoor gekozen om met [gedaagde sub 4] mee te gaan. Zij heeft namelijk op 11 april 2021 de door [gedaagde sub 4] opgestelde offerte voor het project [project] geaccepteerd. Zoals tussen [gedaagde sub 4] en [eiseres] afgesproken heeft [eiseres] de keuze van [onderneming 16] te respecteren.
3.39.
Dat [gedaagde sub 4] onrechtmatig heeft gehandeld door het project [project] over te hevelen naar [onderneming 17] volgt de rechtbank evenmin. [eiseres] heeft onvoldoende uitgelegd welke gedraging [gedaagde sub 4] kan worden verweten en waarom deze gedraging onrechtmatig zou zijn. Slechts heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde sub 4] het project [project] naar [onderneming 7] heeft overgeheveld, maar dit is niet nader onderbouwd. Tegenover de niet onderbouwde stelling heeft [gedaagde sub 4] duidelijk gemaakt dat [onderneming 16] het project [project] bij [onderneming 7] heeft onderbracht omdat zij (1) hierdoor verzekerd was van de betrokkenheid van [gedaagde sub 4] en (2) [onderneming 2] zelf heeft aangegeven dat zij het project niet tijdig kon uitvoeren.
3.40.
Als onderbouwing hiervan heeft [gedaagde sub 4] een verklaring overgelegd van de heer [E] van [onderneming 19] Ltd . [onderneming 19] is in Korea een samenwerkingspartner van [onderneming 2] en vertegenwoordiger van [onderneming 16] . De heer [E] verklaart: “
I remember that [onderneming 16] ordered the project ( [project] ) to [onderneming 17] for the following reasons:
[onderneming 16] wanted to make contract with a company where [gedaagde sub 4 (voornaam)] (de Rechtbank leest: [gedaagde sub 4]
) was.
[eiseres] said they cannot keep the delivery time which is requested by [onderneming 16] .”
3.41.
Uit bovenstaande verklaring volgt dus dat [onderneming 16] er zelf voor heeft gekozen om met [gedaagde sub 4] mee te gaan. Gelet op de nadere afspraken over de werking van het concurrentie- en relatiebeding (zie randnummer 3.11), kan dit geen schending van het concurrentie- en relatiebeding opleveren. Bovendien heeft [onderneming 16] ervoor gekozen om de opdracht aan [onderneming 7] te gunnen omdat [eiseres] het project niet op tijd kon uitvoeren. Ook daaruit volgt dat [gedaagde sub 4] niets verweten kan worden.
3.42.
[eiseres] heeft nog betwist dat zij het project niet tijdig kon uitvoeren, maar aan deze betwisting is niet relevant. Ook als de mededeling van [onderneming 2] aan [onderneming 16] onjuist zou zijn geweest, kan dit niet aan [gedaagde sub 4] worden toegerekend. Hij heeft de mededeling namelijk niet gedaan.
3.43.
Dat [gedaagde sub 4] na afloop van zijn arbeidsovereenkomst met [eiseres] nog toegang had tot de administratie van [eiseres] en de offerte van [onderneming 7] aan [onderneming 16] overeenkomt met de eerdere offerte die [gedaagde sub 4] namens [onderneming 2] had opgesteld, is onvoldoende om daaruit een onrechtmatige gedraging af te leiden. [gedaagde sub 4] betwist bovendien dat hij nog toegang had tot de administratie. Slechts had hij toegang tot zijn e-mailaccount van [eiseres] zoals was afgesproken; op deze wijze kon hij namelijk nog lopende zaken afronden. Dat de offerte van [onderneming 7] lijkt op de eerdere offerte van [onderneming 2] is bovendien niet vreemd: [gedaagde sub 4] heeft beide offertes opgesteld.
[gedaagde sub 2] heeft de overeenkomst van opdracht niet geschonden
3.44.
Dat [gedaagde sub 2] haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht met [eiseres] heeft geschonden volgt de rechtbank eveneens niet. Anders dan [eiseres] stelt heeft [gedaagde sub 2] zich namelijk niet ingespannen om het project [project] bij [onderneming 2] weg te halen en door te sluizen naar [onderneming 7] . [onderneming 16] wilde namelijk zelf blijven samenwerken met [gedaagde sub 4] , zoals uit de verklaring van de heer [E] blijkt. Bovendien, zelfs als [gedaagde sub 2] zich heeft ingespannen om [onderneming 16] te bewegen het project [project] bij [onderneming 7] onder te brengen, levert dat geen schending op van de overeenkomst van opdracht tussen [gedaagde sub 2] en [eiseres] . Uit de overeenkomst van opdracht volgt namelijk dat [gedaagde sub 2] de markt van [onderneming 1] zou ontwikkelen. Het project [project] is nooit een potentieel project voor [onderneming 1] geweest, maar slechts voor [onderneming 2] .
3.45.
Van schending van het concurrentiebeding is evenmin sprake geweest. De rechtbank verwijst hiervoor naar randnummer 3.38.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben niet onrechtmatig gehandeld
3.46.
[eiseres] verwijt [gedaagde sub 2] dat zij onrechtmatig heeft gehandeld door het project [project] over te hevelen naar [onderneming 7] . Dit is door [eiseres] niet onderbouwd en door [gedaagde sub 2] wel betwist. De stelling van [eiseres] slaagt dus niet. De stelling dat [gedaagde sub 1] als bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld volgt de rechtbank evenmin; [eiseres] heeft niet uitgelegd waarom er van bestuurdersaansprakelijkheid sprake is.
Geen groepsaansprakelijkheid
3.47.
Omdat [gedaagde sub 4] , [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig hebben gehandeld, is van groepsaansprakelijkheid ook geen sprake.
De gevorderde wettelijke rente wordt afgewezen
3.48.
[eiseres] vordert in deze procedure over de schadebedragen wettelijke rente. Omdat de rechtbank de gevorderde schade afwijst, is er geen grond voor de wettelijke rente. Deze wordt daarom afgewezen.
Geen rechtmatig belang bij voorwaardelijke incidentele vordering
3.49.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat [gedaagde sub 1] c.s. niet is tekortgeschoten in de nakomingen van contractuele verplichtingen en niet onrechtmatig heeft gehandeld. Dit oordeel brengt mee dat de ingestelde voorwaardelijke incidentele vordering tot afgifte van stukken, of inzage in stukken, zoals bedoeld in de artikelen 162 en 843a Rv wordt afgewezen. [eiseres] heeft naar het oordeel van de rechtbank geen belang bij de vordering zoals ingesteld.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
3.50.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld. Zij wordt daarom in de proceskosten veroordeeld. Dit betekent dat zij haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [gedaagde sub 1] c.s. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. als volgt vastgesteld.
- griffierecht
8.519,-
- salaris advocaat
8.714,-
(2 punten × € 4.357,00)
Totaal
17.233,-
3.51.
Tot de proceskosten behoren ook de nakosten (kosten die na het vonnis zijn ontstaan). Die kosten worden vastgesteld op € 178,-. Als [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordelingen voldoet, en het vonnis daarna moeten worden betekend, dan moet [eiseres] € 92,- extra betalen en de kosten van de betekening.
3.52.
Als [eiseres] de proceskosten niet op tijd betaalt, moet zij ook de wettelijke rente daarover betalen. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 17.233,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de veroordeling onder 4.2,
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.J. Schoenaker, mr. B.G.W.P. Heijne en mr. S.M. van Meer en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.

Voetnoten

1.Pre-engineeringswerkzaamheden zijn bedoeld om de (financiële) haalbaarheid van een project in kaart te brengen.