Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord met 5 producties
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald
- de akte van [eiser] na de zitting met het bericht dat partijen niet tot een akkoord zijn gekomen. Daarbij heeft [eiser] een pagina 4 van het verzekeringsbericht van het UWV van 8 november 2023 als productie 23 ingediend. Deze productie was tijdens de zitting al in het bezit van [handelsnaam 1] , maar was nog niet ingediend bij de rechtbank.
€ 5.929,20 in de eindafrekening heeft ingehouden en dat [handelsnaam 1] de bedragen van € 3.557,52 voor te betalen verlofuren en € 3.489,64 voor te betalen vakantiegeld in de eindafrekening niet heeft onderbouwd;
€ 50.580,46 moet zijn en [handelsnaam 1] te veroordelen tot het verstrekken aan [eiser] van een aangepaste jaaropgave over 2022;
4.De beoordeling
€ 42.249. Dit is gelijk aan het (afgeronde) bedrag op de jaaropgave. Er is volgens [handelsnaam 1] daarom geen verschil tussen de loonstroken en de jaaropgave. De kantonrechter volgt deze uitleg. Het totaal van 11 x het maandsalaris van
€ 3.965,22 = € 43.617,42. Vermeerderd met het vakantiegeld van € 1.268,96, komt dit uit op een bruto jaarloon van € 44.886,38. Op de jaaropgave is een bedrag van € 2.640,57 aan pensioenpremies hierop in mindering gebracht, wat leidt tot een (fiscaal) loon van
€ 42.249,11. [eiser] heeft deze toelichting van [handelsnaam 1] niet bestreden. Nu de kantonrechter hiervoor heeft geconstateerd dat in mei 2022 te weinig vakantietoeslag is uitbetaald, moet het bruto jaarloon over 2022 echter zijn:
14 mei 2023 namelijk meegedeeld dat zij akkoord is met het ontslag per 1 juni 2023 en dat zij – als [eiser] weer beter is – niet zal vragen om de laatste paar weken te komen werken. Gelet op deze mededeling heeft [eiser] vanaf 14 mei 2023 recht op loon ongeacht of hij wel of niet ziek is. Door de mededeling van [handelsnaam 1] was [eiser] vanaf
14 mei 2023 vrijgesteld van werk. [handelsnaam 1] is daarom vanaf deze datum op grond van artikel 7:628 BW verplicht het loon te betalen, ook al heeft [eiser] toen niet meer gewerkt. Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de vordering tot betaling van loon over het tijdvak van 1 mei tot en met 13 mei 2023 niet-ontvankelijk zal verklaren en dat de vordering tot betaling van loon over het tijdvak van 14 mei 2023 tot en met 31 mei 2023 zal worden toegewezen. Dit is een bedrag van (18/31 x € 3.965,22 =) € 2.302,38 bruto.
juni 2022 tot en met april 2023 (11 maanden). Zoals hiervoor is geoordeeld, is [handelsnaam 1] over de maand mei 2023 nog € 2.302,38 bruto loon verschuldigd. Dat betekent dat [eiser] over dit bedrag nog aanspraak heeft op 8% vakantietoeslag, € 184,19 bruto.
€ 3.557,52 bruto daarmee onderbouwd. De gevorderde verklaring voor recht dat dit bedrag niet is onderbouwd, is daarom niet toewijsbaar.
5.De beslissing
- € 2.302,38 bruto voor salaris over de periode van 14 mei 2023 tot en met
- € 299,25 bruto voor vakantietoeslag tot en met mei 2022;
- € 184,19 bruto voor vakantietoeslag tot en met mei 2023;
1 mei 2024.