In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker had een vergunningaanvraag ingediend voor de vervanging van kozijnen aan de voorkant van zijn woning, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 18 oktober 2022 werd afgewezen. Verzoeker ging in bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 4 juli 2023. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken, waarbij hij verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college gaf aan dat er geen aanleiding was voor het vergoeden van proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken vanwege gewijzigde marktomstandigheden en niet omdat het college een ander standpunt heeft ingenomen. Volgens de rechtbank is er geen grond voor een proceskostenveroordeling, aangezien het college niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank concludeert dat het verzoek kennelijk ongegrond is en wijst het af.
De uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijn van zes weken.