ECLI:NL:RBMNE:2024:3148

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
UTR_23_4108
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep inzake omgevingsvergunning voor kozijnen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoeker had een vergunningaanvraag ingediend voor de vervanging van kozijnen aan de voorkant van zijn woning, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht op 18 oktober 2022 werd afgewezen. Verzoeker ging in bezwaar, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 4 juli 2023. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld, maar dit beroep later ingetrokken, waarbij hij verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.

De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college gaf aan dat er geen aanleiding was voor het vergoeden van proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken vanwege gewijzigde marktomstandigheden en niet omdat het college een ander standpunt heeft ingenomen. Volgens de rechtbank is er geen grond voor een proceskostenveroordeling, aangezien het college niet tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank concludeert dat het verzoek kennelijk ongegrond is en wijst het af.

De uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, met inachtneming van de wettelijke termijn van zes weken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4108

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. P.S. Folsche),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: mr. N.J. van Polanen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college in de proceskosten.
2. In een besluit van 18 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het college de vergunningaanvraag van verzoeker voor vervanging van kozijnen aan de voorkant van zijn woning afgewezen. Verzoeker is tegen dit besluit in bezwaar gegaan. In het besluit van
4 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft het college dit bezwaar ongegrond verklaard, met aanvulling van de motivering
3. Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verzoeker heeft dit beroep ingetrokken en daarbij verzocht om veroordeling van het college in de proceskosten.
4. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Het college heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen aanleiding bestaat voor het vergoeden van proceskosten.
5. De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. Het beroep van verzoeker was, gelet op een eerder verleende omgevingsvergunning, alleen gericht op de beslissing ten aanzien van de kozijnen aan de weerszijden van de voordeur. Op 15 december 2023 heeft verzoeker het beroep ingetrokken omdat het voor hem door gewijzigde marktomstandigheden niet meer haalbaar is om die kozijnen bij de voordeur te laten vervangen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen grond voor een proceskostenveroordeling. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift in de kosten worden veroordeeld als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de bezwaren uit het beroepschrift is tegemoetgekomen. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [2] volgt dat van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb slechts sprake is als het bestuursorgaan binnen de grenzen van het geding een in het bestreden besluit ingenomen standpunt herziet en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog neemt op gronden die erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Daarvan is in dit geval geen sprake. Verzoeker heeft het beroep immers ingetrokken omdat hij zijn bouwplan niet gaat uitvoeren vanwege gewijzigde marktomstandigheden, niet omdat het college een ander standpunt ten aanzien van de weigering van de omgevingsvergunning heeft ingenomen. Het college is dus niet tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
29 april 2024.
de rechter is verhinderd om deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816.