ECLI:NL:RBMNE:2024:3146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
16/297864-23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende woningoverval met bedreiging en afpersing, veroordeling tot gevangenisstraf en herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder diefstal met geweld, afpersing, bedreiging en vernieling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een gewapende woningoverval op 9 november 2023, waarbij de verdachte met een vuurwapen meerdere slachtoffers heeft bedreigd en gedwongen tot afgifte van waardevolle goederen. Tijdens de overval heeft de verdachte onder andere horloges en tassen van de slachtoffers gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook verantwoordelijk is voor de afpersing van een andere persoon in Abcoude, waarbij hij eveneens geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte toegewezen, aangezien hij zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder materiële en immateriële schade, toegewezen en de verdachte verplicht tot schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/297864-23; 16/330023-23 (gev. ttz); 13/033320-20 (herroeping VI) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ( [postcode] ) in [woonplaats] ,
thans verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 mei 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. de Nooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P. Lootsma, advocaat te 's-Gravenhage, alsmede de advocaat van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
16/297864-23
feit 1:
op 9 november 2023 in [plaats 1] , in een woning gelegen aan de [adres 2] , samen met (een) ander(en) (een) horloge(s) en/of (een) tas(sen) van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van (bedreiging met) geweld gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ;
feit 2:
op 9 november 2023 in [plaats 1] , in een woning gelegen aan de [adres 2] , samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van (een) horloge(s) en/of (een) tas(sen) van [slachtoffer 1] ;
feit 3:
op 9 november 2023 in Abcoude samen met (een) ander(en) een scooter en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of een pouch en/of een tas en/of een zonnebril van [slachtoffer 3] heeft gestolen door middel van (bedreiging met) geweld;
feit 4:
op 9 november 2023 in Abcoude samen met (een) anderen met (bedreiging met) geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een scooter en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of een pouch en/of een tas en/of een zonnebril van die [slachtoffer 3] ;
feit 5:
op 9 november 2023 in Abcoude [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
16/330023-23
op 7 november 2022 in Nigtevecht en/of Weesp opzettelijk en wederrechtelijk een elektronische enkelband met transponder en de bijbehorende mobiele opladers en laadstations, heeft vernield en/of weggemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder parketnummer 16/297864-23 feit 1, feit 4 en feit 5 en parketnummer 16/330023-23 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het onder parketnummer 16/297864-23 feit 1 en feit 4 ten laste gelegde medeplegen. Volgens de officier van justitie is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander niet gebleken.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder parketnummer 16/297864-23 feit 2 en feit 3 ten laste gelegde, omdat [slachtoffer 1] geen goederen heeft afgegeven en [slachtoffer 3] de spullen juist heeft afgegeven, en er daarbij geen sprake was van een wegnemingshandeling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal vrijgesproken moet worden van de onder parketnummer 16/297864-23 ten laste gelegde feiten, aangezien wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte de overvaller op plaats delict is geweest. De telefoon van verdachte heeft niet op de plaats delict aangestraald en het door aangevers en getuigen gegeven signalement van de dader komt niet overeen met het signalement van verdachte. Zo bestond bij aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] het vermoeden dat de dader Marokkaans was, terwijl verdachte geen Marokkaanse afkomst heeft. De raadsman heeft verder bepleit dat het proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] van 26 april 2024, waarin zij heeft verklaard verdachte ter terechtzitting van 20 februari 2024 als de overvaller te hebben herkend, niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Zo verschilt haar verklaring (waaraan zij verdachte als de overvaller herkent) op essentiële onderdelen met het eerder door haar gegeven signalement van de dader. Haar herkenning op zitting moet volgens de raadsman, alleen al gelet op de setting waarin deze heeft plaatsgevonden, als onbetrouwbaar worden aangemerkt.
In het geval de rechtbank vaststelt dat verdachte in Nigtevecht bij de woning van zijn ex-vriendin is geweest en aldaar goederen voorhanden heeft gehad die mogelijk bij de overval in Abcoude zijn weggenomen dan wel zijn afgegeven, maakt dat, gelet op het (ontlastende) signalement van de dader, nog niet dat verdachte de overval in Abcoude ook heeft gepleegd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder parketnummer 16/330023-23 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak 16/297864-23 feit 2 en feit 3
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder parketnummer 16/297864-23 feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van horloges en/of tassen, nu uit de verklaring van die [slachtoffer 1] blijkt dat zij de kluis voor verdachte heeft geopend en verdachte zelf de genoemde goederen uit de kluis heeft gepakt, ofwel heeft weggenomen.
De rechtbank acht het daarnaast niet bewezen dat verdachte de scooter van [slachtoffer 3] heeft gestolen. Uit de verklaring van [slachtoffer 3] blijkt dat zij haar scooter (met in de buddyseat de overige ten laste gelegde goederen) aan verdachte heeft overhandigd, nadat verdachte haar met een wapen in zijn hand heeft vermaand deze aan haar te geven. Nu sprake is van het onder dwang afgeven van goederen en geen wegnemingshandeling door verdachte is verricht, moet hij worden vrijgesproken van de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal met geweld.
Bewijsmiddelen
T.a.v. 16/297864-23 feit 1, feit 4 en feit 5 [1] :
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Adres: [adres 2] .
Plaats: [plaats 1] . [2]
Op 9 november 2023 was ik rond 18:15 uur thuis. Toen zag ik hem. Ik zag een vuurwapen. Een lang wapen [3] . De man zei tegen mij: "Roep je kind terug, anders schiet ik hem dood." De overbuurman kwam op mij afgelopen. De man sleurde de overbuurman mee en richtte het vuurwapen op hem. De man zei dat de overbuurman mee moest lopen. Ik zag dat hij met de kolf van zijn geweer mijn overbuurman wilde slaan. Hij riep tegen mij: "Doe de deur open, doe de deur open!" en zei tegen de overbuurman: "Jij moet ook meekomen."
Toen we bij de voordeur stonden riep de man: "Doe open" terwijl hij mij met de punt van het wapen in mijn rug duwde. Hij bleef mij in mijn rug duwen en riep: "De kluis, de kluis." De man pakte de spullen uit de kluis. Dit waren 3 tassen en het etui met 4 horloges. [4]
V: Hoe zag deze etui eruit?
A: Donkergrijze etui. [5]
Buiten aangekomen zag ik dat de man richting [straat 1] rende. Een paar seconden later kwam de dader aangereden op een scooter. Ik zag dat hij mijn spullen bij zich had.
De buurman vertelde mij later dat hij met zijn auto achter de dader aan ging. [6]
De buurman had onderweg een tas van mij teruggevonden.
Signalement verdachte:A: Ik zag dat zijn gezicht bedekt was. Er was alleen een opening van zijn neus tot net onder zijn wenkbrauwen
Wapen verdachte
A: De onderkant was bruin. De bovenkant was donker. [7]
V: Op welke manier hield de man het wapen vast?
A: later richtte hij op mij. [8]
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft (ook) onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik zag dat de man tijdens de overval contact had met iemand anders. Ik zag namelijk
dat hij aan het praten was tijdens de overval. [9]
Aangever [slachtoffer 4] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 9 november 2023 omstreeks 18:30 liep ik naar buiten. Ik zag een man in het donker gekleed met een geweer in zijn handen op de oprit van [adres 2] te [plaats 1] te voorschijn komen. [10] Het was een lang jachtgeweer. Ik hoorde de man roepen dat ik moest blijven staan en bij hem moest blijven. De man richtte op dat moment het wapen op mij. Ik hoorde de man richting mijn overbuurvrouw roepen dat ze naar binnen moest naar de kluis. Vervolgens zag ik dat de man in mijn richting uithaalde met de kolf van het geweer wat hij in zijn hand had. De man haalde het wapen van achter naar voren richting mijn hoofd. Ik hoorde de man zeggen "meelopen naar binnen", onder bedreiging en het opnieuw richten van het wapen op mij en de overbuurvrouw. Ik kan de man als volgt omschrijven: Zwarte sjaal voor zijn mond en neus. [11]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:Op 9 november 2023, omstreeks 18:16, uur reed ik op mijn scooter te Abcoude. Mijn scooter is van het merkVespa en voorzien van kenteken [kenteken] . De benzinetank op mijn scooter was bijna leeg. Ik zag dat een man die 4 tassen in zijn armen hield en een tas tussen zijn benen. Ik zag dat hij een vuurwapen van circa 70/80 cm lang in zijn rechter oksel gekneld hield. Het handvat was bruin en de lopen waren grijs. Ik hoorde hem het volgende roepen: ''Geef mij jouw scooter!'' Ik stapte af van mijn scooter en deze gaf ik aan hem. Ik zag dat hij op de scooter stapte en dat hij wegreed in de richting van [straat 2] te Abcoude. [12]
Aan mijn sleutelbos hing een Louis Vuitton pouch. In mijn buddyseat zat een shopper bag. een Rayban zonnebril. Ook zaten mijn rijbewijs en kentekenbewijs in de Louis Vuitton pouch. Al deze goederen zijn weggenomen door deze man. [13]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:A: De man die mijn scooter heeft gestolen droeg een bivakmuts. [14]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:Op 9 november 2023 werd getuige gehoord. [getuige] heeft verklaard:
Ik woon bij mijn vriendin, genaamd [A] op de [adres 3] te [plaats 2] . Ik hoorde dat er werd aangebeld. Ik zag een man. Ik zag dat deze man een geweer voor zich hield. Ik zag dat dit een lang geweer betrof van ongeveer één meter. Dit geweer was houtkleurig met metaal. Toen ik de man aankeek zag ik dat het de ex-vriend van mijn vriendin [A] betrof, genaamd [verdachte] . [15] In de slaapkamer zag ik dat hij een kledingstuk uit deed. Dit was volgens mij een vest of een hoodie. Ik zag dat hij op het bed ook een balaclava en een sleutelbos had neergelegd. Ik denk dat [verdachte] het warm had, want hij stonk naar zweet. Ik zag dat [verdachte] een soort horloge doosje bij zich had. Dit is een doosje waarin je meerdere horloges kan opbergen. Dit doosje was grijs van kleur.
Ik zag dat [verdachte] naar de schuur liep. Toen was hij binnen. [16]
In de verklaring spreekt de getuige over een balaclava. Dit betreft een bivakmuts. [17]
Verklaring verdachte ter zitting:
Ik word ook wel [verdachte] genoemd [18] .
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] hebben onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:Op 9 november 2023 troffen wij ter plaatse:
[A] ,
GBA: [adres 3] , [plaats 2] .
Wij hoorden haar het volgende verklaren:
Ik werd omstreeks 19:16 uur gebeld door mijn huidige vriend. Ik hoorde mijn vriend zeggen dat ik niet naar huis mocht komen. Even later kwam ik thuis aan. Ik denk een aantal minuten. Ik hoorde de stem van mijn ex-vriend. Ik hoorde het geluid van de schuurdeur die tegen de muur aan klapte. [19]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:Op 9 november 2023 omstreeks 19.30 uur hoorde ik via de portofoon dat er collega’s naar de [adres 3] te [plaats 2] werden gestuurd. Besloten werd om naar de woning te rijden. [20]
Ik ben naar de stenen schuur gelopen. Bij binnenkomst in de schuur zag ik dat er een zwart vestje lag. Toen ik het optilde voelde ik dat er iets in de zakken zat. Ik zag dat het een bos sleutels was met daaraan een klein tasje. Ik zag dat er een sleutel aan zat welke van een Vespa scooter was. Ik heb het vest vervolgens weer teruggelegd.
Na een aantal minuten zag ik dat [A] naar de schuur liep. [21] Kimberly had opeens een zwart vest in haar handen. Zij zei deze is helemaal niet van mij. Dit vest betrof het vest waar ik eerder de bos met sleutels uit had gepakt. Ik hoorde [A] zeggen dat deze sleutelbos niet van haar was. Direct hierna hoorde ik [getuige] , haar nieuwe vriend, zeggen dat [verdachte] deze sleutelbos op het bed had gegooid. [22]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Forensisch onderzoek plaats delict [adres 3] [plaats 2] : [23] Wij liepen naar het schuurtje. Wij zagen links in de hoek een zwarte jas liggen. Wij constateerden dat in de jaszak een mobiele telefoon zat
. [24] Wij constateerden dat in de linker jaszak een sleutelbos zat met een roze scootersleutel en een Louis Vuitton mapje. Wij zagen dat in het Louis Vuitton mapje een rijbewijs op naam van aangeefster [slachtoffer 3] en een kentekenbewijs van de gestolen scooter met kenteken [kenteken] zat.
Sporendragers- kleding (jas): AANW9394NL. [25]
Uit het rapport Forensisch DNA-onderzoek van het TMFI blijkt onder meer het volgende:
Resultaat: [26]
Bemonstering
DNA-profiel DNA-profiel
Mogelijke donor van DNA
Binnenzijde kraag jas
AANW9394NL#01
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal drie donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
Verdachte [verdachte]
Binnenzijde
mouwboord jas
AANW9394NL#02
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal vier donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek.
DNA-mengprofiel afkomstig van minimaal vier donoren,
van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijkend
DNA-onderzoek.
Verdachte [verdachte] *
Berekening van de bewijskracht:
*Berekening ten aanzien van verdachte [verdachte] RABL4892NL
- Hypothese 1: de bemonstering bevat DNA van verdachte [verdachte] RABL4892NL en twee onbekende personen.
- Hypothese 2: de bemonstering bevat DNA van drie onbekende personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneerhypothese 2 juist is. [27]
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hebben onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:Wij hadden het vermoeden dat de scooter zonder benzine was geraakt en de scooter onderweg was achtergelaten. [28] Hierop hebben wij via Google maps de fietsroute tussen beide PD’s afgelegd. [29]
Wij reden over de [straat 3] te Abcoude en zagen een scooter liggen. Wij zagen dat het kenteken [kenteken] overeenkwam met de gestolen scooter. [30]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:Route en reistijd tussen de plaatsen delict: [31]
Na onderzoek werd de scooter aangetroffen op de [straat 3] in Abcoude. Via het politieatlas programma kon ik zien dat deze straat op de fietsroute ligt van Abcoude naar Nigtenvecht. De kortste route van het plaats delict Abcoude, via de [straat 4] naar de [straat 3] , waar de scooter is aangetroffen, naar de [adres 3] [plaats 2] is in totaal 6.76 kilometer. [32]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft onder meer - zakelijk weergeven - het volgende verklaard:
De telefoon van verdachte [verdachte] werd in beslag genomen. [33]
Locatie 9 november 2023:Na het incident op 9 november 2023 peilde, omstreeks 19:30 uur, het toestel uit op de [straat 5] in Nigtevecht en omgeving Nigtevecht op basis van de GPS coördinaten van het toestel. [34]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft onder meer - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Op 9 november 2023 werd aan de [adres 3] te [plaats 2] in de schuur een zwart vest aangetroffen met hierin een mobiele telefoon van het merk Nokia.
Bovengenoemde Nokia was voorzien van het telefoonnummer/IMEI * [telefoonnummer] . [35]
Bevindingen historische verkeersgegevens * [telefoonnummer] : aangestraalde mast Abcoude
Datum: 09-11-2023;
Tijd: 18:07:55 uur;
Type: gesprek 1533 sec;
Adres: [adres 4] te [plaats 1] ; [36]
T.a.v. 16/330023-23 [37]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder parketnummer 16/330023-23
ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 mei 2024;
  • de aangifte van [aangever] namens DV&O (Dienst Vervoer en Ondersteuning)
Bewijsoverwegingen
T.a.v. 16/297864-23 feit 1, feit 4 en feit 5
Op 9 november 2023 wordt aangeefster [slachtoffer 1] rond 18:15 overvallen door een man met een lang vuurwapen. Aangeefster leidt de man, die tijdens de overval telefonisch contact lijkt te hebben met (een) ander(en), naar de kluis in haar woning en de man neemt hieruit tassen en een (grijze) etui met horloges mee. Rond diezelfde tijd rijdt aangeefster [slachtoffer 3] op haar scooter (met lage benzinestand) in de buurt van het adres van [slachtoffer 1] in Abcoude. Een man met een lang (bruin) vuurwapen en meerdere tassen in zijn handen, dwingt haar de scooter af te geven, wat zij vervolgens doet. [slachtoffer 1] ziet kort nadat het incident in haar woning is afgelopen, de dader met haar spullen op een scooter langsrijden. De rechtbank heeft dan ook de overtuiging gekregen dat dat de dader van de woningoverval dezelfde persoon is die de scooter van [slachtoffer 3] heeft afgenomen.
Rond 19:30 krijgen verbalisanten een melding dat verdachte op de [adres 3] te [plaats 2] (de woning van zijn ex-vriendin) aanwezig is. De telefoon van verdachte peilde op dat moment ook uit in de buurt van dit adres. Verdachte stond volgens de getuige (de huidige vriend van de ex-vriendin van verdachte) bezweet voor de deur met een (houtkleurig) lang vuurwapen, alsook een (grijs) horlogedoosje, in zijn bezit. Onderzocht is dat de afstand tussen de [straat 4] (en dus ook de [straat 2] ) naar de [straat 3] , waar de afgegeven scooter later is aangetroffen, naar de [adres 3] [plaats 2] in totaal 6.76 kilometer is. Dit betreft een afstand die in het gegeven tijdsbestek (tussen 18:16 uur en 19:30 uur) door verdachte (deels) te voet te overbruggen is geweest.
Verdachte is volgens de getuige aldaar in Nigtevecht enige tijd in de schuur geweest, waarna hij door (een) onbekende(n) is opgehaald. In de schuur wordt vervolgens een (achtergelaten) vest aangetroffen, dat niet van de ex-vriendin van verdachte is en waarop (zo concludeert de rechtbank op basis van het TMFI-rapport) DNA van verdachte is aangetroffen. In de zakken van dit vest zijn onder andere de scootersleutels, het rijbewijs en kentekenbewijs van aangeefster [slachtoffer 3] aangetroffen, als ook een Nokia telefoon, die ten tijde van de woningoverval in de buurt van het adres van [slachtoffer 1] aanstraalde in verband met een uitgaande oproep van ongeveer 26 minuten. Gelet op het door de getuige beschreven lange vuurwapen en het horlogedoosje, alsmede de aangetroffen spullen van [slachtoffer 3] , bestaat er een duidelijke link tussen de feiten gepleegd in Abcoude en de woning in Nigtevecht.
Dat verdachte er voor heeft gezorgd dat deze spullen in de woning zijn beland, acht de rechtbank ook bewezen, gelet op de verklaring van [getuige] en het DNA op het vest in de schuur.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook de overvaller in Abcoude is geweest. Daarvoor is verder het tijdsverloop tussen het moment waarop de feiten zijn gepleegd en verdachte voor de deur stond in Nigtevecht van belang en dat hij daar bezweet aankwam, terwijl de vluchtscooter op de route tussen Abcoude en Nigtevecht is teruggevonden.
Het scenario dat verdachte wel met het wapen en de weggenomen goederen voor de deur stond in Nigtevecht, maar dat hij niet de overvaller is geweest, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft daar niet over verklaard. Verdachte heeft, ook nog ter terechtzitting, wisselend en tegenstrijdig verklaard over waar hij de avond van 9 november 2023 was.
De door de raadsman genoemde contra-indicatie dat de dader van de ten laste gelegde feiten vermoedelijk Marokkaans is doet, gelet op het sterke belastende bewijs in het dossier, niet af aan de overtuiging van de rechtbank.
Vrijspraak medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 16/297864-23 feit 1 en feit 4 ten laste gelegde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat het enkele gegeven dat verdachte ten tijde van de woningoveral mogelijk telefonisch contact had met (een) ander(en) onvoldoende is voor het aannemen van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit onderdeel in de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
16-297864-23
feit 1:
op 9 november 2023 te [plaats 1] in een woning gelegen aan de [adres 2] , horloges en tassen die ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte, toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door
- naar de woning gelegen aan de [adres 2] te gaan, terwijl hij verdachte een bivakmuts droeg en
- aldaar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend aan/op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te tonen en/of te richten en
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] de voordeur moest openmaken en dat die [slachtoffer 1] haar wegrennende zoon, te weten [slachtoffer 2] , moest terugroepen omdat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] anders zou neerschieten en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de rug van die [slachtoffer 1] te duwen en te zeggen dat die [slachtoffer 1] de kluis moest openmaken en voornoemde goederen uit de opengemaakte kluis heeft gepakt;
feit 4:
op 9 november 2023 te Abcoude met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken] ) en rijbewijs en kentekenbewijs en pouch (Louis Vuitton) en tas en zonnebril (Rayban) die aan die [slachtoffer 3] toebehoorden, door
- terwijl hij, verdachte, een bivakmuts droeg, aldaar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 3] te tonen en
- tegen die [slachtoffer 3] te roepen: "Geef mij jouw scooter", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
feit 5:
op 9 november 2023 te Abcoude [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 4] te richten en aan die [slachtoffer 4] te tonen en daarbij te roepen dat die [slachtoffer 4] moest blijven staan en "meelopen naar binnen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit te halen in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 4] ;
16-330023-23
op 7 november 2022 te Weesp opzettelijk en wederrechtelijk een elektronische enkelband met een transponder van het type Buddi, de bijbehorende mobiele opladers en de bijbehorende mobiele laadstations, die aan Dv&O toebehoorden heeft vernield en/of weggemaakt;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-297864-23
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 4: afpersing;
feit 5: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
16-330023-23: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken;

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: 38v-maatregel) voor de duur van 2 jaar aan verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] en haar gezin en een gebiedsverbod voor Abcoude.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat en heeft zich wat betreft de eventuele oplegging van een 38v-maatregel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval, waarbij hij meerdere personen heeft bedreigd met een groot vuurwapen (althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp), door dit op hen te richten en hiermee af te dwingen dat hem toegang werd gegeven tot de kluis, waarin waardevolle spullen lagen. Bij de start van het gewelddadige incident waren de kinderen van [slachtoffer 1] aanwezig. Zij konden gelukkig snel wegkomen. Dat er kinderen aanwezig waren heeft verdachte er niet van weerhouden zijn strafbare handelen door te zetten. Zo heeft hij zelfs gedreigd met het doodschieten van de 6-jarige zoon van [slachtoffer 1] als hij niet terug zou komen. Na het plegen van de woningoverval heeft verdachte [slachtoffer 3] , met hetzelfde langwerpige vuurwapen, gedwongen haar scooter af te geven. Verdachte heeft met zijn handelen de eigendommen van anderen toegeëigend en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers bedreigd en/of aangetast. Het moet voor de slachtoffers een zeer beangstigende situatie zijn geweest. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen voordeel en niet stilgestaan bij de gevolgen die de gewelddadige feiten bij slachtoffers teweeg konden brengen, en voor zover hij daar wel bij heeft stilgestaan heeft hij zich daardoor niet laten weerhouden. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat een woning een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich in hun eigen woning angstig hebben gevoeld, tot anderhalve week na het incident niet thuis hebben geslapen én kampen met PTSS-klachten ten gevolge van het geweldsincident, rekent de rechtbank verdachte aan.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan vernieling. Hij heeft zijn enkelband losgeknipt en verstopt, als ook de bijbehorende mobiele opladers en laadstations weggemaakt. Verdachte heeft met zijn handelen schade veroorzaakt en geen respect getoond voor andermans eigendom.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 maart 2024 op naam van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermaals onherroepelijk (op 29 januari 2021, 17 januari 2020 en 3 juni 2019) voor gewelds- en/of vermogensfeiten is veroordeeld, waardoor sprake is van recidive. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het advies van de reclassering van 16 februari 2024, opgesteld door mevrouw M. Broekstra, reclasseringswerker. De reclassering beschrijft dat verdachte kwetsbaar is en een problematische jeugd heeft gehad. Zo is hij op zijn 16e levensjaar uit huis geplaatst. Ook is bij verdachte sprake van psychische problematiek, zoals ADD en impulsiviteit, wat lijkt door te werken in de keuzes die hij maakt. Op dit moment ontbreekt het verdachte aan een stabiele huisvesting en is mogelijk sprake van langdurig cannabisgebruik. Begeleiding lijkt dan ook geïndiceerd. Anderzijds wordt benoemd dat, ondanks de inzet vanuit de reclassering, verdachte in beeld blijft komen bij justitie voor ernstige strafbare feiten. Zo is het, indien het aan verdachte ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, de tweede keer dat hij tijdens het lopende toezicht in het kader van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) recidiveert. Ook lijkt verdachte, gedurende het toezicht moeite te hebben met het nakomen van afspraken. Het gaat dan om het niet voldoen aan de meldplicht en het leeg laten lopen en (uiteindelijk) doorknippen van de enkelband.
Gelet op het hoge recidiverisico en het feit dat verdachte niet tot gedragsverandering lijkt te komen, adviseert de reclassering een straf aan verdachte op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering ziet op dit moment geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Indien de rechtbank besluit tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, dan kan de reclassering in het kader van een detentie en re-integratietraject opnieuw kijken naar de mogelijkheden voor een plan van aanpak. Gelet op de ernst van de delicten en de aanwezigheid van meerdere slachtoffers heeft de reclassering wel geadviseerd een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor Abcoude op te leggen.
Beoordeling van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die doorgaans bij vergelijkbare feiten worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten voor de strafoplegging van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet op de aard en ernst van de feiten en het strafblad van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank met geen andere straf worden volstaan dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank neemt wel in strafmatigende zin in aanmerking dat verdachte nog relatief jong (25 jaar) is en er bij hem sprake is van een problematische jeugd en psychische problematiek. Ondanks dat begeleiding geïndiceerd lijkt, ziet de reclassering, gelet op (onder andere) het feit dat verdachte binnen het huidige v.i. toezicht meermaals is gerecidiveerd en gemaakte afspraken niet is nagekomen, geen mogelijkheden verdachte in een voorwaardelijk kader te begeleiden. De rechtbank acht de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ook niet op zijn plaats. Gelet op de hoogte van de op te leggen straf, is dat wettelijk gezien ook niet mogelijk. Als en zodra verdachte in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidsstelling, kan van daaruit gezocht worden naar een kader om het recidiverisico te verminderen.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tot slot ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte een 38v-maatregel in de vorm van een contactverbod met (het gezin van) [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor Abcoude, op te leggen. De rechtbank acht een dergelijke maatregel niet noodzakelijk ter beveiliging van de slachtoffers, nu verdachte eerst de opgelegde langdurige gevangenisstraf zal moeten ondergaan en aansluitend kan worden bekeken welke voorwaarden ook op dit punt dan nog noodzakelijk zijn

9.BESLAG

Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • een telefoon van Apple (3250381);
  • een telefoon van Nokia (3249581);
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen telefoons terug te geven aan de rechthebbende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen geen ander standpunt
ingenomen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de rechthebbende van de in beslag genomen telefoon van Apple, aangezien het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de Nokia telefoon verbeurdverklaren, nu met behulp van deze telefoon de woningoverval is gepleegd.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 22.360,41. Dit bedrag bestaat uit € 12.360,41 materiële schade en € 10.000 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 16-297864-23 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 10.000. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feit.
De Dienst Vervoer en Ondersteuning (hierna: Dv&O) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 544,50. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder parketnummer 16/330023-23 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen, nu sprake is van rechtstreekse schade en deze allen goed zijn onderbouwd. De officier van justitie heeft gevorderd de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
T.a.v. de vorderingen benadeelde partij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in hun vordering.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd de benadeelde [slachtoffer 1] in haar vordering - voor zover deze ziet op de materiële schadevergoeding voor de aanschaf van een nieuw alarmsysteem (ter waarde van € 12.172,91) - niet-ontvankelijk te verklaren, nu geen sprake is van een rechtstreeks verband. Volgens de raadsman is een gevaar voor herhaling dat verdachte zich opnieuw bij de woning van de benadeelde zal ophouden, vereist. Daarnaast is ook geen sprake van rechtstreekse schade, om de reden dat de naam van de benadeelde partij niet op de overgelegde factuur van de beveiligingsapparatuur staat genoteerd.
Ten aanzien van de schadepost ‘eigen bijdrage zorgverzekering’ heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman bepleit dat de gevorderde bedragen te hoog zijn en deze gematigd moeten worden.
T.a.v. de vordering benadeelde partij Dv&O
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij Dv&O gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
T.a.v. de vorderingen benadeelde partij [slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2]
Immateriële schade
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek. Deze vergoeding kan worden toegekend indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Zo hebben de benadeelden te kampen met PTSS-klachten en slaapproblemen en plast [slachtoffer 2] (weer) regelmatig uit angst in bed. De rechtbank overweegt dat de aard en de ernst van de normschending in de huidige zaak met zich brengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. Daar komt bij dat ten aanzien van beide benadeelden ook kan worden vastgesteld dat er sprake is van geestelijk letsel, in de vorm van PTSS, wat door een arts is vastgesteld. Gelet op de aard en ernst van de normschending en de nadelige gevolgen die geweldsfeiten als deze, naar algemene ervaringsregels, en blijkens de onderbouwing van de vorderingen, teweeg brengen, stelt de rechtbank het toe te wijzen bedrag naar billijkheid vast tot een bedrag van € 4.000 per benadeelde partij.
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. Voor het overige worden zij niet-ontvankelijk verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade
Omdat de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen, komt ook voor vergoeding in aanmerking het niet door de verzekeraar vergoede deel van ondergane behandeling (coaching en therapie) door benadeelde (€ 187,50). Die kosten zijn een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde en voldoende onderbouwd.
Wat betreft de gevorderde vergoeding voor de aanschaf van een verbeterd alarmsysteem (met beveiligingscamera’s, bewegingsmelders, een schriklamp en een alarmknop) van € 12.172,91, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde feit. De rechtbank begrijpt dat er, ten gevolge van het handelen, angstgevoelens bij benadeelde zijn ontstaan. Op basis van het dossier zijn er echter geen aanwijzingen waaruit blijkt dat verdachte zich in de toekomst naar de woning van benadeelde zal begeven. Nu een dergelijk gevaar voor (toekomstig) belastend gedrag jegens benadeelde ontbreekt, bestaat er onvoldoende rechtstreeks verband tussen het bewezenverklaarde en deze gestelde schadepost. De benadeelde zal voor dit deel van haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor een totaalbedrag van € 4.187,50 en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Voor een totaalbedrag van € 4.000 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.187,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 51 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ook ten behoeve van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.000 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 50 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
T.a.v. de vordering benadeelde partij Dv&O
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank acht de gevorderde materiële schade, te weten de vergoeding voor het kwijtraken van de enkelband en opladers/oplaadstations en het vernielen van de beveiligingsstrip (totaalbedrag: € 544,50) een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde en is van oordeel dat de genoemde posten voldoende onderbouwd zijn.
Wettelijke rente en proceskosten
De rechtbank zal aldus de vordering voor een totaalbedrag van € 544,50 toewijzen, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 7 november 2022 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal aan verdachte voor dit bedrag geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu DV&O in staat moet worden geacht deze vordering zelf te incasseren.

11.HERROEPING VAN DE VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSTELLING

Verdachte is op 29 januari 2021 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren (parketnummer: 13/033320-20). Deze veroordeling is op 13 februari 2021 onherroepelijk geworden en op dezelfde dag is de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf begonnen.
Bij beslissing van 22 maart 2022 is voor deze veroordeling voorwaardelijke invrijheidstelling verleend, waarna verdachte op 11 april 2022 feitelijk in vrijheid is gesteld met een proeftijd van 730 dagen, en een strafrestant van 365 dagen. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Op 29 december 2022 is de v.i. door de rechtbank te Amsterdam herroepen voor een
periode van 90 dagen vanwege het overtreden van de bijzondere voorwaarden. Daarna is
de v.i. op 23 mei 2023 door de rechtbank te Amsterdam uitgesteld voor een periode van
maximaal 60 dagen. Voorts is op 22 augustus 2023 door de rechtbank te Amsterdam de
proeftijd van de v.i. verlengd met een periode van 365 dagen. Het strafrestant is thans
vastgelegd op 242 dagen en de v.i. proeftijd zal aflopen op 13 september 2024.
8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de gehele herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 242 dagen te gelasten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite integrale vrijspraak van het onder 16/297864-23 ten laste gelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat verdachte zich gedurende de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan (ernstige) strafbare feiten, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. Dat betekent dat verdachte de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarde om geen nieuwe strafbare feiten te plegen heeft overtreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de voorwaardelijke invrijheidstelling in zijn geheel te herroepen. De reclassering beschrijft in haar rapportage van 16 februari 2024 ook dat er geen redenen zijn om niet tot (volledige) herroeping over te gaan. De rechtbank vindt het ernstig dat verdachte geen gebruik heeft gemaakt van de kans die hem is gegeven en geen positieve gedragsverandering heeft laten zien.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank gelasten dat verdachte het resterende gedeelte van de gevangenisstraf die als gevolg van de toepassing van de regeling v.i. eerder niet ten uitvoer is gelegd, te weten 242 dagen, alsnog moet ondergaan.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder parketnummer 16/297864-23 feit 2 en feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder parketnummer 16/297864-23 feit 1, feit 4 en 16/330023-23 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vijf jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
 een telefoon van Apple (3250381);
- verklaart verbeurd:
 een telefoon van Nokia (3249581);
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 4.187,50, bestaande uit
€ 187,50 materiële schade en € 4.000 immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor het deel van de meer gevorderde immateriële schade kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 4.187,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 51 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 4.000,-, bestaande uit immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 4.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 november 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 50 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij De Dienst Vervoer en Ondersteuning (Dv&O)
  • wijst de vordering van Dv&O toe tot een bedrag van € 544,50, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Dv&O van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
  • wijst toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling met parketnummer 13/033320-20 en VI-nummer 99/001271-21;
  • gelast dat het gedeelte van de gevangenisstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, voor deze periode alsnog moet worden ondergaan, te weten voor de duur van 242 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en O. Böhmer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.W. Hekker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 mei 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/297864-23
1
hij, op of omstreeks 9 november 2023 te [plaats 1] , gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, (in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer horloges en/of een of meer tassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- naar de woning gelegen aan de [adres 2] te gaan, terwijl hij verdachte een bivakmuts, althans gezichtsbedekking, droeg en/of
- ( aldaar) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) aan/op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te tonen en/of te richten en/of
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] de voordeur moest openmaken en/of dat die [slachtoffer 1] haar wegrennende zoon, te weten [slachtoffer 2] , moest terugroepen omdat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] anders zou neerschieten en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de rug van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te zeggen dat die [slachtoffer 1] de kluis moest openmaken en/of voornoemde goederen uit de opengemaakte kluis heeft gepakt;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij, op of omstreeks 9 november 2023 te [plaats 1] , gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, (in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer horloges en/of een of meer tassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of een derde toebehoorde(n), door
- naar de woning gelegen aan de [adres 2] te gaan, terwijl hij verdachte een bivakmuts, althans gezichtsbedekking, droeg en/of
- ( aldaar) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) aan/op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te tonen en/of te richten en/of
- te zeggen dat die [slachtoffer 1] de voordeur moest openmaken en/of dat die [slachtoffer 1] haar wegrennende zoon, te weten [slachtoffer 2] , moest terugroepen omdat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] anders zou neerschieten en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de rug van die [slachtoffer 1] te duwen en/of te zeggen dat die [slachtoffer 1] de kluis moest openmaken en/of voornoemde goederen uit de opengemaakte kluis heeft gepakt;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
3
hij, op of omstreeks 9 november 2023 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken] ) en/of rijbewijs en/of kentekenbewijs en/of pouch (Louis Vuitton) en/of een tas en/of zonnebril (Rayban), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- terwijl hij, verdachte, een bivakmuts, althans gezichtsbedekking, droeg, (aldaar) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) aan/op die [slachtoffer 3] te tonen en/of te richten en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te roepen: "Geef mij jouw scooter", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 9 november 2023 te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken] ) en/of rijbewijs en/of kentekenbewijs en/of pouch (Louis Vuitton) en/of een tas en/of zonnebril (Rayban), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of een derde toebehoorde(n), door
- terwijl hij, verdachte, een bivakmuts, althans gezichtsbedekking, droeg, (aldaar) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, (dreigend) aan/op die [slachtoffer 3] te tonen en/of te richten en/of
- tegen die [slachtoffer 3] te roepen: "Geef mij jouw scooter", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
5
hij, op of omstreeks 9 november 2023, te Abcoude, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, [slachtoffer 4] , heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 4] te richten en/of aan die [slachtoffer 4] te tonen en/of daarbij te roepen dat die [slachtoffer 4] moest blijven staan en/of "meelopen naar binnen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, uit te halen in de richting van het hoofd, althans het lichaam van die [slachtoffer 4] ;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
16/330023-23
hij op of omstreeks 7 november 2022 te te Nigtevecht, gemeente Stichtse Vecht en/of Weesp, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een elektronische enkelband met een transponder van het type Buddi, de bijbehorende mobiele opladers en de bijbehorende mobiele laadstations, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Dv&O, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 november 2024, genummerd 2023345204, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 516. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 101.
3.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 102.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 103.
5.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 105.
6.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 103.
7.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 104.
8.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina 105.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 40.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 110.
11.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , pagina 111.
12.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 66.
13.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 67.
14.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 3] , pagina 71.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 73.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 74.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 75.
18.Verklaring verdachte ter zitting van 7 mei 2024.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 120.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 76.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 77.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 78.
23.Een proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek plaats delict [adres 3] [plaats 2] ), pagina 233.
24.Een proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek plaats delict [adres 3] [plaats 2] ), pagina 234.
25.Een proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek plaats delict [adres 3] [plaats 2] ), pagina 235.
26.Een geschrift, te weten een rapport Forensisch DNA-onderzoek van het TMFI, pagina 312.
27.Een geschrift, te weten een rapport Forensisch DNA-onderzoek van het TMFI, pagina 313.
28.Een proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 5] THV [plaats 1] ), pagina 252.
29.Een proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 5] THV [plaats 1] ), pagina 252 en 253.
30.Een proces-verbaal van bevindingen forensisch onderzoek plaats delict ( [adres 5] THV [plaats 1] ), pagina 253.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 369.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 370.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 276.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 279.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 285.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 286.
37.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 januari 2024, genummerd PL0900-2023105024, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 33. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
38.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 6 t/m 8.